| Jordanie, 
        Syrie, Turkije, Thuis - - Juni 2005 Pas oooooooooppppppppppp! Roepen wij beide in koor. BOEM! Onze taxi vliegt 
        met volle vaart op de achterkant van een andere wagen. We stappen uit 
        en zien dat voor- en achterkant van beide auto’s aardig ingedeukt 
        zijn. We checken bij elkaar (de taxi chauffeur is echter niet gehinderd 
        door enige vorm van belangstelling……..) of we oké zijn 
        en houden ons verre van de discussie wie nu de schuldige is. Op geschaafde 
        knieën en een pijnlijke arm na, stappen wij in een andere taxi.Amman is een erg westerse stad. Een enorme shoppingmall doet de argeloze 
        reiziger niets vermoeden dat hier in de woestijn Bedoeinen leven (net 
        als 1000 jaar gelden). Alle kledingmerken en westerse zaken zijn hier 
        ruimschoots vertegenwoordigd. Waar de dames zonder hoofddoek maar keurig 
        in het lang gekleed buiten Amman nog wat verontwaardigd worden aangekeken, 
        loopt men hier zowat in bikini! Even wennen. Wij lopen wel wat uit de 
        toon met onze oude sandalen, niet meer schoon te krijgen t- shirt en afrits 
        broek waarvan we een pijp van kwijt zijn. Wij verwennen onszelf met snoep, 
        chocola en eten onszelf misselijk in de bioscoop.
 In Syrie aangekomen, rijden we door naar Crac des Caveliers. De avond 
        ervoor hebben we de film Kingdom of Heaven in de bioscoop gezien en het 
        is toepasselijk om nu een kijkje in deze bijzondere geschiedenis te mogen 
        nemen. Het is het mooiste kasteel dat we ooit hebben gezien, te bedenken dat 
        hier echt kruisridders hebben rondgewandeld. Dat Godfried van Bouilion 
        hier een broodje met soep heeft gegeten, maakt dat we een paar uurtjes 
        ronddolen in deze adembenemende vesting. We bevinden ons zo wie zo in 
        een andere wereld. We moeten nog steeds een beetje wennen aan de 6 baan’s 
        snelwegen, het jakkerende verkeer……het leven in het westen.
 Het valt ons op dat men elkaar niet meer groet, wij niet meer bijzonder 
        zijn, er veel meer toeristen zijn en dat zelfs het irritante: “allemachtig 
        prachtig” en “kijken, kijken niet kopen” vlekkeloos 
        door de plaatselijke venter uitgesproken wordt.
 We stoppen bij Hames bij een Toyota garage. De monteur uit Jordanie (waar 
        we de koppelingsplaat hebben vernieuwd) zei ons dat we wel met deze versnellingsbak 
        thuis zouden komen maar het voelt en rijdt niet goed.
 Deze garage ziet er hyper de chique uit, mooie oriënt style kantoor 
        en een geordend geheel. De monteur zegt ons dat we zo absoluut niet verder 
        kunnen rijden en gaat aan de slag met het bestellen van de onderdelen.
 Na ongeveer 20 kopjes Chai (thee met heeeel veel suiker) en 6 uur wachten 
        in het kantoor, blijkt dat de onderdelen in heel Syrië niet te verkrijgen 
        zijn. Een andere monteur meldt ons dat ze in Turkije deze onderdelen wel 
        hebben en overigens nog veel goedkoper zijn. We kunnen het volgens hem 
        onder de gegeven omstandigheden makkelijk halen met onze auto.
 We rijden dus vrij snel door Syrie en laten Damascus en Allepo dus voor 
        wat ze zijn (moet prachtig zijn met zijn oude steden) en bewaren dat voor 
        “ de volgende keer”. We tanken ons helemaal suf omdat Diesel 
        hier heel goedkoop is en het in Turkije anderhalve euro per liter kost.
 De grens overgang met Syrie/ Turkije gaat erg soepel. Aan de Syrische 
        kant vergeten ze ons de 105 dollar dieseltax te laten betalen en aan de 
        Turkse kant vergeten ze ons 15 dollar pp. voor het visum te laten betalen 
        (maar daar worden we helaas weer voor terug geroepen).Het is al vrij laat als we Gaziantep in rijden. We hebben nog geen Turks 
        geld en gaan in de stad op zoek. We rijden vaak verkeerd en als het al 
        donker is belanden we bij de plaatselijke brandweer kazerne. We vragen 
        waar we de bankautomatic kunnen vinden (want je kunt hier weer overal 
        pinnen!) en het blijkt dat deze nog geen 2 meter verder staat. We raken 
        aan de praat met -de slagboom open en dicht doen brandweerman- en natuurlijk 
        komt de thee op de tafel. In een mum van tijd staan er zo ongeveer twintig 
        stoere brandweer mannen om ons heen en krijgen we een heus kijkje achter 
        de schermen te zien. We worden uitgenodigd om er de nacht door te brengen, 
        ze hebben nog wel wat bedjes over. Het lijkt ons een heerlijk idee. De 
        commandant vindt het echter niet zo’n geslaagd plan omdat we ons 
        toch op overheidsterrein bevinden. We kunnen ons dat goed voorstellen 
        en maken ons op om afscheid te nemen. Nu wordt de commandant overgehaald 
        door het hele team en als zijn superieur ronde doet langs de kazernes 
        worden wij even in de keuken gezet (wat niet weet, wat niet deert) en 
        krijgen we een heerlijk maaltje voorgeschoteld. Ali moet wachtlopen vanavond 
        en heeft afgesproken dat hij vannacht niet op alarm hoeft te reageren 
        omdat hij voor ons wil zorgen. Hij is de enige die engels spreekt en hij 
        heeft een drukke avond met vertalen en uitleggen. Regelmatig loeit de 
        sirene en wij staan met open mond te kijken naar het effect daarvan. Opspringende 
        heren, keurig in het gelid en piepende banden. Je voelt de adrenaline 
        door je eigen lijf gaan. Spannend!
 De volgende ochtend worden we door Ali gewekt en wordt ons ontbijt voorgeschoteld. 
        Voordat we weggaan verteld hij ons dat we niet zomaar iedereen moeten 
        vertrouwen, dat we voorzichtig moeten zijn en goed op onze spullen moeten 
        passen. Wij nemen zijn waarschuwingen half serieus. Onze ervaring is dat 
        men de buren nooit vertrouwd en ons voor al het gevaar waarschuwt maar 
        wij nog nooit enig hinder hebben ondervonden. Zal nu ook wel mee vallen, 
        zo redeneren wij.
 Omdat we in Istanbul de versnellingsbak willen laten repareren, rijden 
        we voorzichtig richting deze grote stad. Muziekje aan, goed van stemming 
        al meezingend met de Turkse radio.
 We stoppen om een uurtje of acht bij een parkeer terrein langs de snelweg 
        voor vrachtwagens en campers. Er is beveiliging en genoeg volk aanwezig 
        en nadat we een plekje hebben toegewezen gekregen gaan we een hapje eten 
        in de kantine. Het is er gezellig en gemoedelijk en we voelen ons thuis 
        en bekend op dit soort plekken. Om 11 uur gaan we naar bed en vallen als 
        een blok in slaap.
 Totdat we in de ochtend opgeschrikt worden door een luid geroep en getrek 
        aan de ladder van de tent. Jerzy springt de tent uit en ik het enige wat 
        ik 1 seconde later hoor is: GODVERDOMME! Ik zie de tranen in zijn ogen 
        staan en opeens realiseer ik het me. Er is ingebroken…………………..
 Alles ligt overhoop, op de grond, door elkaar en uit elkaar: het is een 
        grote warboel.
 We zien al snel dat ze al het geld (500 dollar, 100 euro en al het zorgvuldig 
        opgespaarde buitenlands geld voor de verzameling) hebben meegenomen. Ook 
        onze video en fotocamera is gejat. Een paar gereedschap onderdelen, Jerzy 
        zijn horloge, zonnebril en de leatherman is weg.
 Al het opgenomen materiaal van de video (van de hele reis) is weg, al 
        het foto materiaal vanaf Jordanie is weg………………gewoon 
        weg!
 In de enorme woede schopt Jerzy tegen de auto en slaat het achteruit aan 
        diggelen, per ongeluk. We zaten nou niet direct te wachten op extra schade 
        maar…………dit kan er ook nog wel bij.
 Nadat we de politie hebben gebeld (de telefoon gebruiken wij als wekker 
        en lag dus in de tent, net als de laptop en de gps) en alles nog eens 
        nagaan kunnen we ons weer het een en ander herinneren. Ik heb in de nacht 
        een vrachtwagen gehoord die naast ons kwam staan en heel lang zijn motor 
        heeft laten draaien. Ik heb niet de link gelegd dat dat wel eens een verbloeming 
        moest zijn voor het lawaai wat de inbraak met zich meebracht. Ze hebben 
        heel vakkundig de voorruit open gemaakt via het rubber, raam opgelicht 
        toen de deur opengemaakt en zich na het bestelen, waar ze uitgebreid de 
        tijd voor hebben genomen om alles goed te doorzoeken hebben ze zich weer 
        snel uit te voeten gemaakt. Nu kan ik me wel voor mijn kop slaan dat ik 
        niet even ben gaan kijken, dat ik absoluut niet heb nagedacht over het 
        feit dat het lawaai (lees: ronkende motor) iets kon betekenen. Wij zijn 
        met een volledig gerust hart (na wel alles opgeruimd, verstopt en op slot 
        gedaan te hebben) naar bed gegaan. En we hadden nog heerlijk geslapen 
        ook!!!  De politie formaliteiten nemen een dag in beslag. De security man blijft 
        een met een schuldige blik in zijn ogen rond onze auto hangen. Hij heeft 
        niets gezien, hij was misschien even ingedut, zo vermeld hij. Er komen 
        twee busjes van het leger en de zaak wordt zeer serieus opgepakt. Ondertussen 
        komt dezelfde ober als die van gisteravond ons de hele dag van koffie, 
        thee, ontbijt en lunch voorzien. Iedereen heeft het met ons te doen. Een 
        van de jandarmes maakt zich zo boos dat hij tegen een lantaarnpaal schopt 
        en zich voorheeft genomen deze brute daders zo snel mogelijk achter de 
        tralies te zetten. Als je in Turkije van een turk jat heb je al een probleem 
        maar steelt een turk van een toerist dat zijn de rapen gaar. Wij zijn 
        wel wat ontroerd door deze hulp en hopen in ieder geval dat ze onze cassettes 
        van de videocamera terugvinden.Er worden vingerafdrukken van ons en de afrukken op de auto afgenomen, 
        video gemaakt en foto’s genomen. Uiteindelijk krijgen we het verslag. 
        We snappen niets van de tekst maar moeten toch beide een handtekening 
        zetten.
 We worden onder begeleiding van de Jandarmes naar de Toyotodealer gebracht 
        om te kijken wat ze aan het de voorruit kunnen doen. De ANWB regelt voor 
        ons het nummer van de Carglass in Istanbul en we krijgen een brief van 
        de politie mee dat ze ons bij de controleposten gewoon moeten laten doorrijden 
        met dit raam.
 We informeren bij deze Toyotodealer naar de mogelijkheid om onze versnellingsbak 
        te laten maken maar na even zoeken zegt men in heel Turkije geen onderdelen 
        voor deze auto te hebben (maar in Syrië zei men………………ach, 
        laat ook maar……)
 Aangekomen bij de camping in Istanbul kopen we wijn en bier om ons verdriet 
        een vloeibaar plaatsje te geven. Gelukkig hadden we het net gepinde Turks 
        geld in onze broekzakken zitten (en dus in de tent) en is dat dus niet 
        gejat.
 De volgende dag naar Carglass. Ze hadden nog 1 raam van dit type over 
        en het kon morgen arriveren vanuit Ankara (ze stelden eerst voor dat we 
        het raam zelf in Ankara gingen halen maar de diesel is in Turkije zo ongelooflijk 
        duur dat we dat maar niet gedaan hebben). De volgende dag weer door het drukke en chaotisch Istanbul (17 miljoen 
        inwoners) naar Carglass. Daar had men slecht nieuws voor ons. De voorruit 
        was tijdens het vervoer kapot gegaan. Het was de enige en laatste ruit 
        in Turkije (hoeveel pech kun je hebben). De achterruit had de reis wel 
        overleefd en die hebben ze er vrij vlot ingezet. Griekenland werd gebeld 
        en daar hadden ze er ook nog 1 dus die bewaren ze voor ons. Inschalla!
 Op 15 Juni (Jerzy z’n 32 ste verjaardag) hebben we ons vermaakt 
        in stad. Naar Aya Sofia en Topkapi. Lekker toeristisch doen en niet alleen 
        maar aan het negatieve denken. Het werd een heerlijk dagje. Istanbul is 
        prachtig en we kunnen er ons nog wel een week vermaken. De Bospurus scheidt 
        het Aziatische en het Europese deel. Istanbul was in de tijd van Constantinopel 
        van de christenen en zou het centrum worden van het Romeinse imperium. 
        De Sultan heeft het gebied veroverd maar je ziet nog invloeden van beide 
        geloven en culturen.De volgende dag vroeg uit de veren en op naar Griekenland. Route uitgestippeld 
        en auto ingepakt. Echter, na nog geen twee kilometer gereden te hebben 
        werd het ratelen in de versnellingsbak zo erg dat we elkaar niet eens 
        meer konden verstaan. De reis ging niet meer richting Griekenland maar 
        richting het inmiddels zo bekende Toyota logo. Aangekomen bij Hilser Toyota 
        hebben we de boel maar uit elkaar gehaald (en ja, ze hadden echt ALLE 
        onderdelen van deze auto) en het bleek totaal aan gort te zijn. Grote 
        tanden ratelden door de versnellingsbak. Ehhhhhhhhh tja, even de onderdelen 
        opzoeken…………eeehhhhhhhh ja nee, die hebben we 
        niet.
 Op dit moment zit ik in het kantoor van de directeur het verslag te schrijven. 
        Is Jerzy met de monteur stad en land aan het afzoeken voor onderdelen 
        (de zoekactie van gister bracht geen soelaas) en is het onzeker of we 
        verder kunnen. We hopen van ganserharte dat we onze reis met onze auto 
        kunnen afmaken. De ANWB is al gebeld voor het eventueel terug vervoeren 
        van de auto maar omdat we al langer weg zijn dan 120 dagen doen zij niets 
        meer voor ons (wij waren al blij dat we voor het duurste pakket verzekerd 
        waren en ons sinds 10 km weer in het Europese deel van Turkije bevonden, 
        krijg je dit weer……). Alle opties zijn nu in werking gesteld; 
        in Nederland is men opzoek naar een versnellingsbak, bij een draaibank 
        machine kijkt men of ze de tanden kunnen namaken, en alle tweede hands 
        en zwarte markt zaken zijn we aan het afgaan. We worden overigens goed verzorgd en van alles voorzien. Daar zal het 
        hier ook niet aan liggen. We mogen mee eten en de hele dag wordt thee 
        geserveerd.
 We hopen dat de boel snel weer in orde is en dat nog even tot aan Amsterdam 
        zo blijft………Inschalla!
 Het levert allemaal niet veel op en na een nacht in de daktent in de 
        garage te hebben geslapen willen ze ons maar liever weg hebben want ze 
        kunnen niet heel veel doen, de grote baas zegt dat wanneer ze de bak weer 
        in elkaar kunnen zetten dat we Nederland maar zeker Griekenland kunnen 
        halen, het is te moeilijk en te duur om het in Turkije te repareren en 
        in Griekenland hebben ze zeker onderdelen. De auto wordt weer wegklaar 
        gemaakt wij slapen nog een nachtje op de camping onder de aanvliegroute 
        van Istanbul, en gaan vol goede moed de volgende dag op pad. Eigenlijk 
        komen we er naar een aantal stoplichten achter dat de auto niet meer kan 
        optrekken, er is maar een stand die het nog doet, de 4, wat inhoudt minimaal 
        40 kilometer per uur, bij elke ander versnelling dendert de versnellingsbak 
        en hoor je de tandwielen in puin draaien, de grens is nog zo’n 170 
        kilometer en we moeten nog de stad uit ja wat gaan we doen; de klok tikt, 
        we hebben het gehad, we willen de EU binnen het geld is op en de rek is 
        er uit… rijden op hoop van zegen. De auto raast langzaam in zijn 
        4 over de b weg naar de grens, stoplichten springen spontaan op groen 
        wanneer ze onze gele bak zien, controle post van de politie laat ons door 
        zonder notie aan onze snelheid te besteden. De toppen van de bergen kunnen 
        we net halen en vrachtwagens gaan op tijd aan de kant.. een aantal keren 
        nemen wat creatief en met veel pirouettes een kruispunt die druk bevolkt 
        is met van alles en de grens komt steeds dichter bij. Uiteindelijk na 
        een hele spannende rit is daar de douane. We rollen de auto tegen de slagboom 
        aan van het eerste hokje waar ze je toelaten tot het terrein van de douane. 
        Na het zien van de pasporten mogen we verder, het geknars en een aantal 
        hele nare pijnlijke knallen, houdt de versnellingsbak het voor gezien. 
        Finish.We gaan naar het tweede hokje van de douane die bezet wordt door de politie 
        en geven aan dat we een probleem hebben. De heer vraagt om onze paspoorten 
        en reageert niet op ons hulpvraag… no english. De beste man stempelt 
        ons uit en doet niks. Uiteindelijk zakken we bijna op onze knieën 
        en zeggen YOU, POLICE….. HELP US… dat kwam aan en de beste 
        man zegt dat we naar hokje drie mogen die zal ons wel helpen. Wij naar 
        hokje drie: costums. “Paspoort”….. “en waar is 
        jullie auto?”. Wij proberen weer hulp te krijgen maar de beste man 
        doet niks zonder onze auto……..….boos smijt Jerzy het 
        carnet weg en zijn paspoort, klootzakken. Er zit maar een ding op we douwen 
        de auto over de grens. Wij zetten ons schrap achter de auto en drukken 
        hem richting de baan waar de hokjes zijn waar je over de grens heen gaat. 
        De eerste beambte staat ons als heel schaapachtig aan te kijken en hij 
        heeft al zijn stempeltjes gegeven. We mogen door, geen van de beambte’s 
        doet iets of helpt, uiteindelijk komt er een truckchauffeur ons een stukje 
        helpen douwen, Jerzy kan het niet laten door de beambte mede te delen 
        dat dit nou de reden is dat Turkije niet bij de Eu is.
 Het volgend hokje heeft nog het Carnet en ons paspoort ook van hem krijgen 
        we een stempeltje maar een handje helpen ho maar. We douwen de auto zo’n 
        300 meter langs de taxfree shop, parkeerplaats, benzinepomp en belanden 
        voor de brug die je naar het Griekenland brengt, helaas de auto is te 
        zwaar om hem daar omhoog te krijgen.. Opdat moment komt er aan de andere 
        kant van de weg een takelwagen aan rijden die natuurlijk als geroepen 
        komt. Zouden ze ons dan toch geholpen hebben, door de ze te bellen. Dimitrie 
        stapt uit, hij is een flamboyante Griek die met een peuk zonder engels 
        te spreken vraagt Opel… ik zeg toyota; hij zegt oke, en samen zetten 
        we de auto op zijn aanhangwagen. Dan gaat zijn telefoon en krijg ik de 
        man te spreken die gebeld had. Hij had de takelwagen nodig want hij stond 
        met zijn Opel honderd meter verder… oeps. Wij vragen of Dimitrie 
        ons op de brug wil neer zetten zodat we hem zelf Griekenland in kunnen 
        drukken… nee, de auto moet er af. We worden maar weer eens erg boos, 
        het is tien meter, de auto staat er op… wat is het probleem zou 
        je zeggen. De beste man geeft aan dat wanneer hij zijn Opeltje heeft dat 
        hij ons komt halen en ons mee neemt. Zo gezegd zo gedaan en een uur later 
        komt hij ons halen en brengt hij ons naar het volgende dorp. De grens 
        is fantastisch, geen carnet, een speciale ingang voor EU auto’s 
        en beambte die je hartelijk welkom heet; niemand die moeilijk doet en 
        wij zijn in de EU.
 Dimitrie heeft een vriend met een garage en die kan onze versnellingsbak 
        wel maken. Daar aangekomen zien wij in de gierachtige ogen dat hij veel 
        geld wil gaan verdienen. Hij doet vaag over het bestellen van de onderdelen 
        en zegt dat het Pinksteren is en dat wij dus maar drie dagen de auto op 
        zijn terrein moeten laten staan. Wij willen echter graag naar de camping 
        maar moeten gesleept worden. Hij heeft daar geen zin in, ondanks dat hij 
        een goede auto heeft voor een kleine sleeptocht. Jerzy en ik kijken elkaar 
        aan, pakken de auto wederom tussen de oksels en slepen gezamenlijk van 
        het terrein vandaan. We gaan wel liftend met auto en al naar de camping. 
        Na een half uurtje stopt Ignias en hij sleept ons zonder moeite en met 
        enigszins wat overredingskracht naar de politie naar de camping. De dame van de camping heeft het gelukkig begrepen in het leven en terwijl 
        ze ons aan ziet komen doet ze snel de slagbomen open en gooit ze ons een 
        kaartje van de standplaats naar binnen. Da’s nou samenwerking!
 Omdat het Pinksteren is kunnen we niet anders dan een paar dagen uitrusten 
        (en bekomen van de pech die we hebben gehad). De camping in Alexanderpouli 
        is heerlijk. Alle faciliteiten zijn er aanwezig en we genieten van lekkere 
        zelfgemaakte salades en halen ons hart op met de sardines op de bbq. Beroz 
        (de eigenaar van de Opel) houdt ons een paar dagen gezelschap. Ook hij 
        heeft meer problemen met de auto dan dat hij had verwacht en moet ook 
        wachten.
 Dan is de tijd aangebroken dat we een beslissing moeten maken vwb het 
        einde van onze reis. Hoe gaan we verder? Er worden aantal : als dit dan 
        dat scenario’s gemaakt.
 Als blijkt dat er ook in Griekenland geen onderdelen te verkrijgen zijn 
        en het bestellen in Nederland ongeveer een week duurt, maken we het besluit 
        dat de auto in Griekenland achterblijft. Omdat de niet onbelangrijke factoren 
        zoals geld en tijd aardig op zijn komen we tot dit besluit.
 Beroz verwacht dat binnen een dag zijn Opel is gemaakt en hij wil ons 
        wel naar Venetië brengen. Maar ook zijn auto duurt langer. Onze energie 
        begint na al dit geneuzel aardig een diepte punt te bereiken en we gaan 
        naar het reisbureau om een ticket te boeken.
 Dat lukt goed en binnen een dag is alles geregeld. Wij kopen wat koffers 
        om onze spullen te pakken, regelen alles met de Griekse costums vanwege 
        ons carnet (en dan vooral het deposit wat we terug krijgen) en stallen 
        de auto op een mooi plekkie op de camping.
 Een raar gevoel van een rare afsluiting van onze reis, we zijn er een 
        beetje stil van. Dol graag hadden wij met trots onze kameraad in de straten 
        van Hollanda gereden. Maar we kunnen in ieder geval zeggen dat we in het 
        zadel gestorven zijn.Met nog een keertje pech (onze vliegmaatschappij staakte en hadden dus 
        vanuit Athene een vertraging van 10 uur) landden wij veilig en wel op 
        Schiphol. Erik en Irma zijn de enigen die van onze terugkomst afweten 
        en Erik komt ons ophalen. Dankbaar rijden wij met een supersnelheid over 
        de afsluitdijk naar onze ouders alwaar zij bijna een hartverzakking ondergaan. 
        Blij elkander weer te zien drinken we een heerlijk glas wijn en proosten 
        we op onze gezonde terugkomst.
 Missie volbracht.
 Sudan - Saudie Arabie - JordanMei - Juni 2005
 Wachten, wachten en nog eens wachten, en helemaal nergens heen kunnen 
        is iets wat je geduld aardig op de proef stelt. Voor sommige onder ons 
        een enorme uitdaging om de zin van een reisje als deze in het vizier te 
        houden. Mark en Jason krijgen eindelijk hun schokdemper en kunnen hun 
        reis na 1 ½ week weer gaan vervolgen, ze zijn ontzettend blij en 
        nadat ze hun motor in elkaar hebben gezet kunnen ze weg. Twee Duitsers 
        in een grote vrachtwagen bevestigen de nachtmerrie van de overtocht naar 
        Egypte. Veel geld (1200 dollar) een hoop tijd (vier dagen naar wadi Halfa 
        ,een a twee dagen wachten op de boot en de nodige paperassen regelen, 
        en dan twee a drie dagen varen) dan alle formaliteiten en dan ook al het 
        geld en tijd wat je kwijt bent aan de Egyptische kant. Vervolgens wanneer 
        je de snelle route door Egypte wil rijden dan moet dat onder politie escorte 
        gebeuren. Alom worden wij nerveuzer en nerveuzer want dat willen we niet, 
        we hebben geen zin in het gezeur en het onderdanige afhankelijke positie 
        die je in moet nemen om over de grens heen te kunnen. Zeker als we ook 
        nog horen dat de baas van de rederij die de overtocht verzorgt de broer 
        is van de minister die de grens met Egypte dicht houdt, voor waarschijnlijk 
        eigen economisch belang…. Nee, we willen echt graag naar Saudie 
        Arabie. S’middags kunnen we weer naar El-fatig de man die ons visum 
        heeft aanvraagt en deze heeft goed bericht; we hebben een transit visum 
        voor Saudi Arabie, jheeeeeeeee. We besluiten zolang het nog licht is te 
        gaan rijden, we nemen afscheidt van iedereen en gaan snel op pad. De weg 
        hebben we eerder gereden toen we uit Gadaref kwamen. Liever gingen we 
        door de woestijn maar daar hadden we geen permit voor. We nemen afscheidt 
        van de Nile (in Khartoum komen de witte Nile en de blauwe Nile samen) 
        en rijden het zuid/oosten van Sudan in. S’nacht slapen we bij een 
        tolpost onder toeziend oog van politie die ons belooft over ons te waken, 
        een kopje thee komt brengen en ons komt wekken omdat het licht aan het 
        worden is en we weer verder kunnen. De weg loopt door een dorre droge zwart/bruine vlakte waar niets is, de 
        verstrengelde hitte stijgt van de weg omhoog en her en der loopt en kameel. 
        Het landschap is zo uitgestrekt dat je de curve van de aarde kan zien. 
        Wij rijden in een anderhalve dag 1000 kilometer door de woestijn en komen 
        aardig in de buurt van Port Sudan. Het weer zit mee, s’nachts heeft 
        het geregend en het is bewolkt (de heetste maand van Sudan en wij hebben 
        de koelste dag sinds tijden, soms zit het mee en soms zit het tegen) 100 
        kilometer voor Post Sudan steekt er een flinke wind op en komen we in 
        een zandstorm terecht.
 We kunnen nog maar 10 meter voor ons uit kijken en het zand word met een 
        flinke kracht door de lucht heen geblazen. Langzaam krijgt alles, inclusief 
        de ogen een laagje zand over zich heen. Als het ook nog eens gaat regenen 
        wordt het helemaal en modderzooitje maar het is wel verschrikkelijk mooi. 
        De storm rijden we uit en we komen in het aangename Post Sudan terecht 
        waar een heerlijke avond zijn intrede heeft gedaan en de sterretjes over 
        de stad heen twinkelen. De oudste zoon van de man die ons het visum heeft 
        verstrekt woont in Post Sudan en we mochten hem bellen wanneer we aan 
        zouden komen. Ook heeft voor ons kaartjes geregeld voor de boot. Hij, 
        Ismael, geeft aan dat hij naar ons toekomt in het hotel waar wij een redelijke 
        kamer hebben genomen met airconditioning. Wij belanden kapot op het terras 
        van het hotel, om ons heen zitten de heren met hun witte jalaba’s 
        en grote snorren aan de Shiza (waterpijp.) Wij genieten van een aantal 
        alcohol vrije cocktails en storten langzaam in. Zo als het een goede afrikaan 
        betaamt duurt het veel te lang voordat Ismael komt en besluiten wij ons 
        dutje in de stoel voort te zetten in een echt bed. De volgende de dag 
        moeten we een hoop regelen, we vinden de rederij die de overtocht verzorgt, 
        bellen Ismael die aangeeft helemaal nog geen tickets te hebben geregeld. 
        En wanneer ze ook nog eens geen engels spreken leggen wij ons er bij neer 
        dat we waarschijnlijk een paar dagen later de boot moeten pakken. Ismael 
        besluit ons te komen helpen en is er binnen 10 minuten, daar blijkt dat 
        er elke dag een boot gaat en dat we met gemak mee kunnen met de boot van 
        die dag. We betalen en zijn er helemaal klaar voor. Ismael is net zo’n 
        leuke man als de rest van zijn familie en het klikt aardig, hij besluit 
        ons nog een laatste Sudanees ontbijt de verzorgen en we rijden richting 
        een heerlijk vis restaurant waar we allerlei lekker gebakken en gegrilde 
        visjes eten.
 Op naar de boot, alwaar de heren klaar staan om tegen een leuk bedrag 
        je door de grens heen te willen helpen. We weten inmiddels hoe daarmee 
        om te gaan en hebben een hoop lol om hun leugentjes, ze doen net of ze 
        een formaliteit zijn en wij doen net of we het allemaal wel weten wat 
        er gedaan moet worden. Wij willen alleen weten in welk kamertje we moeten 
        zijn. Wij zijn de enige twee blanken westerse mensen, er zijn een paar 
        vrouwen maar de rest van de passagiers zijn mannen met tulbanden om, witte 
        jurken en lange baarden, het ziet er geweldig uit. Iedereen vindt het 
        leuk dat we er zijn en we hebben veel schik, we worden weer uitgenodigd 
        om met de officieren van de douane de lunch gezamenlijk te nuttigen en 
        uiteindelijk kunnen we aan het eind van de middag de boot op.
 De laatste meters Afrika die we voorlopig zullen rijden. We hebben een 
        eerste klas kaartje gekocht zodat we een goede nachtrust zullen hebben 
        want we moeten snel door Saudie Arabie vanwege ons transit visa (we mogen 
        niets bezoeken staat in ons paspoort geschreven). Op de boot lopen we 
        wat onwennig rond de mensen staren ons aan. Wij leven in een totaal andere 
        wereld dat we wat om elkaar heen draaien. Proberen een beetje contact 
        te maken, doch het beetje Arabisch en het beetje engels maakt dat dit 
        snel is gebeurd en voor we het door hebben zitten we tussen twintig heren 
        in die ons vragen stellen en het leuk vinden dat we zo positief zijn over 
        de moslims. Ze zijn erg bang dat wij in het westen denken dat elke moslim 
        met een mes of bom loopt en dat ze gevaarlijk zijn. Wanneer we vertellen 
        over de gastvrijheid en alle leuke ontmoetingen zijn ze vereerd. Allemaal 
        willen ze op de foto en wanneer het ook nog eens mogelijk is dat we de 
        foto kunnen laten zien via het venster van de camera worden ze dol enthousiast 
        ik krijg een tulband om en moeten we op de foto.
 Langzaam vaart de boot weg van het continent, de contouren van de stad 
        verdwijnen en worden opgeslokt in het grootse van het landschap, de bergen 
        reizen aan de horizon en het water van de zee scheidt de boot en het land 
        steeds meer en meer. De zon maakt het nog spectaculairder door als een 
        grote ronde rode bal een gloed over het dit prachtige deel van de wereld 
        te schijnen en als een langzaam afscheidt het ligt uit te draaien en te 
        verdwijnen achter de horizon van de bergtoppen. Paula en ik hangen over 
        de railing en genieten van de herinneringen die ons deze reis heeft gebracht. 
        We stappen uiterst voldaan in ons hut.
 De volgende dag komen we aan in Jeddah, een grote architectonisch ronde 
        toren die staart over de haven verwelkomt ons in het rijke Saudie Arabie 
        en doen ons realiseren dat we in de eerste wereld zijn beland en afscheidt 
        hebben genomen van een van de armste landen in de wereld.
 De formaliteiten zijn streng, eerst naar de dokter voor de vaccinaties 
        die we hebben gehad, dan werd de auto in beslag genomen en gecontroleerd 
        door hasj honden, (op het brengen van drugs staat de dood straf) dan door 
        de douane, door immigrations en op naar custums waar we onze auto kunnen 
        krijgen. We moeten daar een paar uur wachten en worden weer uitgenodigd 
        door de plaatselijk bankier die ons voorziet van koffie en een airconditioning. 
        Zijn contacten met de douaniers maakt dat wij als eerste aan de beurt 
        zijn. We zijn vlak in de buurt van Mekka en Medina maar mogen er niet 
        heen omdat we geen moslim zijn, we besluiten maar als de donder naar Jordanië 
        te rijden want daar kunnen we ons vrijer bewegen. De weg is perfect zevenbaans 
        wegen volledig verlicht vol met restaurantjes, supermarkten, garages, 
        tankstations etc etc en we rijden in anderhalve dag naar Jordanie. Paula 
        mag in Saoudi Arabie niet rijden en is verplicht een hoofddoek te dragen. 
        De politieposten verlopen allen streng doch soepel en nadat ze al onze 
        formulieren hebben gecontroleerd wensen ze ons een goede reis.
 We overnachten in de woestijn tussen twee vrachtwagens in. Samen met John 
        en Ben die het leuk vinden dat onze auto beschermd tussen de hunne instaat.
 De grens met Jordanie is snel en soepel en wij hebben steeds meer het 
        gevoel naar huis te rijden. Zo’n 10 km na de grens zien we een camping 
        aan de zee (Al Aqaba, Mermaids). Het is er kaal en dor, doch zijn de belangrijkste 
        faciliteiten aanwezig. We kijken beide erg vreemd op als we een dame in 
        bikini achteloos in de zon ligt. Na duizenden km gereden te hebben in 
        conservatieve landen en de zon steeds vermeden te hebben, lijkt dit een 
        beetje overdreven. Maar we zijn duidelijk in een andere wereld beland.
 En……… waar we een duik instructeur tegen het lijf lopen 
        en ons enthousiast maakt voor het duiken. We hebben veel tijd en geld 
        uitgespaard (vwb het vermijden van Egypte) wat maakt dat we ons kans schoon 
        zien de rode zee onder het wateroppervlakte te bekijken.
 De volgende dag om half 9 moeten wij ons melden in het stadje bij de haven. 
        We beginnen met een try dive. Dat houdt in dat je alleen met de instructeur 
        gaat duiken. Je hoeft niets te doen, alleen maar genieten. Nadat we weer 
        boven zijn gekomen, weten we het zeker. We gaan voor de open water dive 
        course. Vijf dagen lang genieten wij van het water, eten we heerlijk op 
        de boot, hebben we een leuke tijd met de crew en ontmoeten we een aantal 
        gezellige locals. Tussen de bedrijven door zitten we samen te studeren. 
        Er moet een heel boek doorgewerkt worden en het wordt je niet allemaal 
        in de lessen uitgelegd (er wordt dan van uitgegaan dat je beheerst) dus 
        elke dag moet je je huiswerk doen. Omdat Safa ons veelvuldig in zijn café 
        uitnodigt is het soms lastig tijd vrij te maken voor het studeren.
 Op een goed moment is de laatste dag aangebroken. We zijn geslaagd voor 
        het duiken zelf maar nu nog even examen doen. Maar liefst 100 vragen worden 
        op je afgevuurd. We doen het examen in het cafe van Safa en Jazan (de 
        instructeur) behandeld de zaak zeer serieus. Maar wel het eerste examen 
        met een biertje wordt het. Intussen heeft Safa de champagne koud gelegd 
        en is hij de bbq aan het opstoken.
 We slagen met een 10 en een griffel en we zijn best een beetje trots op 
        onszelf. We genieten nog de hele avond na van deze leuke ervaring en gezellige 
        mensen.
 De volgende dag maken we ons klaar om weer verder te gaan. Een band loopt 
        steeds een beetje leeg en we vervangen het ventiel.We gaan naar Wadi rum 
        om een woestijntocht te maken en aldaar te overnachten. Het is een prachtig 
        gebied en we sluiten ons bij een groepje Hongaren aan. Toch horen we verschillende 
        keren geratel in de tussen/ versnellingsbak. Omdat we het niet goed kunnen 
        lokaliseren baart het wel een beetje zorgen en doen we het voorzichtig 
        aan. Een prachtige zonsondergang doet ons even stil worden. ‘Snachts 
        slapen we met z’n twee in alle stilte achter een rotsblok. We eten 
        echt op beduiniaanse wijze en mogen de shiza pijp gebruiken (appelsmaak). 
        Er is geen maan dus we kunnen alle sterren prima zien. Het zijn er zoveel 
        dat we ze lastig kunnen onderscheiden en pakken de sterrenkaart van Gijs 
        er bij (ideaal cadeau bij ons afscheidsfeestje in Amsterdam en we wensen 
        hem heeeeeel veeel beterschap….).
 De volgende ochtend laten we bij de woestijn mechanieker de linkerraam 
        raam maken (was weer eens uit zijn voegen gebroken). We hadden graag wat 
        langer in de woestijn gebleven maar besluiten richting Amman te gaan om 
        bij een Toyota garage de auto weer eens onderhanden te nemen. Petra is 
        onze tussenstop. In Petra ziet Jerzy een ander overlanders auto (ook een 
        toyota hj 61 diesel) staan en warempel: het is een Nederlandse! We blijken 
        overigens toevallig op de parkeerplaats van HET evenement te staan.
 We huren een gids om ons alle in en outs van deze bijzondere stad te vertellen. 
        Ondertussen proberen we tussen die mensenmassa (voor ons doen is het er 
        erg druk maar de gids verteld dat het echt laagseizoen is) de Nederlands 
        overlanders te vinden. We zien 4 Nederlandse jongens maar die gedragen 
        zich als stomme Nederlandse boeren.
 We zien een Nederlands stel wat ze wel eens zouden kunnen zijn maar zij 
        heeft nagellak op de teen nagels dus dat zullen ze ook wel niet zijn. 
        Helaas, we hadden graag kennis willen maken.
 Als we terug komen staan er een 4 tal mensen om onze auto. Het meisje 
        met de roze teen nagels heet Willemijn en haar vriend Jordi. Het waren 
        ze dus toch.! Hartelijk moeten we lachen om onze eigen hersenspinsels. 
        Het andere tweetal is Emiel en Jolanda en rijden in een Landrover. We 
        staan een uurtje of wat rond de auto te kletsen. Zij komen net uit Nederland 
        en beginnen hun tocht, wij zijn bijna aan het einde van de reis. We besluiten 
        naar een hotelletje te gaan (we waren van plan om op de parkeer plaats 
        te slapen maar nu met drie auto’s vond men dat toch wat te gortig) 
        en lekker te gaan eten. De volgende dag gaan Emiel en Jolanda naar Petra, 
        Willemijn en Jordi naar Wadi Rum en wij naar de dode zee. Maar hoe we 
        het ook proberen, het lukt ons maar niet om weg te komen. Er is zoveel 
        bij te kletsen en uit te wisselen, dat we pas om drie uur vaarwel zeggen. 
        (we nemen nog en fles water van de berg van Mozes mee, hij heeft er immers 
        niet voor niets met een stok op geslagen)
 We nemen de makkelijke tocht naar de dode zee (er is een mooie tocht maar 
        die gaat door de bergen en we willen eerst in Amman checken wat het geratel 
        is). Eenmaal aangekomen bij de dode zee, gaan we naar een verlaten plekje 
        toe. Niemand te bekennen (het is al 19.00 uur) en hup: auto parkeren, 
        kleren uit en jumpen maar! Wij poedelen al heerlijk 10 minuutjes in het 
        zoute water als er uit het niets 3 zwaar bewapende militairen verschijnen. 
        Oh Hallo! Ehhhh…….tja, wat nu? Ze spreken geen Engels maar 
        maken ons duidelijk dat we er uit moeten. Jerzy loopt moedig in z’n 
        naki voorbij de klasjnikofs en pakt voor mij een handdoek. Ik probeer 
        me met alle macht onderwater te houden (wat in de dode zee heel lastig 
        gaat omdat je blijft drijven) en kan m’n lachen nauwelijks inhouden. 
        Gelukkig kunnen zij er later ook de grap wel van inzien en we mogen onze 
        20 minuten in de zee afmaken. Even later komen ze weer terug en leggen 
        uit dat we nu echt wegmoeten omdat het Israelisch grensgebied is en er 
        niemand mag komen. Onze kans op een overnachting is nu jammer genoeg helemaal 
        verkeken. Terwijl wij ons wat onhandig afspoelen (we hadden een jerrycan 
        water meegenomen) en aankleden blijven de heren ons geboeid aanstaren 
        (zeg, moet een propere moslim zich niet ff omdraaien). Ze brengen ons 
        eigenhandig naar de auto terug om er zeker van te zijn dat we weggaan. 
        We proberen de hotels die in de omgeving staan maar daar durven ze zoveel 
        geld voor te vragen dat we stilletjes weer weggaan. We besluiten door 
        te rijden naar het volgende dorp maar het is al donker en rijden in de 
        bergen in het donker is ook weer zo wat. We passeren een aantal politieposten, 
        vragen of er de nacht mogen doorbrengen maar het mag niet. Gelukkig mag 
        het bij de vierde post wel en slaan we er ons kamp op. De gezellige politie 
        laat ons na een paar minuten kletsen met rust en wij maken wat te eten 
        en te drinken voor ons zelf. Echter, de commandant vind dat het niet gepast 
        is en we moeten alsnog vertrekken. Een paar kilometer verderop mogen we 
        op de parkeerplaats (lees: vuilnisbelt) van een bar staan. We worden wederom 
        vriendelijk ontvangen en de kok snijdt een wortel en appel en maakt een 
        schaaltje pinda’s voor ons. Hij laat ons het prachtige uitzicht 
        vanuit een oud gebouw op Jeruzalem en Jericho zien. Jammer dat alle grenzen 
        in de landen in het middenoosten nog zo zwaar bewaakt moeten worden. Er 
        is hier zoveel geschiedenis, zoveel moois, zoveel te zien!
 We slapen slecht, op de parkeerplaats hebben de hele nacht honden lopen 
        blaffen, huilen, janken en onrustig zitten doen. We hoorden ze onder de 
        tent doorlopen, duidelijk in de war gebracht door deze twee vreemdelingen. 
        De volgende dag moeten we onze schoenen (ook niet handig van ons) terug 
        zoeken op de vuilnisbelt. We hadden de man van de bar beloofd samen met 
        hem naar de hotsprings te gaan en hij wilde ons nog een aantal dingen 
        laten zien. We hebben ons moeten excuseren omdat we gewoon te moe waren.
 Op naar Amman om de auto te checken. Daar aangekomen wilde we de auto 
        laten wassen omdat al het zoute water niet goed is voor de auto. De auto 
        werd van binnen en buiten zo goed aangepakt dat we bang zijn dat niemand 
        ons geloofd dat we uberhaupt buiten Europa zijn geweest. De auto schijnt 
        en straalt weer van alle kanten. Omdat niemand er Engels sprak, werd Jamal 
        er bij gehaald. Jamal was opzoek bij zijn vriend (eigenaar van de schoonmaak 
        garage) en kwam er gezellig bij staan. Hij was toevallig vrij vandaag 
        en wilde ons wel naar het hoofdkantoor van Toyota brengen. Gelukkig sprak 
        de manager goed Engels en al snel kwam hij er achter dat de koppelingsplaten 
        aan gort waren. We hebben hem om een algehele check up gevraagd (hij was 
        de winnaar van de toyota wedstrijd van het middenoosten en pronkte met 
        de directeur van Toyota op een mooie foto, dus wij dachten wel in goede 
        handen te zijn). Hij vond dat we goed op de auto gepast hadden, na zo’n 
        lange reis en dat hij prima functioneerde. Inmiddels was de auto onder 
        professionele handen en werden wij door Jamal uitgenodigd om bij hem te 
        blijven. We ontmoeten zijn familie, kregen weer veel te veel te eten en 
        kwamen alle buren ook even kennis maken. Wederom een en al hartelijkheid 
        en liefde. Eerlijkheid gebied mij te zeggen dat ik al die overdaad lief 
        vond maar ook toe was aan een paar dagen rust. De mensen zijn zo lief 
        en nieuwsgierig naar je dat het ontroerd maar je kunt moeilijk even je 
        eigen gang gaan. Na een goede nacht (maar pas erg laat) werden we opgewacht 
        met ontbijt van van alles en nog wat. We kregen cadeautjes en iedereen 
        kwam nogmaals langs om afscheid te nemen. Jamal bracht ons om 12.00 uur 
        naar de garage omdat de auto klaar was (en heeft voor ons nog 15 % korting 
        geregeld). Daarna nog een keer terug naar de familie omdat we nog niet 
        van iedereen afscheid hadden genomen, kopje thee, fruit, nog een cadeautje 
        en om 15.00 gingen we weer op pad. Naar de Syrische grens. Maar tijdens 
        het rijden bleek dat onze snelheidsmeter het niet meer deed en de 4x4 
        lamp bleef branden. Wij weer terug naar de garage en zij deelde ons mede 
        dat er nooit een snelheidsmeter in had gezeten. Maar hij heeft het altijd 
        gedaan? Hoe kan dat nou? Het blijft een mysterie maar ze hebben er gratis 
        en voor niets een nieuwe ingezet. En de auto rijdt weer als een zonnetje.
 We konden nu niet meer naar de grens en we bedachten dat we eigenlijk 
        dood op waren en zijn lekker in een middenklas hotel gaan zitten. Schone 
        handdoeken, tv……….zalig. Twee dagen bijkomen en dan 
        de grens over. Tot de volgende keer!
 Ethiopië - SudanMei 2005
 
 Khartoum blijkt nog een week of drie op zich te laten 
        wachten.
 Het is eerste paasdag in het Orthodox christelijk deel van Ethiopie en 
        nadat wij gewekt worden door de voltallige, uitgelaten crew van het Amba 
        hotel, zitten we om 8 uur in de ochtend met z’n allen aan het paasontbijt. 
        De vasten periode van twee maanden, waarin geen dier/vleesproducten en 
        alcohol mag worden genuttigd is afgelopen en iedereen maakt zijn lichaam 
        klaar om deze producten weer tot zich te nemen. Het ontbijt begint met 
        een drankje van melk, veel olie, kruiden en vezels (om de maag voor te 
        bereiden), daarna wordt de dorrowat met injerra opgediend (saus met veel 
        uien en knoflook met een kip erin geserveerd met een zure, sponsachtige 
        pannenkoek). De kippen hebben we de vorige dag zelf met een aantal mannen 
        geslacht, dus we weten wat we eten. Daarna volgt er weer injerra maar 
        dan met een andere saus en vervolgens wordt de koffie klaargemaakt op 
        traditionele wijze en behoor je er brood bij te eten. Ze houden hier nog 
        al van eten in een rap tempo en dus hadden wij om 8.30 al ons buikje geheel 
        rond gegeten. De traditie in Ethiopië is dat je een gast ook eten 
        in de mond stopt, een groot stuk injera met saus wordt vakkundig opgerold 
        tot een heerlijke hap die je niet kan weigeren wanneer iemand je hem in 
        je mond vol stopt, het is een gebaar van groots respect (maar voor ons 
        wel wat vreemd om door een ander gevoerd te worden). De meesten zaten 
        al om 9 uur al aan een biertje, en ook jerzy kreeg twee pullen bier,vers 
        van het vat in zijn handen gedrukt, met een duidelijke boodschap, deze 
        twee jongen mogen niet staan, ad vundum….
 Addis Abeba is een grote stad er is veel armoede en het is dan ook de 
        plek met de meeste zwervers in Afrika denken wij. Sommige in een zeer 
        slechte staat. Wanneer we stoppen bij een stoplicht dan etaleren ze hun 
        handicap bij het raam: een man heeft 8 vingers aan een hand, en andere 
        rood ontstoken ogen, ook lijkt Elephantitis aanwezig te zijn, sommige 
        hebben benen zo groot en dik als olifants benen dat ze zich eigelijk niet 
        meer voort kunnen bewegen en ze gekluisterd zijn aan een plek op de stoep 
        waar het vuil zich opstapelt.
 Er zijn veel vrouwen die zich voort bewegen met hun kroost. Vaak wel 3 
        of 4 kinderen die op hun beurt zakdoekjes proberen te slijten aan de mensen 
        in de straat lopen zodat ze iets kunnen eten. Dan zijn er de mensen die 
        ledenmaten missen en op houten blokjes of een karretje van oude planken 
        met een paar wiellagers rondrijden, in de hoop ook iets te krijgen. We 
        hebben maaltijdbonnen gekocht die we uit kunnen delen zodat we ze een 
        maaltijd kunnen geven maar realiseren ons dat we weinig kunnen doen, en 
        dat het niet eerlijk is verdeelt in de wereld.
 Wanneer we onze auto registratie moeten verlengen bij costums zien we 
        opeens een gele landcruiser rijden met een Nederlands nummer bord. Het 
        zijn Ron en Jen van www.vangroningennaarkaapstad.nl en na zaken gedaan 
        te hebben bij de plaatselijke ambtenarij gaan we samen koffie drinken 
        om verhalen en ervaringen uit te wisselen. Zij komen immers van boven 
        en wij willen wel het een en ander horen en visa versa. Na het zien van 
        hun verblijfplaats besluiten wij ook te verkassen naar dit oord. We nemen 
        afscheid van een geëmotioneerd Amba hotel en trekken in bij het Tiatu 
        hotel. Dit hotel is n.l. midden in de stad en daarom ook wat duurder maar 
        beslist niet beter (zie de badkamerfoto’s).
 Het is voor het eerst sinds lange tijd dat wij niet in onze tent slapen 
        en ik doe dan ook echt geen oog dicht. Moet helemaal wennen aan een ander 
        bed. Met Ron en Jen klikt het en we brengen vele uurtjes gezellig kletsend 
        door. Als we ‘savonds een hapje gaan eten maken we het volgende 
        mee. Ron besteld beef (wij drieen bestellen pizza). Na enkele minuten 
        komt de ober zeggen dat ze dat niet hebben. Oke, dan neemt hij kip. Na 
        enkele minuten komt hij zeggen dat ze ook geen kip hebben. Daarna besteld 
        hij tips (op aanraden van de ober omdat ze dat wel hebben) maar helaas, 
        de ober komt weer met zelfde mededeling terug. Ron geeft het blijmoedig 
        op en besluit dan maar voor de pizza te gaan. Nadat wij onze pizza hebben 
        gekregen komt de ober terug: Die pizza ingrediënten hebben ze niet!!!!!!!!!!!!
 Jerzy en Ron ontfermen zich over onze auto en we laten de veren weer 
        recht (of eigenlijk krom) zetten. Een prima oplossing voor weinig geld. 
        We zijn er erg tevreden over.Intussen lopen we veel heen en weer naar de Sudanese ambassade om info 
        te krijgen wat ons visa betreft. Het duurt nu al zes weken en ook al vermaken 
        we ons prima, we willen graag weer verder. Op een gegeven moment ontmoeten 
        we Jon en Jannicke, een koppel uit Noorwegen die dezelfde kant opgaan 
        als wij. Zij hebben het geluk dat er een vriendin van hun op de ambassade 
        werkt en hun visa voor Sudan was in 2 dagen dus geregeld. We willen graag 
        samen reizen maar ons visa is er nog steeds niet. Hun vertrekken alvast 
        naar Sudan en we houden contact via de email. Dan, op een memorabele dag, 
        zegt de ambtenaar in Dar es Salaam tegen ons dat hij een goedkeuring heeft 
        ontvangen vanuit Kartoum. Wij zo blij als een kind. Eindelijk!!!! Dus 
        wij op een drafje naar meneer de chagrijn op de Sudanese ambassade, want 
        Dar es Salaam had het die ochtend zelfs al naar Addis Abeba gefaxt. Wij 
        komen daar vrolijk aan zetten maar hij verteld ons kort en bondig dat 
        wij daar niets te zoeken hebben omdat hij nog niets heeft ontvangen. Ja 
        maar het is gister al verstuurd en als u nou even wil kijken dan…………………….niets 
        van dat alles. Volgende week maar terug komen.
 Wij hebben iets meer haast dan dat meneer denkt en staan de volgende ochtend 
        weer op de stoep (nadat ik met Dar es Salaam heb gebeld en heb uitgelegd 
        dat de persoon in kwestie nogal ‘rude’ was en niets ontvangen 
        had). Nu waren de woorden van de onbereikbare, geen contact makende ambtenaar 
        als volgt: Jerzy, we recived your visa! (wel potsiedorie, Ik ben daar 
        elke dag geweest, ze zouden eigenlijk mij moeten feliciteren!)
 Maar zijn jullie met de auto?? Nou, dan moet je een permit hebben om te 
        rijden. De moed zakte ons een beetje in de schoenen, dat wordt weer een 
        paar dagen wachten……Gelukkig wil hij dat meteen voor ons regelen 
        en kost het “maar” 33 dollar (later in Khartoum zou blijken 
        dat dit document helemaal geen permit is maar een of ander ontvangst bewijs 
        van ons visa, dus we hebben 33 dollar voor jan doedel betaald). Maar die 
        slimmerds schrijven dus alles in het Arabisch zodat wij het, domme toeristen 
        niet kunnen lezen.
 Op onze laatste dag in Addis willen we nog wat dollars halen. Dat blijkt 
        allemaal niet zo eenvoudig. Het kost ons anderhalve dag om het te regelen 
        en we worden naar 4 verschillende banken van dezelfde branche gestuurd 
        en daar kunnen we met onze creditcard Birr halen. Helaas kunnen we het 
        niet omwisselen in dollars en we krijgen maar voor 400 dollars aan birr. 
        Dat is veel te weinig want de boot naar Egypte gaat ons minimaal 1000 
        dollars kosten. De bank beambte kijkt ons enigzins raar aan als wij 3 
        creditcards tevoorschijn toveren en dat betekend voor ons: 3 keer 400 
        dollar = 1200 dollar. Dat is voldoende. Hij kan er wel om lachen. Wisselen 
        kan wel in het Hilton hotel maar pas als die ene collega vertrokken is 
        (fluisterd de ander tegen ons). Dus we maken een stiekeme afspraak voor 
        in de avond. We zijn de enige in het Hilton die een vies schirt aan hebben 
        maar goed……..we hebben nu wel een hoop centjes bij ons.
 De weg naar Sudan is mooi. Hoge bergen en diepe dalen. Zo ook met ons 
        autootje. De eerste dag doet ie het als een trein. We slapen ‘nachts 
        op een grasveldje en maken we kennis met een zeer bezorgde jongen die 
        er op staat om bij ons te blijven. Om voor onze veiligheid te zorgen. 
        Wild kamperen kan prima in Ethiopië, je moet alleen pas stoppen met 
        rijden als het bijna donker is anders staan er binnen enkele seconden 
        100 mensen om je heen die van alles van je willen. Wij hadden alleen bezoek 
        van deze schooljongen en raakten, het zij met handen en voeten, gezellig 
        aan de praat. We boden hem aan om hem de volgende dag naar school te brengen 
        en we spraken om 7 uur ‘ochtends af. Na een warrige nacht, het waaide 
        ontzetten hard en hoorden de hyena’s jammeren, werden we om 6 uur 
        gewekt door onze metgezel. Zeg, ben je niet een beetje vroeg? Hij had 
        zich zorgen gemaakt en wilde graag weer bij ons zijn. Na een stevig ontbijt 
        voor hem en zijn broertje te hebben gemaakt, gingen we met zijn drieën 
        op pad. Broertje hoefde vandaag niet naar school maar wilde graag die 
        gekke farensj met hun huis op het dak met eigen ogen komen bewonderen.We hebben nog een aantal foto’s van ze gemaakt en zijn toen naar 
        zijn school gegaan. Hij voelde zich een koning te rijk! Met de auto naar 
        school (het arme kind had anders ongeveer twee uur moeten lopen).
 Tijdens onze rit in de bergen voelt Jerzy dat de remmen het niet meer 
        doen. We remmen af door middel van de motor en handrem en bedenken wat 
        we nu moeten doen. We denken dat er lucht in het systeem is gekomen (omdat 
        de remleiding kookte) maar wat we moeten doen weten we niet zo goed. We 
        wachten een uurtje in de brandende zon en er komt een tiental mensen, 
        dit keer zwijgend, om ons heen staan. We besluiten toch maar weer heel 
        langzaam verder te gaan en alleen op de motor te remmen (ik denk achteraf 
        dat ik dat tijdens de uren daarvoor dat wat te weinig heb gedaan en daardoor 
        de remmen heb overbelast). We steken al onze belangrijke documenten in 
        onze broekzak voor het geval we de auto niet meer houden en er uit moeten 
        springen (klinkt wel wat dramatisch he!)Jerzy wil zijn raam dicht doen en opeens houdt het hele elektrische apparaat 
        er mee op. Na wat wrikken aan het ding, valt ie naar beneden en er is 
        geen beweging meer in te krijgen. Ehhmmmm da’s niet handig in een 
        land met grijpgrage handjes (niet om te stelen maar wel een soort over 
        nieuwsgierigheid). Maar het blijkt dat de gehele elektriciteit het heeft 
        gehad. De waarden van de batterij lopen omhoog en dat doet ook onze bezorgdheid.
 We rijden door naar Gondar. Om een uur of drie daar aangekomen, wilde 
        we nog even het kasteel en de mooiste kerk van Ethiopië bekijken. 
        Jerzy moest alleen zeer nodig naar het toilet en vond een mooi plekje 
        in de tuin van het kasteel (ja, je zal maar moeten en nergens naar toe 
        kunnen, da’s best vervelend. Maar poepen in het kasteel heeft iets 
        heel bijzonders, aldus Jerzy.) De kerk van Debre Birhan Selassie is een 
        heel bijzondere. Overal (echt, er is geen stukje ongemoeid gebleven) zijn 
        schilderijen op de muur gemaakt. Het is er heel klein maar ontzetten prachtig. 
        Zwarte engeltjes kijken op je neer en zelfs Maria is van Ethiopische komaf.
 De autoproblemen verdwijnen weer, deels omdat Jerzy het gefixt heeft 
        en deels omdat……………dat weten we eigenlijk 
        niet.De grens overgang met Sudan is er een van prima kwaliteit. Ethiopië 
        ben je binnen twee minuten uit, sudan doet er iets langer over maar gaat 
        ook soepel. We moeten alles in Dinar betalen (ongeveer 60 euro) en moeten 
        dus wisselen bij de plaatselijk afzetter. Hij begint belachelijk laag 
        en als we zeggen dat we dan naar iemand anders gaan begint hij ons uit 
        te lachen. Er is helemaal geen ander, zegt hij. Maar wij kunnen splitten 
        als de beste en dus maken we er zelf een potje van met verschillende geldwissel 
        criminelen. Dan begint afzetter 1 ruzie met ons te schoppen en geven wij 
        hem, onder toezien van de Sudanese politie, hem een koekje van eigen deeg. 
        “Zo behandel je volgens de moslim traditie je gasten niet. Wat jij 
        doet is crimineel” (en we zeggen zachtjes tegen hem dat hij naar 
        alcohol ruikt en dat mag al helemaaaaaaal niet, lekker puh!.) Hij besluit 
        iets met de koers omhoog te gaan en ook al verdiend hij een smak geld 
        met onze wissel, hij houdt zich in ieder geval gedeisd.
 We rijden naar Gedaref, het is meteen gedaan met de bergen, vanaf nu alleen 
        woestijn. Gelukkig wel met een asfalt weg ertussen. We komen steeds dezelfde 
        vrachtwagen tegen, met ongeveer 30 pikzwarte Sudanesen erop. Als we elkaar 
        weer eens voorbij rijden, brengt dat een claxonsalfo, veel gelach en vriendelijkheid 
        teweeg. “ Welkom in Sudan”!We voelen ons vereerd door zoveel 
        vriendelijkheid en gezamenlijk vervolgen we onze weg.
 Gedaref is een vriendelijk plaatsje en we overnachten bij een goedkoop 
        hotelletje. De hotel eigenaar regelt een nachtwaker (voor een dikke prijs) 
        voor onze auto en we hebben een beetje spijt dat we niet bij het tankstation 
        verder op zijn gaan slapen (we zagen er later veel vrachtwagenchauffeurs 
        er overnachten). ‘avonds lopen we over de markt en doen ons tegoed 
        aan falafel, shoarma en andere sudanese heerlijkheden. We mogen van de 
        hoteleigenaar gebruik maken van zijn dakterras en genieten een uurtje 
        van een prachtig uitzicht in een bloedheet Gaderef.
 Op weg naar Khartoum passeren we een aantal politiestations (het blijft 
        een land in oorlog) en bij de ene krijgen we een beker water, de ander 
        een kop thee met mint en de ander geeft ons koekjes (als na de koekjes 
        blijkt dat ik niet de zus van Jerzy ben, is hij toch enigszins teleurgesteld, 
        maar blijft heel vriendelijk).
 We worden bij elke tolweg vriendelijk welkom geheten en ze vinden dat 
        wij geen tol hoeven te betalen. Welkom to Sudan, wordt ons toegeroepen.
 Omdat we nog geen foto permit hebben, durven we niet zo goed foto’s 
        te maken. Als een land als dit in oorlog is moet je voor alles een permit 
        hebben. Wel nemen we stiekem een foto van een aantal kamelen. We hebben 
        ze niet meer gezien sinds west afrika en ze liggen er wel heel gezapig 
        bij.
 Aangekomen in Karthoum, zijn we al snel verdwaald. We kunnen de camping 
        niet vinden en kloppen bij een bedrijf aan om de weg te vragen. “ 
        Kom binnen” En voor dat we het weten wordt er ons een heerlijk koud 
        colaatje voorgeschoteld en brengt hij ons naar de plek waar we moeten 
        zijn. Als wij al een uurtje op de camping (lees: beveiligde parkeerplaats) 
        zijn komen Mark en Jason op de motor aanrijden. Helmaal stuk! Ze komen 
        vanuit Egypte en Jason zijn schokbreker is afgebroken. Ze hebben 4 zware 
        dagen achter de kiezen. De volgende dagen trekken we veel met elkaar op 
        en ook Jon en Jannicke zijn weer van de partij. En ook Fernando (uit Argentinië) 
        komt even aanwippen (en hij heeft met Maxima gewerkt!!!!). We organiseren 
        een gezellige braai.
 Helaas houden onze GPS en koelkast het niet lang vol met deze hitte. 
        Beide reispartners (en niet geheel onbelangrijke) houden er regelmatig 
        mee op. Ook zij vinden 54 graden (want dat was het vandaag) echt iets 
        teveel.De volgende dag is het tijd om alle zakelijke dingen te regelen. En het 
        zijn er nog al wat: visa voor saoudi arabie, foto permit, drivenspermit 
        (nu de echte), permit om piramide te bezoeken etc. We worden van gebouw 
        naar gebouw gestuurd en niemand lijkt echt te weten wat je moet doen. 
        Intussen is het 51 graden en zijn al drie dagen bezig om bovenstaande 
        dingen te regelen.
 Het gaat allemaal zeer moeizaam. Vooral ons visa voor sauodi is moeilijk. 
        Ze geven geen visa aan ongetrouwde vrouwen onder de 40 die niet met hun 
        broer of vader reizen. De Nederlandse ambassade wil ons wel een aanbevelingsbrief 
        geven maar dat blijkt na een aantal dagen niet voldoende te zijn. Er moet 
        opstaan dat we getrouwd zijn.
 Die ochtend worden we uitgenodigd door diegene die de visa’s regelt. 
        We worden opgehaald en komen aan in een mooi huis. De tafel is al gedekt 
        met al het lekkers wat je je kunt voorstellen. We smikkelen wat af en 
        het is erg gezellig. De vrouwen trekken zich terug en eten niet mee. Ik 
        voel echter geen verschil in benadering naar mij toe en leg me er bij 
        neer dat dit de cultuur is. Een westerse vrouw is in dit land als ieder 
        ander. Gelukkig maar. Straks in Saoudi is dat anders dus laat ik er nog 
        maar even van genieten.
 We gaan nog even geld wisselen en nadat wij de bankbeamte hebben wakker 
        geschud help hij ons vriendelijk. We moeten langs 3 kantoortjes maar vergeleken 
        met Addis zijn onze dollars hier snel omgewisseld.De volgende middag zet Vinson zijn auto naast de onze. Hij gaat even varen 
        op de Nijl. We raken aan de praat en hij zet een paar biertjes in onze 
        koelkast. Ray is de eerste leuke Amerikaan die wij ontmoeten en werkt 
        voor de ambassade van Amerika. Hij nodigt ons uit voor een feest bij hem 
        thuis. Dat laten we ons geen twee keer zeggen. Het wordt een avond waarin 
        we kennis maken met de voltallige ambassade, traditionele shiza roken 
        (waterpijp, geen drugs!!) en varkensvlees eten. Het is lang geleden dat 
        ik een lekker koud wit wijntje heb genoten en ik laat het mij met een 
        bel of drie ontzetten goed smaken (en dat op diplomatieke bodem)
 Het Allaaaahhh Akhbarr wordt 5x per dag over de parkeerplaats gezongen 
        (gebruld). We kennen het nu zo goed dat we het kunnen meezingen maar zien 
        in dat dit een beetje onfatsoenlijk is. Ons visa is nog steeds niet rond en we hebben onze brief laten aanpassen. 
        Op de Nederlandse ambassade is men heel vriendelijk. Er is een zwembad 
        en daar mogen we verkoeling zoeken. De houding van: “het is jullie 
        eigen grondgebied en dus hebben jullie daar recht” op voelt heerlijk 
        aan. We moeten om 16.00 uur de volgende dag terug komen bij de visa sectie 
        van Saoudi. Intussen zijn Jon en Jannicke alweer richting het oosten gegaan. 
        Hun visa aanvraag duurde maar twee dagen. De onze ligt alweer 6 dagen 
        op het bureau van……….ja, van wie eigenlijk?
 Wij staan de volgende dag braaf om 16.00 op de stoep. Helaas. Ze hebben 
        de registratienummers verkeerd ingevuld en er is geen tijd meer vandaag 
        omdat te veranderen dus we lopen wederom de boot mis (eerst waren het 
        onze trouwpapieren, daarna feestdagen en nu dit weer). Nu weer twee dagen 
        later op het einde van de dag terug komen. Ik kan maar moeilijk mijn teleurstelling 
        en woede verbergen. Wat volgens deze mensen zo makkelijk bleek, duurt 
        nu al anderhalve week. Ik ben het wachten zat, ben bevangen door de hitte 
        (het is 50 graden……en de zon schijnt volop) en neem het hun 
        kwalijk dat zij na anderhalve week ons paspoort in bezit te hebben, zo’n 
        domme fout maken.
 Ik wordt gesommeerd door Jerzy mijn mond te houden want kwaad worden heeft 
        in dit land geen enkele zin en zeker van een vrouw wordt dat absoluut 
        niet geaccepteerd. Ik besef dat hij gelijk heeft maar ik kan het niet 
        helpen, ik wil maar wat graag weer verder.
 Reizen is leuk maar als je zovaak moet wachten en geen andere plannen 
        kunt maken of andere zaken kunt regelen omdat je paspoort ergens bij een 
        ongeïnteresseerd persoon op zijn bureau ligt wordt ik een beetje 
        moedeloos. Je hebt het zelf niet in de hand en bent wederom afhankelijk 
        en overgeleverd.
 De heren in kwestie nodigen ons uit om de maaltijd samen te nuttigen en 
        we nemen die aan. Het wordt een gezellige avond en ik ben weer in staat 
        om mijn teleurstelling iets te verbergen. Het zijn allemaal vriendelijke 
        en hartelijke mensen en maken weer een mooi stuk cultuur mee en besef 
        me dat dit de andere kant van het verhaal is. De vrouwen laten mij enkele 
        tradities zien voor wat betreft hun huwelijk, leren me hoe je je huid 
        een scrub beurt moet geven en krijg het ene zoete drankje na het andere 
        geserveerd.
 Jerzy probeert de plaatselijke dadeldrank en snuf (soort pruimtabak) uit 
        maar hij is er niet echt gecharmeerd van. Maar het blijft natuurlijk wel 
        erg leuk om alles uit te proberen.
 Op dit moment van schrijven hebben we nog steeds geen zekerheid en kunnen 
        we de andere route (die van wadihalfa in Egypte) nog niet regelen. Wedden 
        op twee paarden heeft hier geen zin omdat het je ook twee keer zoveel 
        geld kost (1 permit om te rijden naar een specifieke plaats kost al gauw 
        60 dollar) en dat heb je in de regel niet veel.
 We hebben nog 4 weken te gaan en we hopen morgen op wederom meer duidelijkheid.
 Vanavond hebben we een semi bbq geregeld met Mark and Jason (zij komen 
        oorspronkelijk uit zuidafrika en kunnen bbq’en als de beste!). We 
        hebben Ray ook uitgenodigd en hopen dat hij wat van het verboden vocht 
        meeneemt. Want wie weet…………,misschien zien we 
        elkaar morgen wel voor het laatst…………. Inschalla!! (als Allah het wil…………….)
 Ethiopië.
 april 2005
 Nadat Paula is opgeknapt van de malaria, kunnen we eindelijk op weg naar 
        Kenia, helaas bereiken ons de berichten dat het krijgen van een visum 
        voor Soedan in Addis Abeba moeilijk is en lang duurt en het al helemaal 
        niet te krijgen is in Nairobi. Emiel en Mirjam vertellen dat zij hun aanvraag 
        in Dar es Salaam hebben gedaan bij het Soedanese consulaat. Omdat het 
        zo onduidelijk is hoe en wat, en er veel spookverhalen de ronde doen besluiten 
        wij terug te rijden naar Dar om een bezoek te brengen aan het consulaat 
        en daar alsnog een aanvraag te doen. Een ommetje van totaal 1300 kilometer 
        maar ja vergeleken bij de ongeveer 30.000 duizend kilometer die we totaal 
        rijden is dat een schijntje. We proberen zo dicht mogelijk in de buurt 
        van Dar te komen een slapen de nacht in de bush bush onder een telefoonmast 
        midden in een mierenhoop. De volgende dag kunnen we meteen in de ochtend 
        terecht bij Mustafa Saleh en zonder al te veel problemen regelt hij voor 
        ons de aanvraag, ook wil hij het visum wel opsturen naar Addis Abeba zodat 
        wij onze reis kunnen voorzetten. We slapen nog een nachtje in de verstrengelde 
        hitte van Dar es Salaam, slaan een grote voorraad in van chapatie (een 
        soort overheerlijke vette bloemachtige pannenkoek die je ten aller tijden 
        uitstekend tot je kan nemen) groeten en fruit en knallen terug naar Arusha. 
        De agenten onderweg herkennen de Africanroads auto en groeten ons uiterst 
        vriendelijk en binnen 3 dagen zijn we weer terug in Arusha, waar we twee 
        dagen rust nemen zodat we helemaal fris en fruitig de grens met Kenia 
        over kunnen gaan.De weg is wederom prachtig, de Masaai wordt steeds echter en we raken 
        weer meer en meer uit de bewoonde wereld. De grensformaliteiten zijn uiterst 
        plezierig en s’middags komen we aan in Nairobi. Via een U.N. medewerker 
        komen we aan een adresje midden in de stad waar we kunnen logeren. Chris 
        werkt bij BMW is verzot op BMW motoren en wil een klein overlanders campingetje 
        beginnen voor ook niet BMW’ers, we zijn er welkom.
 Onze auto heeft voor de verandering weer eens wat problemen en we maken 
        ons toch steeds nog een beetje zorgen of we het überhaupt wel gaan 
        reden met het bakkie. Via Chris komen in contact met FITS diesel techniek. 
        Gerund door twee oudere mannen, David een schot met engelse humor en Sing 
        Flora een Indiër met tulband die ook zo nu en dan van een geintje 
        houdt. De heren lopen de hele motor na en uiteindelijke zijn we tweedagen 
        flink aan de arbeid en wordt de auto gedotterd en krijgt hij een bypass. 
        De ventilator van de motor wordt vast gezet zodat hij beter koelt, de 
        olie wordt vervest en alle filters worden vernieuwt. Klaar voor het laatste 
        stuk Afrika. (wel waarschijnlijk een lastig stukje).
 Wij zelf behoeven ook een bypass en moeten gedotterd worden na een avondje 
        “de Carnivor” samen met Marion en Hubert twee Duitsers die 
        met een BMW zijspan door Afrika aan het toeren zijn begeven wij ons naar 
        het walhalla van de vleeseter.
 Vlees eten zoveel je kunt voor 16 dollar. Net zo lang eten tot je de witte 
        vlag op je tafel moet neerhalen als teken van overgave.
 De hele avond lopen er obers rond met zwaarden waaraan de heerlijkste 
        stuken vlees gereigt zijn die midden in het restaurant klaar gemaakt worden 
        op een grote barbecue, krokodil, kameel, kalkoen, kip, koe, geit, varken, 
        struisvogel.
 We voelen ons als Astrix en Obelix en eten ons buik(je) vol……… 
        middels een rolstoel worden wij terug gebracht naar Jungle Junction de 
        camping. En dromen de hele nacht van overvliegende stukken vlees….. 
        HEERLIJK,
 Na een kleine week Nairobi vervolgen wij onze reis via Mount Kenia naar 
        het plaatsje Isiolo. De snelweg wordt een b-weg en de b-weg wordt een 
        graffel piste die ons dieper en dieper de natuur in brengt, onderweg passeren 
        wij het plaatsje Nanyuki en passeren wij de evenaar, een memorabel moment, 
        vanaf nu begeven wij ons weer in het al om bekende noordelijk halfrond. 
        De weg naar Ethiopië staat nog steeds bekend als een gevaarlijke 
        weg en als we ook nog hele spannende verhalen horen van een Nederlands 
        stel uit Uganda wat daar nog niet zo heel lang geleden overvallen is, 
        bellen wij even met moeders om te vertellen dat het allemaal wel mee valt 
        en dat de kinders goed zullen oppassen, maar een klein beetje gespannen 
        zijn we wel. De piste loopt door een semi woestijn en het is weer ontzettend 
        mooi, de weg zou slecht zijn maar dat valt ons alleszins mee, wel is het 
        een dag stofhappen en trilt alles los wat los kan trillen. S’middags 
        komen we aan in een groot wildpark wat precies op de helft van de route 
        is. In het noorden van Kenia leven nog ouderwetse struikrovers,bandieten 
        en kwajongens die nog wel eens de neiging hebben een toerist of een gevulde 
        vrachtwagen letterlijk in het hemd te willen zetten. Met klasnikofs lokken 
        ze je in een hinderlaag en als je mazzel hebt kan je rijdend maar arm 
        je weg vervolgen maar dat kan ook lopend zijn of hinkend…...
 Dus geen grapjes, hard door rijden, stoppen voor niemand en bijtijds dekking 
        zoeken in de bush bush. Van de politie hoeven we niet meer in konvooi 
        te rijden, maar tot verkort was het verplicht om met een politie-escorte 
        te reizen , nu mag je nadat je, je naam, tijdstip van vertrek, type auto 
        hebt opgeschreven en na een ferme handdruk van de officier je pad alleen 
        vervolgen. Het is nog maar zelden, de laatste tijd, dat er wat gebeurd 
        en zoals we uit de verhalen horen patroeieert het leger er ook en die 
        past het snelrecht toe waardoor menig struikrover eieren voor zijn geld 
        kiest en de reiziger met rust laat
 In Marzabit logeren wij op de parkeerplaats van Jey Jey center (hallo 
        collega). We zien al wat meer arabische invloeden in het dorp. We genieten 
        de laatste dag dat we in Kenia zijn nog van de Tjapatti (maar hoe kun 
        je nou geen suiker in je thee willen en wel op de tjapatti, Getsie! De 
        ober vind mij maar een rare dame.)
 Wij hebben ons op de gehele weg niet vervelend of bedreigd gevoeld en 
        hebben een uitstekende reis gehad.
 De grens formaliteiten gaan zeer vlot en voor we het weten staan we aan 
        de Ethiopische kant van Moyale. We doen ons best om een parkeerplekje 
        te vinden maar bij het ene hotel zijn ze niet aardig en bij het andere 
        vragen ze teveel. We ontdekken een hotelletje midden aan een drukke straat. 
        Ze spreken geen engels maar weten ons wel duidelijk te maken dat ze 30 
        birr voor de parkeerplek willen hebben. Verontwaardig zeggen wij dat het 
        niet logisch is dat we 10 birr meer voor een parkeerplek moeten betalen 
        dan dat een kamer kost. Hij blijft voet bij stuk houden en uiteindelijk 
        krijgen we het bij de manager voor elkaar dat we 20 birr betalen.We moeten erg lachen als het hotelletje een bordeel blijkt te zijn en 
        fronsen ons voorhoofd als de hoertjes naar de mannen lonken. De muziek 
        blijft tot diep in de nacht knal hard aan en s ochtends om 5 uur begint 
        het eeuwige geveeg weer. Een kort nachtje dus………….De 
        wc en douche zijn zeer ranzig en nadat ik mijn bril weer heb opgezet zie 
        ik een enorme pad en een paar kakkerlakken voor mijn voeten kruipen.
 Via Moyale gaan we naar Arba Minch. De Rift Valley laat ons het korte 
        nachtje vergeten en wij genieten van een prachtig stuk Ethiopie. We zien 
        veel hard werkende mensen en veel armoede maar ook veel vriendelijkheid. 
        Er wonen in dit gebied veel verschillende stammen en stuk voor stuk zien 
        ze er prachtig uit (veel kleuren, versieringen en zelfs schotels door 
        de lip geven schoonheid en status aan). We weten dat men niet graag gefotografeerd 
        wordt en we kunnen niet anders dan dat respecteren.
 Op een gegeven moment zien we o een steile berg een groep mannen lopen. 
        Ze dragen een brancard. Wij vrezen een dode en nadat men ons aanhoudt 
        en onze hulp vraagt, stoppen we. We zien dat de oude man nog leeft en 
        met handen en voeten wordt duidelijk dat hij van een berg gevallen is. 
        Ik ga op de middenconsole en de man krijgt mijn stoel. We brengen hem 
        naar een hospitaal en hopen dat het hem beter gaat. Dankbaar neemt hij 
        afscheid van ons.
 Aangekomen in Arba Minch zetten wij ons kamp op in de tuin van het Mekele 
        Hotel. Het is het meest chique hotel van de stad maar ons ging het om 
        het prachtige uitzicht over de twee meren. Het hotel is nogal suf en er 
        zaten alleen maar oude mensen (en terwijl ik dat hardop zeg kijken twee 
        nederlandse oude dames mij wat verbaasd aan, oeps ik ben het duidelijk 
        niet meer gewend dat iemand anders dan mijn ega mij kan verstaan.).De volgende ochtend gaan we geld wisselen bij de bank. Het is er verschrikkelijk 
        druk en ik ben uiteraard de enige blanke. Ik wordt meteen te woord gestaan 
        en nadat de hele tent weet dat ik 200 dollar wil wisselen en hoeveel Birr 
        dat is, sta ik na 10 minuten weer buiten.
 We willen graag door het National Park naar Awassa rijden maar volgens 
        de aanwezigen gaat dat nu niet. Omdat ik erge buikpijn heb, besluiten 
        we alleen naar de Crocodile Farm te gaan en niet ook nog het park te bezoeken. 
        De farm was een fiasco. Onze gids sprak geen woord engels en was niet 
        van zins om iets te vertellen. Na nog geen half uur hadden we het bekeken 
        (jammer want we hadden er vrij veel van verwacht) en gingen we richting 
        Awassa. De weg was langer dan we verwachten maar voor het donker kwamen 
        we aan bij Jana Franke. Zij (duitse) woont met haar Ethiopische man Kouratu 
        in Awassa en we hadden van hun via een ander stel gehoord. Daar aangekomen 
        (was erg moeilijk te vinden en dus hadden we heel kinderrijke buurt achter 
        ons aan roepend om Money, money, money) werden we zeer vriendelijk en 
        hartelijk ontvangen door Jana, haar man en hun schattige tweeling. We 
        waren van plan een nachtje te blijven maar we vermaakten ons zo goed met 
        elkaar (het klikte echt) dat we 4 nachten zijn gebleven. Jana kan heerlijk 
        koken en sinds een lange tijd hebben we weer van een echte goede keuken 
        met Europese smaken mogen genieten. Als een niet westerse toch westers 
        eten klaar maakt blijft dat toch altijd niet westers smaken. Bij een Afrikaan 
        kun je beter Afrikaans eten, want dat is meestal ook smullen. Omdat we 
        de enige gasten waren had Jana ook alle aandacht voor ons. Ze is een heerlijke 
        kletsmajoor en ze betrok ons erg bij haar Ethiopische leven. Zo deden 
        we dagelijks uitgebreid een koffie ceremonie, regelde ze voor ons een 
        tjad ceremonie (kauwen op blaadjes waar je een beetje high van wordt) 
        een zeer traditioneel gebruik en maakte ze dagelijks de heerlijkste, puur 
        natuur, gerechten voor ons.
 We hebben er zelfs een kip geslacht. Jerzy had met zijn grote mond gezegd 
        dat als je vlees at, je dan ook in staat moest zijn het dier te kunnen 
        doden. Zo gezegd zo gedaan. Tsigit, de huishoudster maakte het beestje 
        voor ons klaar en de tweeling hielp met slachten. De gewoonste zaak van 
        de wereld. Ondertussen was ik zeer geboeid door de gieren die op de dooie 
        resten kip af kwamen. Ze stonden nog geen 3 meter van me vandaan! Ze zijn 
        mooi van de lelijkheid, ze zijn vies en brutaal maar wel spannend.
 Tijdens ons laatste ontbijt had Jana zoveel klaar gemaakt (en ook wat 
        foliepapier er bij gedaan) dat we ook nog genoeg voor een lunch onderweg 
        hadden. We hebben de hele dag nog kunnen nagenieten van alle verwennerij 
        (ik heb alle gerechten opgeschreven en ik hou mij er aan dat als ik thuis 
        ben, de hele boel ga kopiëren)
 De weg naar Addis Abeba is er een van uitstekende staat maar wel erg druk 
        met ezels, kippen en kinderen. We hadden van andere mensen de coördinaten 
        van het Amba hotel gekregen, dus dat gingen we opzoeken. Alleen, het waren 
        de verkeerde gps coördinaten dus het was alsnog even zoeken en vragen. 
        Uiteindelijk kwamen we aan en hebben de tent op de parkeerplaats uitgeklapt. 
        We vinden het heerlijk om in onze eigen tent te slapen en dus willen we 
        daar wel wat moeite voor doen. Met de manager zijn we een mooi prijsje 
        overeengekomen en we konden meteen aanschuiven in het bijbehorende restaurant.
 Helaas had de Sudanese ambassade nog niets over de goedkeuring van ons 
        visa gehoord maar tot onze opluchting waren ze niet verbaasd over hoe 
        wij het geregeld hadden.Op onze tweede dag in Addis zijn we maar richting stad gelopen. Wij vinden 
        dat nog steeds de beste manier om een stad te leren kennen. Onderweg kwamen 
        we erg veel armoede tegen. Veel bedelaars, jong en oud. Ik heb nog nooit 
        zoveel zieken, zwakken, zwervers en armoede op straat gezien. In Addis 
        zijn de bedelaars over het algemeen erg aanhoudend en soms ook agressief. 
        Niet dat ze je iets aan zullen doen maar het aanklampen, kilometers achter 
        je aan blijven lopen en schreeuwen maakt het soms wel wat vervelend. Soms 
        schiet de politie of een volwassene je te hulp maar een paar woorden in 
        het Armanic helpt vaak ook. Maar de mensen zijn hier soms zo gehandicapt 
        (mensen die alleen op hun handen kunnen schuifelen, open wonden hebben 
        of anderszins iets ernstigs aan ledematen hebben) dat het je echt aan 
        het hart gaat.
 We weten al een tijdje dat we weer wat onderhoud aan de auto moeten doen 
        maar hebben er geen zin in. We steken nog even de kop in het zand (we 
        rijden ook nu niet dus…………..) en bezoeken liever 
        de musea en slenteren door de stad.
 De musea zijn zeer de moeite waard. We schudden Lucy de (plastic) hand 
        en genieten van de informatie en de hoeveelheid cultuur.
 
 Dan is dan toch de dag aangebroken dat we met de auto aan de slag gaan. 
        We gaan naar Moenco Toyota garage. Omdat we op woensdag middag aankomen 
        kunnen we niet meer worden geholpen. En de volgende dag is profeet Mohamed 
        jarig en kunnen we ook niet geholpen worden. We balen een beetje van onze 
        eigen luiheid maar wachten gestaag. We vermaken ons met het lieve en gezellige 
        personeel van het hotel. Ik maak mij druk om de viezigheid van de toiletten 
        en zie het als mijn missie de klanten van een wijze hygiëne les te 
        voorzien en warempel mijn inspanningen lijken vruchten af te werpen. Na 
        een paar dagen is de plee zichtbaar iets schoner.
 Op vrijdag spoedige wij ons vroeg in de ochtend naar de garage, waar we 
        een afspraak hebben gemaakt. Na nog geen 1 minuut binnen te zijn geweest, 
        heeft de manager een blik op onze auto geworpen en het oordeel geveld. 
        “ Deze auto helpen we niet” en met een onfatsoenlijk wegwuivend 
        gebaar geeft hij de voorman de opdracht om ons niet te helpen. Ze hebben 
        de onderdelen niet, is het verhaal ons model is te oud. Wij proberen nog 
        te vertellen dat we niet veel onderdelen nodig hebben en dat we vooral 
        een professionele blik nodig hebben. Het mag niet baten. Wij gaan boos 
        en teleurgesteld weer weg. Na een paar minuten stel ik voor om terug te 
        gaan en deze man eens te vertellen wat wij elkaar nu aan het vertellen 
        zijn. Wat een stuk onfatsoen!!! Ik vraag aan de balie waar ik de manager 
        kan vinden en stap zijn kantoor binnen. Een beetje verbaasd kijkt hij 
        naar de vrouwelijke farensj (blanke) en besluit mij met technische auto 
        precisie om de hoofd te slaan. Gelukkig weet ik precies waar hij het over 
        heeft en kan ik hem zeggen dat hij het helemaal bij het verkeerde eind 
        heeft en dat ik teleurgesteld ben in zijn manier van werken in dit grote 
        bedrijf (zijn mensen hadden op zijn minst ons even te woord kunnen staan). 
        Ik eis een inspectie van onze auto. Oké, na een hoop gesoebat krijg 
        ik een gratis inspectie. Ik ga naar Jerzy terug maar die is al helemaal 
        klaar met alles en we gaan weer weg. Via het hotel krijgen we de naam 
        van Abbasyn garage en hij brengt ons er naar toe. Vriendelijk worden we 
        geholpen en binnen een ochtend is het probleem (tikken onder de auto) 
        geanalyseerd en opgelost.
 Het is prima toeven op de parkeerplaats van het Amba hotel. Allemaal 
        lieve en gastvrije mensen. Het is een wereld op zich. De crew heeft zich 
        als een hechte familie ontwikkeld. Er wordt hier heel wat af geknuffeld 
        en gekletst. En wij moeten er vaak om lachen. Op hun beurt moeten zij 
        vaak om ons lachen en we blijven alle aandacht krijgen. Soms is dat ook 
        vermoeiend en liggen dan om 8 uur al op een oor. Ook al is het echt erg 
        gezellig en hebben we veel lol, we zijn het spugen, geen wc hygiëne, 
        douchen met een kommetje water en alle aandacht krijgen ook wel eens zat. 
        Op zaterdag nemen we afscheid om vervolgens naar Lalibella te gaan. Deel twee Ethiopie Er zijn een aantal dingen die een overlander vreest op zijn reis: Een 
        is overvallen te worden en de andere is een ongeluk te krijgen. In het 
        eerste geval is het advies alles te geven wat de rover wil hebben zodat 
        je je leven spaart en veilig thuis kan komen. In het andere geval, dat 
        van een ongeluk, is het advies om door te rijden zodat het dorp je niet 
        lyncht en je dus ook je leven spaart en je veilig thuis kan komen.Wij reden vanuit Kombochja, het noorden van Ethiopië naar Lallibella 
        en we waren pakweg een uurtje aan het cruisen, hadden een steile bergpas 
        achter de kiezen en begaven ons nu in wat vlakker gebied.
 In de verte zag ik een bus met flinke snelheid onze kant op komen, vanwege 
        een vrachtwagen aan zijn kant, weken we wat uit naar rechts om hem ruimte 
        te geven om hem te laten passeren. Ons tempo was aangepast aan dat van 
        een keurig burger dat door een klein dorp heen reed.
 Op het moment dat de achterkant van de bus ons voorbij aan het gaan was 
        kwam plots uit het niets, net achter de bus, een man aan rennen die in 
        rap tempo wilde oversteken.
 Er was geen mogelijkheid om uit te wijken want ik was hem al gepasseerd 
        en het enige wat ik kon doen was mijn stuur opzij gooien. We keken elkaar 
        aan en hij klapt met een flinke dreun tegen mijn deur aan. Ik trap op 
        mijn rem en spring uit de auto. Ik zie hem verdwaast, alsof hij dronken 
        is, wat rond kijken en hij zakt door zijn knieën en ligt op zijn 
        rug naast de weg midden in het dorp. Hij pakt meteen zijn onderrug vast 
        begint geforceerd adem te halen en zwaar te kreunen. Paula sluit de auto 
        en komt er ook bij zodat we meteen maar eerste hulp kunnen toepassen want 
        we vrezen het ergste…
 Het hele dorp komt naar ons toe en binnen luttele seconden staan er veertig 
        a vijftig man om ons heen. De meeste vrouwen beginnen meteen luidkeels 
        te huilen en de mannen kijken met zeer bozen gezichten ons aan. Ze willen 
        de jongen meteen oppakken en wegbrengen. Wij zoeken iemand die engels 
        spreekt want we begrijpen niet wat ze willen en ter gelijke tijd vertellen 
        wij dat we in het ziekenhuis werken en weten wat we moeten doen. “Bijna 
        dokter, bijna dokter,” zeggen we om de menigte te overtuigen dat 
        we weten wat we doen.
 We checken de jongen en concluderen dat het hij geen uitwendige bloedingen 
        heeft en geen ledenmaten heeft gebroken wel zien we dat het iets aan heup, 
        onderrug of ribben moeten zijn.. Hij moet direct naar het ziekenhuis. 
        Een aantal heren wil dat we helemaal niet weg gaan en vinden dat er politie 
        moet komen. Ze gaan voor onze auto staan en beginnen de plek en de wielen 
        te markeren en te blokkeren. Er ontstaat een zeer grimmige situatie. Wij 
        willen de man echter meteen naar het ziekenhuis brengen om hem door een 
        echte dokter te laten onderzoeken en dat is tevens voor ons de kans om 
        het dorp levend te verlaten. De heren dringen aan om eerst naar de politie 
        te gaan en houden de deuren open Ze zijn bang dat wij weg rijden en dan 
        is hun kans verkeken op geld voor zorg en dergelijk. Gelukkig stopt er 
        een andere Landcruiser met vier heren erin die ons helpen en bevestigen 
        dat we hem meteen naar het ziekenhuis moeten brengen. Met enigszins wat 
        overwicht en directieve aanpak krijgen wij het voor elkaar om te gaan.
 Iedereen wil mee, en wij hebben maar een plek voor een iemand. Door het 
        dorp wordt en broer van de man naar voren geschoven die met een flinke 
        dot quat achter de kiezen al hoofdschuddend boos mee gaat. Wij gaan hoe 
        dan ook naar de politie vindt hij. We rijden als debielen met twee auto’s 
        naar het dorpje Hayk en komen aan bij een medische post waar we de jongen 
        uit de auto slepen en hem naar de dokter brengen. Deze onderzoekt hem 
        en concludeert het zelfde als wij dat het is iets met zijn rug, heup of 
        ribben moet zijn en dat we naar een andere stad, 25 kilometer terug Dese, 
        moeten gaan waar ze een X-ray machine hebben en ze een foto kunnen maken. 
        De jongen wordt weer in de auto gesleept en broer lief wordt onbeschofter 
        en onbeschofter. Hij wil naar de politie en midden op het marktplein staat 
        hij te zeuren dat deze moet komen. Uiteindelijk vind hij een agent die 
        ons nummer op schrijft. Wij willen nog steeds als de donder naar het andere 
        ziekenhuis want vrezen ernstige dingen. Gelet op de ademhaling van de 
        jongen.
 Uiteindelijk rijden we weer terug, we nemen afscheidt van de vier heren 
        die er voor ons op de juiste tijd op de juiste plek waren en ons zo goed 
        geholpen hebben.
 25 kilometer over een piste vol stenen en gaten met een kreunende man 
        die je net hebt aangereden naast je, Paula op de middenconsole en de broer 
        op het dak rijden we naar Dese. We stoppen niet in het dorp ook al wil 
        de broer nog even contact met zijn familie. In de Dese komen we aan bij 
        een groot ziekenhuis, we slepen de jongen naar de arts, leggen hem op 
        tafel en ontmoeten dokter Wessen, een kleine Ethiopische vrouw die kordaat 
        optreed en een zeer ferme indruk maakt. Ze onderzoekt de jongen en geeft 
        aan dat hij zich niet al te veel moet laten gaan. Hij krijgt een injectie 
        met iets voor de pijn en ze wil een foto maken voor de zekerheid en hem 
        dan ontslaan. De jongen wordt op een brancard gelegd en we slepen hem 
        door de lange donkere vieze stink gangen van het ziekenhuis, het is op 
        zich rustig in het ziekenhuis omdat het zondag is. Maar iedereen lijkt 
        de jongen te kennen en de twee blanken graag aan te willen staren en boos 
        o o o o te willen schudden. Wanneer moeders binnen komt begint het theater 
        helemaal, ze begint ontzettend te huilen en te jammeren. We ontfermen 
        ons maar over moeder en vertellen nog een keer dat we medische specialisten 
        zijn en dat het echt allemaal goed komt. De familie imam tevens oom en 
        stamoudste brengt iedereen tot bedaren en bedankt ons voor het snelle 
        handelen, zo ook komen twee broers binnen die ons ook bedanken.
 We voelen aan alle kanten dat ze de schuld in onze schoenen willen steken 
        en wij moeten betalen. Gelukkig zijn we overtuigd van onze onschuld en 
        kunnen wij bewijzen dat het de jongen zijn eigen fout is want hij is rennend 
        overgestoken en tegen onze auto aan gelopen.
 De foto wordt gemaakt en het is wachten, wachten en nog eens wachten. 
        Wanneer de arts de foto ziet ontstaat er een grote discussie met de familie 
        en zij besluit de jongen op te nemen voor 24 uur om er zeker van te zijn 
        dat er niks aan de hand is. De foto wijst wel uit dat hij niks gebroken 
        heeft maar misschien heeft hij inwendige bloedingen of andere complicaties 
        en ze wil wel zeker zijn. Of wij even alles willen betalen…. Dokter 
        Wessen geeft aan dat in Ethiopië diegene met een auto de kosten betaald 
        en wij natuurlijk de beste zorg voor de jongen willen dus betalen het 
        een en ander. Gelukkig hebben we niet al te veel geld bij ons en moet 
        de familie ook betalen op voorwaarden dat wij de volgende dag het terug 
        betalen.
 We besluiten, nu we moeten wachten, dat we samen met de broer naar de 
        politie gaan om aangifte te doen. We rijden naar het bureau waar een discussie 
        ontstaat tussen broer en agent en deze verteld ons uiteindelijk dat we 
        terug naar Hayk moeten gaan omdat het daar gebeurd is. Wij staan wat verdwaast 
        aan de kant van de weg omdat het niet in Hayk is gebeurd maar in Amomo 
        en dat voor ons politie, politie is en we nu weer helemaal terug moeten 
        rijden en ook willen we eigenlijk wel iemand die engels spreekt voordat 
        we verder gaan.
 Die zelfde ochtend gaan Zeni, Lemlem en Rahel, drie zussen naar de plaatselijke 
        kapper om een mooi coiffeur aan te laten meten omdat ze de volgende dag 
        afscheidt nemen van elkaar en nu nog even willen tutten. Zeni gaat terug 
        naar Nederland waar ze al geruime tijd woont, Lemlem gaat naar Amerika 
        waar haar man misschien gaat werken voor de Ethiopische kerk en Rahel 
        moet terug naar Addis Abeba. Wanneer ze goed en wel zitten en hier volgens 
        de plaatselijke traditie het hele hoofd in gesmeerd hebben met boter en 
        henna wat goed is voor haar en hoofdhuid krijgt Lemlem het op haar heupen, 
        ze moet de kapper verlaten, ze wil weg, ze moet er uit.Er wordt een doek om het haar geslagen van de vrouwen en gedrieën 
        verlaten ze met onafgewerkt haar de kapsalon en stappen ze in hun auto 
        .. zodra ze ons zien snappen ze het niet. Zeni herkent het nummerbord 
        vanuit Nederland en ze besluiten te stoppen en te kijken wie wij zijn 
        en wat we doen..
 Zeni spreekt goed Nederlands Duits en Engels maar bovenal en het belangrijkste 
        ze spreekt Amharic. Bij het aanhoren van wat ons die ochtend is overkomen 
        en wij vertellen over het ongeluk, is het voor hun duidelijk waarom Lemlem 
        perse de kapper moest verlaten. God wil dat wij jullie helpen, dit moet 
        zo zijn zegt ze. Wel hebben ze een auto vol zitten met kinderen en hebben 
        ze het haar vol met boter en henna. We besluiten naar hun huis te rijden 
        om een andere auto te vinden waarmee we terug naar Hayk kunnen rijden. 
        De broer is de hele tijd bij ons in de auto en wil gaan. We voelen ons 
        een beetje opgelucht want wij hebben uiteindelijk iemand gevonden die 
        ons kan helpen. Het duurt een eeuwigheid voordat we vervoer voor iedereen 
        kunnen vinden maar uiteindelijk gaan we op weg naar de politie in Hayk. 
        Zeni en de broer zitten bij mij in de auto, Paula en Lemlem en Rahel gaan 
        met de bus.
 Via een steile met rotsen bedekte weg komen we op de parkeerplek van het 
        politiebureau en krijgen we te maken met de inspecteur. We moeten in zijn 
        kantoor plaats nemen en ik moet al mijn papieren laten zien. Eerst het 
        Nederlands rijbewijs dan het internationale rijdbewijs dan mijn paspoort, 
        het kenteken nummer, hoelang ik op school heb gezeten hoeveel kilometer 
        ik al gereden heb in mijn leven. Hoelang ik een auto heb etc etc. Echter 
        op geen enkel papier staat dat ik in Ethiopië auto mag rijden dus 
        dat is het eerste probleem. Gelukkig heeft Zeni ook een Nederland rijbewijs 
        en kan ze de overeenkomsten met een Ethiopische rijbewijs uitleggen. Lemlem 
        verteld de inspecteur kordaat dat het ergens anders om gaat en uiteindelijk 
        mogen wij ons verhaal doen en wordt er rapport gemaakt van wat ons is 
        overkomen.
 Broer zit naast ons boos te kijken en af en toe zijn hoofd te schudden. 
        Het hele verhaal wordt opgemaakt in het Amharic en Zeni vertaald voor 
        ons en ik zet mijn handtekening. Vervolgens willen wij de procedure weten 
        hoe het nu verder gaat want wij willen weg en weten waar we aan toe zijn.
 De inspecteur wil eerst naar de plaats van het ongeval voordat hij ons 
        verder informeert, zodra we naar buiten lopen en we in onze auto willen 
        stappen geeft de beste man aan dat ik niet meer mag rijden en de auto 
        nu bezit is van de politie, (oeps), aangezien de politie in dit dorp geen 
        auto heeft hebben we ook weer een nieuw vervoersprobleem. Er wordt weer 
        even in het Amharic gebakkeleid en besloten wordt om met een ander in 
        beslag genomen auto op pad te gaan. Drie agenten, drie zussen een broer 
        en wij met zijn twee worden in de auto gepropt…..
 Wanneer we aankomen in Amamo kan de inspecteur geen sporen vinden van 
        het ongeluk, wel heeft hij een meetlint bij zich een groot papier en moet 
        hij volgens de procedure een plan uittekenen. Het enige wat we kunnen 
        vinden zijn de stenen en strepen die de dorpsbewoners hebben gemaakt toen 
        we geparkeerd aan de kant van de weg eerste hulp aan het verlenen waren. 
        Of wij dan maar een punt aan willen wijzen waar het slachtoffer is gevallen 
        zodat hij kan meten…. Wij gaan terug in onze herinnering en proberen 
        ongeveer in een gebied van 20 meter aan te geven waar het ongeveer gebeurd 
        is. Voor hem niet goed genoeg en ik moet maar een punt aanwijzen zodat 
        hij volgens de procedure kan gaan meten.. Ik weiger een exact punt aan 
        te geven waar ik niet zeker van ben. Bij navraag bij de dorpsbewoners 
        verteld de een dat de jongen van rechts kwam de ander dat hij van links 
        kwam en een derde dacht dat ik de buschauffeur was. Enigszins boos stapt 
        de inspecteur in de auto en geeft hij aan dat hij niks aan ons heeft. 
        Terug over de piste naar Hayk. Lemlem en Rahel besluiten met een bus naar 
        Dese te gaan omdat ze een kind moet voeden en ze meer informatie willen 
        halen over wat we kunnen doen.
 In zijn kantoor legt de politieman uit dat diegene die een auto heeft 
        altijd schuldig is en moet betalen, het enkele dagen duurt voor dat de 
        aanklacht geformuleerd is en vervolgens het een aantal weken duurt voordat 
        de rechter oordeelt wat voor straf ik krijg. Maar een boete krijg ik toch 
        en de medische kosten van de jongen moeten we zo wie zo betalen.
 We moeten eerst afwachten hoe het met de jongen gaat en bidden dat het 
        goed komt, geven we met elkaar aan. We kunnen geen kant op en wachten 
        op de informatie die Lemlem voor ons aan het uitzoeken is .
 Lemlem is getrouwd met Berihun een pastor en de directeur van de protestante 
        kerk van heel noord Ethiopië en is een belangrijk man die men in 
        alle dorpen kent een zeer gerespecteerde familie is die wat te vertellen 
        heeft in de streek. (wie kun je beter tegen komen in zo’n situatie?)
 Zij komt terug met Rahel. Zij wil garant staan voor ons zodat de politie 
        ons kan laten gaan en onze auto vrij kan geven….. Helaas ze gaan 
        naar Amerika, wist de politieman dus dat was niet goed genoeg, want wie 
        gaat betalen als er op langere termijn toch iets aan de hand is met de 
        jongen. Lemlem en familie besluiten er een plaatselijke vriend erbij te 
        halen genaamd Heiloo, (ook weer een man waar de politie respect voor heeft) 
        hij wil wel gerant staan voor mij. Officieel wordt schriftelijk de garantie 
        vastgelegd. Ook krijgen we te horen dat er twee procedures zijn in Ethiopië; 
        de officiële via de rechtbank en de andere is een goed gesprek met 
        de familie waar een en ander in betaald moet worden zodat we de rechtsgang 
        afkopen en wij spoedig en vrij onze reis kunnen vervolgen.
 Besloten wordt uiteindelijk om mijn paspoort aan Heiloo te geven zodat 
        wij vrij zijn en met onze auto in de streek kunnen bewegen en de volgende 
        dag de familie te bezoeken voor een goed gesprek.
 Moe en helemaal vol rijden we terug naar Dese naar het huis van Lemlem 
        na een gezamenlijke maaltijd duiken wij om 19:30 in bed kapot en helemaal 
        op, vallen wij meteen in slaap in ons eigenbed. We mogen van de familie 
        op de compount van de kerk slapen. Terwijl de zussen nog even naar de 
        kapper gaan om het werk af te maken waar ze die ochtend aan begonnen waren.Gelukkig 
        bereikte ons het bericht dat de familie wel met ons wilde spreken en dat 
        het beter ging met Adam maar dat hij wel aan het infuus ligt omdat hij 
        niet eet en drinkt.
 Om 4 uur zijn we klaar wakker nerveus bespreken we alle mogelijkheden 
        en wachten we tot het ochtend is. We maken kennis met Berihun de man van 
        Lemlem een zeer gedreven pastor die snel naar zijn dienst moet, wij willen 
        eigelijk naar het ziekenhuis om te weten hoe het met Adam gaat immers 
        daar hangt veel vanaf. Maar moeten wachten tot hij klaar is, uiteindelijk 
        gaan we met zeven man naar het ziekenhuis.
 Maandag ochtend, het ziekenhuis is vol met mensen, overal liggen, zitten 
        en hangen mensen die wachten op familie of behandeling. Een penetrante 
        geur van jodium, ziekte, schoonmaak middel, ongewassen mensen, stinkende 
        wonden, riekende toiletten vult de ruimte waar we door heen lopen en geeft 
        de staat aan van het ziekenhuis aan, we worden er onpasselijk van. Gelukkig 
        kunnen we meteen door lopen naar de afdeling van Adam, hij is in de gang 
        op een brancard geparkeerd en ligt met een houten stok waar het infuus 
        aanhangt met gesloten ogen en weigert een hand te geven of enig ander 
        sjoege. De dokter wordt er meteen bij geroepen maar de hoofdzuster geeft 
        aan helemaal niets te willen vertellen omdat we geen papier van de politie 
        mee hebben genomen, die moeten we eerst maar even in Hayk hallen. We besluiten 
        even te wachten, gelukkig komt dokter Wessen ons opzoeken en verteld dat 
        Adam geen enkele complicaties heeft en hij met ontslag wordt gestuurd 
        maar eerst moet de specialist hem nog even zien en de uiteindelijke beslissing 
        nemen . Het hoofdgebouw en de afdeling van Adam wordt gescheiden door 
        een klein pleintje wat buiten is en waar een klein beetje frisse lucht 
        is. De familie van Adam is er ook we stellen ons aan elkaar voor maar 
        ze zijn boos en zeer afstandelijk, behalve de Imam en een broer die ons 
        nog steeds dankbaar zijn voor onze snelle helpen. Wanneer alle partijen 
        er zijn wordt er besloten om met elkaar in gesprek te gaan. Iedereen is 
        blij dat het de jongen goed gaat. De familie wil wel akkoord gaan met 
        dat wij de kosten betalen voor het ziekenhuis en wat extra zodat ze een 
        schaap kunnen kopen en deze kunnen opofferen om de goden weer goed te 
        stemmen en het onheil van het ongeluk af te kunnen wenden. Vervolgens 
        gaan we allemaal uit elkaar, individueel wordt er met iedereen gesproken 
        (omdat het wel erg op een publieke vergadering gaat lijken), Berihun spreek 
        met de imam de andere twee mannen die met ons mee zijn gegaan met andere 
        kopstukken uit de familie van het dorp. Wij wachten samen met Zedi en 
        Lemlem op wat komen gaat, dan komen alle mannen bij elkaar we komen tegenover 
        elkaar te zitten op houten ziekhuisbankjes en weer wordt alles door gesproken 
        en weer gaan we uit elkaar. Gelukkig komt dokter Wessen erbij en verteld 
        de familie dat ze wel veel kunnen vragen maar dat dat geen sinds de realiteit 
        is en niet fair, dat ze dat ook nooit via de rechter zouden krijgen, de 
        familie is bang dat hij zijn leven lang invalide is en daar moet alvast 
        voor betaald worden, de dokter legt uit dat elke verzekering met het rapport 
        van het ziekenhuis akkoord gaat dat die officieel is en dat er dus niks 
        meer te halen valt. Intussen doet de specialist zijn ronde en besluit 
        bij het zien van Adam dat het genoeg is geweest, het infuus gaat er uit 
        de man moet gaan zitten want hij wordt ontslagen, hij zal pijn hebben 
        maar het is een gekneusde rib en that’s it.
 De familie moet nog wat informatie bij elkaar halen en er wordt een bedrag 
        van 800 birr gevraagd, wij begrijpen reeds een klein beetje het spel doch 
        druist het in tegen alles wat wij ooit geleerd hebben over rechtvaardigheid 
        we moeten mee doen met het spel want anders zijn we nog maanden in Ethiopië 
        en krijgen we toch een boete van de rechter omdat wij een auto hebben 
        (en dus zo wie zo schuldig zijn). We leggen uit dat wij ook niks meer 
        hebben dat de auto ons enige huis is, dat ik geen vader meer heb die veel 
        vee heeft en dat we op het eind van de reis zitten en echt geen geld meer 
        hebben. En ook wij moeten een schaap slachten om het onheil wat Adam ons 
        heeft gebracht af te wenden.Uiteindelijk komen we weer bij elkaar en op 
        voorwaarden dat zij een brief ondertekenen waarin staat dat ze afzien 
        van de vervolging van mijn besluiten gaan wij akkoord met 600 birr (4 
        a 5 maand salaris voor een quat verkoper, voor ons 60 euro). De onderhandeling 
        wordt bezegeld met een handdruk en alle gezichten van de familieleden 
        klaren op. We moeten bij ze komen zitten en we moeten maar vrienden worden. 
        De menigte om ons heen begint weer om eigen bemoeienissen te bekommeren 
        want nu er een prijs is gevallen is het minder interessant) Alles wordt 
        op schrift gesteld en via karbon papier gekopieerd. Iedereen zet een handtekening 
        4 getuigen vullen hun naam erbij en wij kunnen op weg naar de politie. 
        Wel hebben we nog een rapport nodig van de specialist dat hij Adam vrij 
        geeft. We besluiten dat ik naar de bank ga om het geld alvast te wisselen 
        want het zal nog wel even duren. De bank vindt het maar raar dat ik geen 
        paspoort heb en wil me eigelijk geen geld geven….. wanneer ik rijbewijs, 
        carnet en andere spullen kan laten zien dat ik echt Jerzy Koopmans ben 
        kan ik dollars wisselen. Paula zoekt intussen de specialist op maar die 
        weigert een papier te schrijven met de conditie van Adam hij wil eerst 
        een week wachten en dan een nieuwe keuring en dat zet hij pas zijn handtekening. 
        Omdat de onderhandelingen gedaan is is ons zwaar geschut de heer Birrhun 
        en de andere paar heren al weer weg zijn hebben we niet zo heel veel meer 
        waar mensen naar willen luisteren, Paula en Zeni proberen het nog even 
        via de directie van het ziekenhuis maar we besluiten maar dat ik alvast 
        met de imam naar het politie bureau in Hayk ga, de pieste wordt wederom 
        gereden en een drie kwartier later komen we aan in Hayk aan en is de inspecteur 
        met pauze. Ik kan om 13:00 terug komen, we drinken een fanta (door ons 
        betaald in het plaatselijke restaurant, immers de gewoonste zaak van de 
        wereld) de imam verteld in Amharic dat hij geopereerd moet worden aan 
        zijn hart. Of we ook daar even wat geld kunnen neerleggen.
 Wanneer we terug gaan naar de inspecteur die driekwartier naar het verlopen 
        van de pauze pas aankomt zetten moeten we naar de gewone politie toe om 
        daar de bevestiging te schrijven dat ik een vrij man ben, bij navraag 
        blijkt hij een traffic police man te zijn en is de echte inspecteur de 
        gewone politie aan wie de zaak nu is overgedragen. We moeten een formulier 
        maken waarop de afspraken in juridische termen geformuleerd staan. Weer 
        moeten we op weg naar de markt waar de plaatselijke klerk in een bamboe 
        hut op het marktplein consult houdt. Achter aan in de rij, gelukkig bij 
        het zien van een blanke wil iedereen mij wel voor laten met als tegenprestatie 
        dat ze allemaal mee mogen kijken, er word een officiële brief gedicteerd 
        en kunnen we terug naar het gewone politie bureau, daar blijkt bijna alles 
        in orde te zijn totdat ze vragen wie de imam eigelijk is, die blijkt geen 
        officiële vertegenwoordiger te zijn van Adam, we moeten maar terug 
        gaan naar Dese om daar de handtekening van Adam op te halen. Moe gestreden 
        bel ik Paula die bij Lemlem is omdat ik niet weet waar Adam is. Hij blijkt 
        inmiddels ontslagen te zijn en naar zijn zus is gegaan in Dese. Boos belt 
        Lemlem terug die de inspecteur kent en in het Amharic wordt de heer fijn 
        en pittig uitgelegd dat hij een problemen krijgt als hij nu niet gewoon 
        mee werkt (hij doet inderdaad onnodig moeilijk). Besloten wordt dat ik 
        mijn paspoort terug krijg en vrij man ben en dat de familie de volgende 
        dag de handtekening komt brengen. Dus waar is Heiloo (om mij van mijn 
        paspoort te voorzien)? Iedereen op het politiebureau denkt dat ik weet 
        waar die man woont maar ik weet het niet, uiteindelijk weet een agent 
        waar het is en wordt hij op pad gestuurd hij geeft aan dat het handiger 
        is met een auto te gaan en ik besluit hem een lift te geven zodat het 
        wat voorspoedig verloopt. In de vorige verhalen hebben we verteld dat 
        er vaak maar een asfaltweg is in de dorpjes dat is nu ook het geval. Het 
        is in ieder geval niet op de weg die wij nemen…we gaan langs de 
        kippen, ezels en marktkramen en rijden door een grote modder boel richting 
        het achterland van het dorp. De weg is een grote modderbak en de auto 
        zakt regelmatig tot assen in de drek. Wanneer het pad ook nog fijn steil 
        wordt en we af en toe door de glibberigheid wegglijden richting de afgrond 
        en bomen breekt het angst zweet mij uit, de agent blijft al 20 minuten 
        zeggen dat het nog een minuut ver is, wij moeten met 4x4 het pad vervolgen. 
        De moeilijkste weg tot nu toe op de hele reis. Uiteindelijk komen we op 
        het kantoor van heiloo. Heiloo is er en hij heeft mijn paspoort…. 
        Die wil hij wel aan mij geven maar dan moet het papier door midden gescheurd 
        worden dat hij garant voor mij staat, dus hij staat erop mee terug te 
        gaan naar het politiebureau, nog steeds heb ik maar plek voor een persoon, 
        na veel getouw trek en dankbaar dat ik hem ben gaan de twee heren maar 
        op een stoel zitten, ze krijgen een staaltje 4x4 rijden te zien waar je 
        u tegen zegt. Ik heb het helemaal gehad en al vloekend breng ik ze terug 
        naar het bureau. Daar betuig ik mijn dankbaarheid maar weer een keer en 
        uiterst vriendelijk neem ik afscheid van alle agenten met wie we de laatste 
        twee dagen gesproken hebben. De imam heeft een bevel gehad dat hij de 
        volgende dag de handtekening moet brengen want anders krijgt hij een boete 
        van duizend birr. We rijden terug maar Dese en halen paula op bij Lemlem 
        en rijden met z’n drieën naar de zus van waar Adam verblijft. 
        Via een bergweg komen we bij de zus aan die ons hartelijk ontvangt. Adam 
        is er ook en eindelijk laat hij blijken dat hij ook een beetje kan lachen 
        en maakt fatsoenlijk contact, er vindt een officiële koffieceremonie 
        plaats als teken dat wij in goede harmonie tot zaken zijn gekomen. Wanneer 
        Adam aangeeft dat hij eigelijk het geld helemaal niet wil hebben en dat 
        hij blij is dat wij hem zo snel naar het ziekenhuis hebben gebracht, snappen 
        wij eindelijk hoe de vork in de steel zit of toch niet meer. De broer 
        die mee ging naar de politie was geen broer maar een afgevaardigde van 
        de familie die weer familie is van de politie agent en allemaal zagen 
        ze hun kans om veel geld van deze twee blanken te krijgen. Maar dankzij 
        de drie engeltjes die wij tegen zijn gekomen Zeni, Lemlem en Rahel en 
        natuurlijk de man van Lemlem, Heiloo en de dokter hebben wij verkomen 
        dat we leeg gezogen zouden worden in het corruptiespel die ze met ons 
        hebben proberen te spelen. Adam heeft onder druk van de familie zich bozer 
        en zieker voor gedaan dan dat hij echt was. Wanneer hij dat niet zo doen 
        dan zou hij onterft worden ofzo en is hij ook gewoon een marionet geweest 
        in het vieze spel. We lachen erom en genieten van de koffie die vers voor 
        onze neus gezet wordt. Adam zet een handtekening wij geven het geld, en 
        zien dat Adem 100 birr krijgt en de imam de rest in zak steekt. Wij zijn 
        weer vrij en vinden het maar een vreselijk avontuur voor 60 euro. Maken 
        een paar foto’s (daar hebben we op z’n minst recht op, vinden 
        wij) en gaan terug naar de familie van Lemlem waar we s’avond gezamenlijk 
        de maaltijd mee nuttigen en wij nog een keer onze dankbaarheid tonen. 
        Zonder hun en zonder de vier mannen in de landcruiser en zonder de dokter 
        had het verhaal een hele andere wending gehad.
 Helemaal klaar met de mentaliteit in het noorden hebben we geen zin meer 
        in lalibella, we hebben er genoeg van we willen ons visum voor sudan en 
        onze reis vervolgen.We rijden terug naar het Amba hotel.Dit keer pakken we onze tijd wat praktischer aan door de update te plaatsen, 
        weer even naar de garage te gaan (veren zijn weer ingezakt en nu heeft 
        het ene getik plaats gemaakt voor een ander getik) kleding te wassen, 
        auto uit te mesten en te wassen en naar de Nederlandse ambassade te gaan 
        om verslag uit te brengen van ons avontuur. Sterker nog we gaan s’avonds 
        naar een westers restaurant om even een lekkere opbeurende steak te nuttigen.
 Tanzania.maart 2005
 De reis op en rond de wegen van Afrika is bijzonder, we rijden een stuk, 
        zoeken een mooie plek uit in de informatie die we hebben, of op aanwijzing 
        van andere reizigers , kijken of we het kunnen halen en gaan op weg. Bijna 
        elke keer is het een traktatie waar we aankomen. Dan is het op een 18 
        eeuw’s landgoed en dan is het in een missie post bevolkt met allerlei 
        dol enthousiaste mensen die je van harte welkom heten. Het rijden door 
        Afrika is minder moeilijk dan dat we aanvankelijk hadden gedacht, elk 
        land heeft een grote, gewoon goed geteerde weg waar je best kilometers 
        op kunt maken en wanneer we willen nemen we de zijweggetjes van zand..Aan die grote weg gebeurd het allemaal, om de zoveel kilometer staat er 
        een dorpje, vaak is er iets van een markt. Busjes met schreeuwende mannen 
        die vragen om passagiers staan klaar om je verder het land in te nemen.
 Om de busjes heen begeven vrouwen of jongens zich met flesjes drinken 
        fruit noten of levende kippen die hun waar proberen te slijten aan de 
        reiziger. De weg is ook het enige wat geteerd is, ernaast ligt meteen 
        het stoffige zand met her een der een immense mango boom die schaduw geeft 
        aan de bank die onder hem staat.
 Iets verder van de busjes staan wat houten krotjes die dienen als winkel. 
        Bijna elk dorpje heeft een plaatselijke grossier, een lemen hut met tralies 
        voor de ramen beschildert met een fel oranje knor reclame of een grote 
        lachende tandpastatube die je garandeert witte tanden geeft. Binnen is 
        het donker, een ouderwetse toonbank scheidt het kamertje van de klant 
        en eigenaar, elk plekje wordt gebruikt om iets te stallen. Alles is in 
        kleine zakjes verdeeld, je koopt er olie, zeep, waspoeder, koekjes, bloem, 
        scheermesjes en water en allemaal in dat kleine zakje, voorbereid op de 
        paar munten die de mensen verdienen. Voor de rest staan tot aan het plafond 
        kisten gevuld met lege colaflesjes. De muren zijn zwart van de rook omdat 
        het huisje ook meteen de keuken is van het gezin dat in die zelfde kamer 
        woont.
 Een beetje land heeft de weg dat door de stad heen loopt begunstigd met 
        een verkeers -drempels, onmogelijke hobbels waar je bijna je 4x4 in moet 
        schakelen om er over heen te komen en die een ramp zijn voor de veren 
        onder de auto.
 Midden op de weg, aangekondigd door een groot stop bord met een hek, staat 
        strak in uniform de plaatselijke autoriteit, knuppel in de hand te kletsen 
        met iedereen die zich om hem heen begeeft. Iedereen weet de man of vrouw 
        aardig te benaderen want anders gaat hij moeilijk doen en staat je het 
        een en ander te wachten, wij zoeken zijn blik en wachten op goedkeuring 
        dat we rustig verder kunnen rijden. Een enkele keer worden we aangehouden, 
        vaak willen ze weten waar we vandaan komen en wat we komen doen. Beroepsmatig 
        nieuwsgierigheid zullen we maar zeggen, zeker wanneer ze vragen of paula 
        echt mijn vrouw is of misschien wel mijn zus.
 Op de bank onder de mangoboom zitten een aantal mannen te zitten, ze aanschouwen 
        alle passanten die vorbijkomen en het lijkt dat ze discussiëren over 
        wat ze net hebben gezien. Tussen de winkels door verkopen vrouwen maïskolven 
        die klaargemaakt worden op kleine vuurtjes en spelen kinderen met spullen 
        die ze aan de kant van de weg vinden. Zodra sommigen je zien zetten ze 
        een zielige blik op wrijven over hun buik dat ze honger hebben en maken 
        een gebaar dat ze willen eten, dan de grootse ogen en een gebaar dat jij 
        hun dat eten moet geven een enkel kind doet het heel agressief en eist 
        het meteen op. Doch meestal zwaaien ze heel lief en vinden ze het geweldig 
        wanneer je terug zwaait en helemaal als je ze in hun taal groet.
 De berm is er voor de ezels, die staan daar in alle rust te grazen. En 
        enkele keer bedenkt er een om aan de andere kant van de berm te grazen 
        wat maakt dat je angstvallig je rem in de gaten houdt wanneer je langs 
        de plaatselijke kudden rijdt. Over de zelfde weg gaat ook het grote verkeer, 
        grote oude logge vrachtwagens gekleurd in vele kleuren rollen door de 
        stad of staan met pech aan de kant van de weg. Wanneer ze met pech staan 
        dan wordt dat aangeven door een aantal grote takken die om de paar meter 
        aankondigen dat er een obstakel op de weg is. Wanneer de chauffeur en 
        zijn reisgezellen het zelf kunnen repareren dan zitten ze met ze allen 
        om het probleem heen en heeft iedereen wat vast, wanneer ze er niks aan 
        kunnen doen liggen ze onder de auto te slapen en branden achter de wielen 
        vuurtje waar een potje op staat te koken. Voorbereid op lang wachten.
 Tussen de dorpjes door begeef je je meteen in de bush, omgeven door bomen 
        bossen en of struiken waar de afgelopen decennia, misschien wel nooit 
        iemand wat aan heeft gedaan maar wel om de zoveel meter een zandpad de 
        bush lijdt. Zodra je buiten het dorp begeeft kan je weer harder rijden. 
        Aan de kant van de weg staat overal waar te koop. Een grote zak met houtskool 
        of een stapel brandhout. Langs de rand van de weg lopen mensen met van 
        alles op hun hoofd, takken, kannen water of gewoon drie sinasappels in 
        een zakje, een enkeling heeft een parasol. Overdag zijn de kinderen in 
        uniform en iedere school heeft zijn eigen kleuren en lopen ze het hele 
        stuk naar school of naar huis aan de kant van de weg, zelfs de hele jonge 
        kinderen, die wij in europa nog angstvallig beschermen tegen het gevaar 
        van de grote boze buitenwereld hebben de verantwoordelijkheid om hun nog 
        kleinere broertjes mee te nemen.
 In de wat rijkere landen zie je dat er meer fietsen gebruikt worden als 
        pak ezel, alles waar ze iets aan kunnen hangen hangt iets. Soms wel eens 
        een fiets met vijftig kippen vastgebonden aan de stang, stuur of extra 
        stokken op weg naar de plaatselijke markt.
 Wanneer we stoppen bij een markt dan komen er meteen de verkopers naar 
        je toe die wat aan je willen slijten en wanneer je wat koopt dan komt 
        de buurvrouw verontwaardigt naar je toe dat je dan ook wat van haar moet 
        kopen. In de winkel gaat het anders, bij de grotere winkels kom je binnen 
        je begeeft je naar de toonbank vraagt om bijvoorbeeld twee identieke gevarendriehoeken, 
        dat wordt opgeschreven en doorgegeven aan de magazijn bediende, die er 
        naast staat, die haalt ze op, vervolgens mag je ze bekijken en wanneer 
        je ze wilt kopen dan wordt je door verwezen naar het loket met de caissière, 
        die weer aan de andere kant zit, daar betaal je en krijg je een reçu 
        waarmee je terug naar de toonbank waar je ze net bekeken hebt en mag je 
        de gekochte waar op halen. Deze wordt vakkundig door de volgende bediende 
        in een zak ingepakt en dan mag je gaan. Doch nog niet helemaal want bij 
        de uitgang staat een securityman met een geweer om zijn nek of knuppeltje 
        die zeer nauwkeurig je tas bekijkt en de bon of de spullen overeen komen 
        met elkaar, als alles klopt dan krijg je een grote stempel met “check” 
        en mag je daadwerkelijk het pand verlaten. Heel Afrika is begeven met 
        beveiligingspersoneel, de lonen zijn zo laag en er zijn zoveel mensen 
        die een baan nodig hebben dat het heel goedkoop is om op elke hoek van 
        de camping/winkel huis of bedrijf een eigen wachter te hebben.
 Wanneer we stil staan en niet zijn opgemerkt door verkopers dan komen 
        er mensen naar je toe die graag een praatje met je willen maken, vaak 
        een aantal jongens die je het hemd van je lijf vragen en graag met je 
        willen lachen, ze vinden het fantastisch wanneer je opzoek bent naar lokaal 
        eten, voor de gemiddelde afrikaan ben je een multi, multi miljonair die 
        nooit hoeft te werken alleen maar heel sjiek eet en woont. Het is onvoorstelbaar 
        dat je ook maïspap eet of de heerlijkste plaatselijke rijstgerechten 
        die hun waarschijnlijk de neus uitkomt..
 Bij het vertellen dat wij twee verpleegkundigen zijn worden de wenkbrauwen 
        wat opgetrokken, Dat van Paula dat snappen ze maar ik, nee ik moet dan 
        wel een dokter zijn. Ze liggen helemaal dubbel als ik ook nog eens vertel 
        dat ik net zo vaak kook als Paula, en man die als verpleegkundige werk 
        en kookt, now way.. En wanneer we dan zeggen dat we het hele stuk met 
        de auto zijn komen rijden, dan denken ze dat we ze voor de gek houden 
        en worden ze een beetje boos. Een serieus gezicht wordt opgezet en ze 
        vragen of Afrika aan Nederland grenst, wanneer we dan zeggen dat we in 
        Spanje met de boot naar Marokko zijn gegaan is dat voor hun het bewijs 
        dat we liegen, steken een hand uit en feliciteren je met je eigen gekheid. 
        De volgende vraag is dan: Maar hoe werkt dat dan in jullie stam, wanneer 
        jij moet koken en de vrouw gaat werken: wie zorgt er dan voor het vee? 
        De leukste vraag tot nu toe was die van een jonge herder die naar mij 
        toe komt de zelfde vragen stelt en vervolgens vraagt of ik eigenlijk wel 
        een gat in de tuin kan graven, wanneer ik antwoord dat mij dat wel moet 
        lukken moet ik mijn handen laten zien, vakkundig worden mijn handen gecheckt 
        of er überhaupt wel eelt op zit. Bij het zien van een paar eeltbulten 
        krijg ik het voordeel van de twijfel, maar het zal nooit zo’n goed 
        gat zijn als dat een afrikaan kan graven.
 Via de missiepost van Mbeya zijn we via Iringa naar Dar es Salaam gereden, 
        waar we onze auto hebben gestald op een camping zodat wij met de boot 
        naar Zanzibar kunnen gaan Dinsdag rijden we in de vroegte met een taxi 
        naar de haven en zitten om 7:30 op de boot. Eind van de ochtend zitten we in Stonetown. Het eiland kondigt zich aan 
        op grote afstand. De witte stranden en de palmbomen maken een bounty eiland 
        indruk. Wij zien het maar als een vakantie in een vakantie, hebben alle 
        spullen in een rugzak zitten en zijn van plan een dag of drie op het eiland 
        te verblijven.
 De aankomst is druk en chaotisch we moeten langs de douane voor de toeristische 
        formaliteiten, krijgen een prachtige stempel en lopen naar de poort van 
        de haven, daar ontmoeten we Carlos een van de “tout’s”, 
        (teken) worden ze genoemd in de lonely planet, mensen die wat van je willen 
        en je niet meer loslaten. Vakkundig als we zijn geworden, laten we niks 
        los en lopen zeer overtuigend de stad in. Carlos loopt een heel eind mee 
        maar krijgt niks te horen van onze plannen ook al weten we dat hij ons 
        gratis naar ons hotel brengt. Uiteindelijk denken wij dicht in de buurt 
        te zijn van onze slaapplaats en verzoeken hem vriendelijk ons nou maar 
        een met rust te laten. Moeilijk, moeilijk maar we krijgen de complimenten 
        dat we zo vol weten te houden en Carlos geeft op en loopt terug naar zijn 
        plekje bij de ingang van de haven. Wij lopen overtuigend verder want we 
        hebben een plattegrond bij ons en deze uit het hoofd geleerd. Na een dik 
        uur lopen, het zweet gutsend uit de koppakking zijn we er zeker van dat 
        we verdwaalt zijn. Het hotel zou 5 minuten van de haven zijn wij zijn 
        al minstens een uur onderweg. We moeten ons overgeven, we zijn verslagen, 
        we moeten het vragen. Omar, die een zelfde functie bekleed als Carlos 
        en ons gratis naar het hotel brengt ziet aan ons dat we gestoeid hebben 
        en kan er erg de humor van inzien. Het hele stuk lopen we terug en bij 
        de eerste weg links aan het begin van de weg die wij hebben genomen zijn 
        we er…. Wanneer we de volgende dag de straat uitlopen komt Carlos 
        hard lachend en op zijn knieen slaant naar ons toe, hij heeft het hele 
        verhaal gehoord van Omar maar vindt het jammer dat hij niks voor ons had 
        kunnen doen. Maar mochten we nog wat willen dan kunnen we bij hem terecht.
 Stonetown is een Arabische stad met prachtige architectuur overal staan 
        kraampjes waar ze spullen verkopen, we kunnen uren wandelen in de kleine 
        straatjes die de stad heeft. Ook maken we hier onze eerste echte serieuze 
        regenbui mee, om 6 uur begint het te regen en om 12:00 regent het nog 
        net zo intensief als dat het die 6 uur eerder is begonnen, alsof ze een 
        bakwater leeg kiepen. De straten veranderen in rivieren en niemand kan 
        meer iets doen. Het regent pijpenstelen.
 Na een paar dagen stad waar we heerlijk hebben genoten van de overheerlijke 
        zanzibariaanse keuken doen we een toeristische spice tour. In een busje 
        langs de boerderijen waar je ananas, mango, noodmuskaat, peper, vanille, 
        kaneel, koffie, kruidnagel, gember, pomela’s, cacao, kokosnoten, 
        tumarec, citroengras, bananen en ga maar door kan zien groeien, een waar 
        paradijs voor de kok. Wij vinden het erg leuk om al die dingen die we 
        dagelijks in de keuken gebruiken vers aan de struiken te zien hangen. 
        En blijken sommige producten geheel anders te groeien dat wij ooit hadden 
        gedacht. Na Stonetown laten we ons verleiden dat Carlos ons met een busjes 
        naar het andere kant van het eiland brengt, wij mogen zelf de slaapplaats 
        uitzoeken. Kwendah rocks wordt het, en drie dagen genieten we van ons 
        eigen bounty strand met een azuurblauwe zee. Het leven wordt nog primitiever; 
        strand, eten ,zwemen, strand en eten en slapen. We ontmoeten ook drie 
        engelse jongens, Karen, Jason James die een maand op vakantie zijn, we 
        biljarten, eten gezamenlijk en genieten vol op. De laatste avond loopt 
        het behoorlijk uit de hand en pootje over ziet meneer Koopmans de maan 
        onder gaan en de zon weer op komen en moeten we met een flinke kater afscheid 
        nemen van dit heerlijke eiland.
 Vanuit dar es Salaam rijden we in de richting van Arusha en na een paar 
        honderd kilometer doemt dan eindelijk de Kilimanjaro op, helaas is hij 
        omgeven door wolken en zien we allen de onderste kant maar toch het is 
        een mijlpaal op onze reis, we hebben al besloten om hem niet te beklimmen 
        omdat het te duur is maar bij het zien van de hoogste berg van dit continent 
        worden we even op de proef gesteld, want het is wel heel gaaf om het te 
        doen, we besluiten er appart maar een keer voor terug te komen. Ook is 
        dit precies de helft van de rit kaapstad - Cairo en mogen we bijna aan 
        de nieuwe kaart beginnen. We stoppen in Moshi.
 Daar ontmoeten Sarah en Mike die we nog kenden uit Windhoek en genieten 
        van een heerlijke etentje. Wij maken ons op voor het Serengeti park en 
        de Ngorongoro Crater. Wanneer bij aankomst blijkt dat het eigelijk alles 
        veel te duur is en we driedubbel alles moeten betalen, auto personen slapen 
        rijden in het park, besluiten we allen de krater in te rijden en het Serengeti 
        park over te slaan (jammer dat Tanzania zo ongelofelijk duur aan het worden 
        is en dat ze van plan zijn en het nog duurder te willen maken ).
 Een dag en een nacht en een ochtend begeven wij ons in een stukje paradijs 
        op aarde, we slapen met de zebra en buffels op de kampeerplek, en hebben 
        het idee dat Noach hier veel van zijn beesten heeft gestald, een echte 
        Safari in Afrika.
 Via via krijgen we te horen dat het makkelijk is om in Dar es Salaam de 
        visa aan te vragen voor Sudan en het lijkt er op dat we terug moeten. 
        We besluiten in iedergeval terug te rijden naar Arusha en de paasdagen 
        af te wachten wat we moeten doen.
 Na enige lichamelijke activiteiten (een stukje naar de stad lopen) wat 
        we eigelijk een beetje hebben verleert begint Paula toch veel spierpijn 
        te ontwikkelen als ze later ook nog een koortsaanval heeft vrezen wij 
        dat ze officieel de Paas malaria mug tegen het lijf is gelopen en eerste 
        Paasdag begeven wij ons in de ochtend naar het ziekenhuis. Met een microscoop 
        worden de parasieten in het bloed van Paula opgezocht en scoort ze positief. 
        Malaria…..met daarbij een flinke darm infectie. Als je dan toch 
        ziek wordt, dan kun je dat maar het beste hier doen. Het ziekenhuis was 
        prima van kwaliteit en het koste maar 15 dollar.
 Uitzieken en wachten op verder bericht wat betreft de visa.
 De camping in Arusha is een perfecte plef voor overlanders, helaas rijden 
        er in afrika veel grote vrachtwagens rond volgestampt met toeristen die 
        een stuk van de overlanders trip doen. (kaapstad - nairobie) en helaas 
        denken sommigen van die overlanders dat ze alleen op de wereld zijn en 
        maken veel lawaai wanneer hun dat uit komt, wat zorgt voor enige irritate.
 leukere overlanders zijn Hazel, Pieter en hun drie zonen. ( www.Redheadsontour.co.za 
        ) die besloten hebben om maar een jaar met hun drie kinderen door afrika 
        heen te trekken, elke dag worden de kids 2 uur onderwezen maar hebben 
        nu vakantie, helaas worden ze ook verjaagd door het lawaai en vertrekken 
        ze vroeg de volgende dag doch hopen we dat we ze weer ergens tegen zullen 
        komen, afrika is niet zo heel groot. Het contact met redheadsontour is 
        een vooraankondiging van onze ontmoeting met Dutch-Courage, al enkele 
        dagen zitten we vlak bij elkaar in de buurt en proberen we een treffen 
        te arrangeren. Eerste paasdag lukt het dan eindelijk en kwomen Emiel en 
        Mirjam ons opzoeken. Het was een leuk om die twee in het echt mee te maken 
        en het werd een avond vol verhalen, tips en en spullen die we elkaar uit 
        wisselden.
 
 Namibie - ZambiaFebruari, Maart 2005
 Toen wij Namibie inreden was het 46 graden! Oef, dat is weer even wennen. 
        Omdat we al een aardig eindje hadden gereden, zetten wij ons kamp op niet 
        ver na de grens, de camel lodge in Noorderoewer. Al waar Paula voor het 
        eerst kennis maakt met een schorpioen. Het was een kleintje maar des al 
        niet te min een beestje om voorzichtig mee te zijn en respect voor te 
        hebben. Dat deed Paula dan ook de rest van de avond en nacht op de ladder 
        van onze o zo hoge en droge daktent. De volgende dag zijn we naar de Fish River Canyon gegaan. Meteen valt 
        ons op dat Namibie klaar is voor de grote toeristenstroom. Nu is het te 
        heet en zijn er weinig mensen maar de faciliteiten zijn er prima en in 
        de maanden april tm okt. is het hier dan ook echt druk. Wij kunnen gelukkig 
        overal naar toe zonder te reserveren. Het gebied staat ook bekend om zijn 
        hot springs. En hot was het! Het water kookte bijna. Gelukkig was er ook 
        een natuurbadje met wat koeler water. Het water is heel lekker zacht en 
        je kunt het drinken.
 De canyon is een reusachtig natuurverschijnsel. Het is erg diep en overal 
        zie je prachtige stromingen & lijnen van de eeuwen dat het water zijn 
        weg kiest door het steen. (de op een na grootste Canyon in de wereld)
 In het zuid westelijk deel van Namibie vindt je een grote woestijn, Het 
        grootste deel is sperrgebied en mag je er dus niet komen, er rijden gewapend 
        mannen rond die graag schieten. Het gebied heet Diamonds aria en alleen 
        al kijken naar diamanten of zoeken naar goud is strafbaar in dit hele 
        land, waar deze twee producten zorgen voor het nationaal inkomen.
 Dus we blijven netjes op de piste die ons naar de verschillende toeristische 
        plekjes brengt. Namibie is van de Duitsers geweest (voordat ze het in 
        moesten leveren na de tweede wereldoorlog). De Duitse invloed zie je overal; 
        in de architectuur, plaatsnamen, taal en het heerlijke dikke zuurdesembrood.
 We nemen een binnendoor weggetje naar Luderitz. De perfecte stad voor 
        een Stephen King verhaal. Het ziet er in eerste instantie leuk uit. Vanuit 
        het niets (de woestijn) op eens na 600 kilomter een Stad. “Kolemanskop”. 
        Deze is verlaten, nadat er geen goud meer te vinden was is iedereen vertrokken 
        en neemt het zand de plaats in van waar vroeger straat kozijn of huiskamer 
        was. Achter dit stadje ligt Luderitz. De kleuren zijn er mooi gele, blauwe 
        rode gebouwen die fel afstekken tegen de kleur van de woestijn. Overal 
        staan mensen te wachten op……..en wij worden door iedereen 
        aangestaard. Boven de stad torent de foeilelijke vuurtoren uit die op 
        het zogenaamde shark eiland staat. Daar is ook onze camping. De mensen 
        maken moeizaam contact en fluisteren elkaar wat toe bij het zien van een 
        toerist. De stad geeft een creepy indruk.
 We hebben hier nieuwe accu’s gekocht omdat onze koelkast er steeds 
        mee op hield en dachten dat de achterste accu’s maar eens vernieuwd 
        moesten worden. Helaas waren ze niet de juiste maat en moest Jerzy zijn 
        eigenhandige en handzame in elkaar gelaste systeem weer kapot maken (wat 
        met onze nieuwe krik is gelukt).. De camping ligt aan de zee en we trakteerden 
        onszelf op zonsondergang aan zee met een heerlijk diner voor twee gemaakt 
        op ons gasstelletje (tja, het was Valentijnsdag, zie je)
 Ons plan was om via een leuke weg naar Sossusvlei te rijden. Opgewekt 
        gingen wij weer op pad. Na een tijdje liep de temperatuur weer op (van 
        de auto) en durfden we het niet aan om nu de verlaten binnen weggetjes 
        te nemen. Dus wij opzoek naar een garage in Keetmanshoop. Op zich garages 
        genoeg maar wij vonden na uitgebreid onderzoek geen garage die onze vragen 
        kon beantwoorden en toen bedachten we dat we ons geluk in de hoofdstad 
        moesten proberen. Die nacht hebben we op een camping geslapen met kokerbomen 
        en een cheeta’s. De cheeta’s krijgen om 17.00 te eten en dan 
        mag je in hun hok. Ja, daag! Maar oké, met de eigenaar erbij durfden 
        we wel en hebben we ze zelfs geaaid. We zijn dus wel via de leuke weggetjes naar Sossusvlei gereden omdat het 
        qua route niet veel uitmaakte. Het was een prachtige trip. De volgende 
        ochtend voor zonsopgang het park ingegaan en we waren gelukkig net de 
        drukte voor. Want de Sossusvlei moet je gezien hebben in Namibie.
 Prachtige en trotse duinen doemen voor je neus op. Leuk, denk je nog, 
        ik wil graag de duin beklimmen. Het gaat langzamer dan je denkt en het 
        is ook ineens weer heter dan je denkt. Maar je wordt hoe dan ook beloond 
        met een prachtig uitzicht. Het gevoel van dat mulle zand aan je voeten 
        is heerlijk. Daarna zijn we doorgereden naar een 4x4 weggetje en dat hadden 
        we niet moeten doen. Na 10 meter zaten we al zo vast als een huis. We 
        baalden behoorlijk omdat we er echt zin in hadden. Je komt dan toch in 
        gebieden waar de massa toerisme niet komt en nu hebben wij wel zo’n 
        auto maar geeft hij niet genoeg power om door zo’n lullig weggetje 
        te rijden. Behoorlijk de smoor in hebbende gingen we weer terug. (we hebben 
        nog wel een klein wandelingetje gemaakt en we moeten toegeven: dat is 
        ook heel leuk en bovenal mooi.)
 Op de camping werden we overvallen door een zandstorm, gelukkig had ik 
        net mijn lenzen uitgedaan en hadden we de tent nog niet uitgeklapt. Een 
        bijzondere ervaring, Hier hebben we nog een gezellige avond met een Nederlands 
        stel gehad (zij 5 maanden zwanger!!) en het was leuk om weer eens Nederlands 
        bij te kletsen. In de vroege ochtend zien we dat een jackhals aan ons 
        vaatje wijn zit te peuzelen (hadden we per ongeluk buiten laten staan). 
        Na het zien van Jerzy schrikt hij en druipt hij af en heeft hij niets 
        gehad (nou niet om die wijn maar een dronken jackhals vonden we wel wat 
        zielig.)
 Daarna doorgereden (is maar een klein stukje) naar Sollitaire. Het is 
        eigenlijk geen dorp maar een garage, tankstationnetje, winkeltje en bakkerijtje 
        en een camping. Het is bekend door het boek Solitaire van Ton van der 
        Lee (Nederlander).
 De tocht naar Windhoek bracht ons door prachtige bergen, doordat er zoveel 
        regen is gevallen is het een bloeiende & groene woestijn geworden 
        vol met bloemen.
 Eenmaal in Windhoek aangekomen zijn we naar een backpackers hostel gegaan. 
        Moe van de leuke dingen die we gedaan & gezien hebben vielen we met 
        onze neus in happy hour. Een enorme pull voor 5 n. dollar en hadden we 
        ons voorgenomen om hier lekker een hapje te eten. Omdat wij 9 van de 10 
        keer vergeten te lunchen (wat je niet aan ons af kan zien…..), hadden 
        we ook nu weer ontzettende honger. Eigenlijk was het niet te eten maar 
        ja; who beats our camping kitchen anyway! Rozig zijn we in bed gestapt.
 Omdat hier op zaterdag de winkels al om half 1 dicht zijn, gaan we in 
        rap tempo boodschappen doen. S middags barste de hemel open en hield het 
        niet meer op met regenen. Voor Namibie is dat erg goed (het blijft een 
        land van de droge woestijn) en we gunnen het ze heel erg maar voor onze 
        tent was het minder florissant. We dreven dan ook letterlijk (nou ja, 
        bijna dan) de tent uit. Na nachtelijk gemopper op elkaar (“waarom 
        heb jij daar nou ook niet aangedacht; dat droge dekbed is van mij en schuif 
        es opzij”) waarbij de straaltjes op ons hoofd terechtkwamen werd 
        het uiteindelijk toch weer zonnig. En dat is weer een voordeel voor ons 
        in Afrika: het is hier zo weer droog. De volgende dag hebben we meteen 
        de tent ingesmeerd met een speciaal goedje en kwamen we er achter dat 
        we een regenkap voor de tent hadden meegenomen (slim en op tijd zeg maar!) 
        en hebben die dus maar permanent geïnstalleerd. Op zondag de hele boel gepoetst en uit elkaar gehaald en daarna bij het 
        zwembad liggen chillen.
 Maandag zijn we in de garage. Omdat de auto power verliest (vooral in 
        de bergen zijn we blij dat ie niet linea recta weer naar beneden rolt), 
        de temp stijgt, de motor aan de rechterkant olie zweet en behoorlijk wat 
        zwarte rook uit de uitlaat, we zijn naar een specialistische garage gegaan, 
        Autorepairs Windhoek. Meneer Etszold en Kobus ontpopte zich als toyotavielen 
        en neurotisch wisten ze hoe elke systeem binnen de landcruiser werkt, 
        we waren blij met hun deskundigheid want we waren een beetje het vertrouwen 
        kwijt in de auto en maakte ons zorgen of we uberhaubt nog naar Nederland 
        konden rijden.
 Het blijkt dat de vacuüm pomp niet goed werkt. Maar nu komt het mooiste: 
        de 4x4 heeft nooit gewerkt! Wij twijfelden al wel aan zijn kracht maar 
        dachten toch heus af en toe de auto in 4x4 te hebben gezet (en nodig te 
        hebben gehad). De monteur zei dat dat absoluut niet het geval kon zijn 
        en dat wij gewoon goede chauffeurs zijn omdat we toch steeds weer los 
        zijn gekomen (da’s dan ook weer een leuk compliment, echter voor 
        een hoge prijs.) Nu is het hele 4x4 systeem ook uit elkaar gehaald en 
        hopen we straks fatsoenlijk over een offroad weg te kunnen rijden. Kobus 
        (de voorman van de garage) heeft ons naar een backpackers gebracht omdat 
        de auto in de garage moest blijven staan. De volgende dag om 6.45 heeft 
        hij ons weer opgehaald en zijn we weer aan de slag gegaan. Grappig hoe 
        snel je weer opgenomen wordt in een totaal andere cultuur. Iedereen spreekt 
        hier een mengelmoesje van Engels, Afrikaans en Duits dus we kunnen elkaar 
        prima verstaan. Ook hier valt op dat men op een heel andere manier met 
        elkaar spreekt dan wij gewend zijn. Het gaat op zeer gebiedende en directe 
        wijze en er zit niets van beleefdheid naar elkaar in (waar wij alsjeblieft 
        en dankjewel zeggen, laat men dat hier achterwege). Pak dit en doe dat. 
        Voor ons blijft het wennen. Via de contacten van de garage komen we op 
        de camping van Guestfarm Elisenheim waar het ook puur genieten is (en 
        bijkomen van de pech die we met de auto hebben). De tamme Kudu (lees groot 
        hert) at de cocos koekjes op en de hond rende er vervolgens hard blaffend 
        achterna waardoor de koeien luidkeels weg hobbelden. Een heerlijk tafereeltje. 
        En dat elke ochtend weer. Met Andreas hebben we de nodige 4x4 ervaring 
        opgedaan (met zijn Toyota wel te verstaan). Zijn land was 10 km lang en 
        6 km breed. Bovenop de hoogste berg had hij een solarpanel en politie 
        antennes staan die dag en nacht bewaakt moest worden en wij mochten mee 
        om de bewaker af te lossen. Wat een weg. Zeg maar: wat een stijle, door 
        de bush zoek paadje. Voor ons was het heel leerzaam om te zien wat de 
        auto allemaal kan.
 Boven op de berg staat een klein huisje waar de bewaker voor een week 
        verblijft. Wat ons opvalt zijn de stenen waar het bed op is gezet. Bij 
        navraag heeft deze verhoging een bijzondere reden. ‘s nachts komen 
        er namelijk dwergen op je af die je in je ogen wil kijken. Maar het aankijken 
        door een dwerg brengt ongeluk. Je kunt er ziek door worden en zelfs van 
        doodgaan (of iemand in je nabije omgeving). Door die verhoging kan de 
        dwerg je niet in je gezicht kijken en overkomt he geen onhiel.
 Na een week in de garage te hebben doorgebracht kunnen wij weer op weg 
        en komen wij begin maart aan in Zambia aan. Natuurlijk zijn we naar de 
        Victoria falls gegaan en het is inderdaad zo als overal omschreven: een 
        wereld wonder. Maar het aller leukste is nog dat iedereen bevangen wordt 
        door een soort kinderlijkheid. Vanwege de kracht waarmee het water ter 
        aarde stort wordt water als een regenwolk omhoog gestuwt en dat maakt 
        dat het lokaal ontzettend kan regen. Loodrecht naar beneden komen duizenden 
        dikke druppels zetten die in een paar seconde je tot op je onderbroek 
        doorweken. Zodra je accepteert dat het niet anders is (wij hadden ons 
        voorbereidt door een waterdichte zak mee te nemen voor het foto toestel)raak 
        je in een staat van kinderlijk blijheid. Al plassen springend zingend 
        en dansend genieten bezoekers van dit fenomeen. We hebben alle paadjes 
        bewandeld die je kon bewandelen en hebben erg genoten van deze “ 
        regenbui” Ook het Livingstone museum is een aanrader. Alwaar je 
        de originele brieven van Dr. Livingstone himself kunt lezen. Omdat we in Zambia twee triangles (gevarendriehoek, maar zeg dat maar 
        eens op z’n engels) nodig hebben (we hadden er maar 1), en wel twee 
        de zelfde gaf de politie ons te verstaan……………..gingen 
        we naar “Auto world”. Zo als gebruikelijk splits het team Africanroads zich op, zodat er boodschappen 
        en een persoonlijke beveiliging van de auto gewaarborgd kan worden. Paula 
        bleef dit keer bij de auto op de parkeerplaats. Alwaar de verkopers van 
        allerlei handelswaar meteen hun kans ruiken en al aangesneld komen om 
        hun waar aan te bieden. Een vermeende “ parkeerwachter” kwam 
        op de auto af. Hij vertelde dat het zijn parkeer terrein was en dat we 
        dus moesten betalen. (Na een aantal maanden Afrika weet je en zie je aan 
        zijn hoofd dat het niet zo is). De man hangt wat joviaal op de rand van 
        de deur maar opeens wordt zijn blik gegrepen door onze talisman, aan de 
        spiegel in de auto hebben wij twee gelukspoppetjes,het T kruis van Fransicus 
        en een zakje met wierook voor wanneer we echt geen doushe kunnen vinden, 
        hangen. Hij vroeg zich af of wij aan witchcraft deden. Paula legt uit 
        dat het positieve witch craft is en dat het ons geluk brengt op onze reis. 
        De Afrikaan bedacht er het zijne van vond het niks krabte achter zijn 
        oor vroeg zich af of hij een grotere tovenaar was en liet het parkeergeld 
        voor wat het waard was en koos het hazenpad, bang dat de witte heks hem 
        wat zou aan doen wanneer hij ons zou bedriegen.
 Na de watervallen besloten wij wederom door het opslurpen van de tijd 
        aan de auto om maar zo snel mogelijk naar Tanzania te rijden. Onderweg 
        stoppen we bij het meer van de krokodil waar we een nacht op een oud landhuis 
        verblijven (plantage, alwaar het boek een huis in afrika is geschreven) 
        Vanwege de ook weer heerlijk heet water bronnen.
 En 10 maart belanden wij weer aan de grens. Alwaar je geleefd wordt door 
        de criminele bendes die grensovergangen heten (zo zou Bob het zeggen). 
        We hadden ons voorbereidt we weten wat we moeten doen, de rollen verdeel,t 
        maar elke keer weer is het een spannend moment. Zodra je aan komt rijden 
        springen allemaal mensen voor je auto die je willen helpen de grens over 
        te gaan. Wanneer je dat weigert omdat je niks wilt betalen hoor je ze 
        in hun eigen taal spreken met de douanier zodat jij weer eens kan wachten 
        omdat ze familie van elkaar zijn. Dan maar naar de volgende…. Achter 
        aan in de rij. Met het uitzicht op de officieren die je moeten helpen 
        maar die een soort van trance voor zich uitkijken en het onduidelijk is 
        waarop zij wachten en jij dus ook kan wachten. Je probeert hun aandacht 
        te trekken maar niks help uiteindelijk staat er een op en geeft de carnet 
        een stempel en we kunnen het land uit. Dan naar Tanzania, immigration 
        en custums in de zelfde zaal, wat handig en efficiënt. De eerste 
        balie zijn ze leuk en gezellig zeker als we de persoon 50 dollar af moeten 
        geven voor een visa. Wat opvalt is dat er de hele tijd een bromvlieg om 
        ons heen zit in een mooi pak en een gouden horloge, we herkennen hem van 
        de grensovergang met Zambia waar hij ook al regelmatig op onze nek ging 
        zitten maar wij hem totaal geen aandacht hadden gegeven. Bij custums moeten 
        we weer een stempel hebben dus een kleine officier in een te strak pak 
        met gierende testosteron door zijn lijf moet bewijzen dat hij toch echt 
        een hele vent is en intimideert door op zijn geheel eigen wijze onze carnet 
        in te vullen, bij een kleine navraag of hij het wel goed doet door Paula 
        dreigt de carnet onderaan de papiermolen te belanden die hij die week 
        nog afmoet maken. Een klein overleg met de brom vlieg maakt dat we toch 
        verder kunnen en worden we ietwat directief naar de volgende balie verwezen. 
        “Hoelang blijft u, O 3 weken, dat is dan 25 dollar road tax, u heeft 
        geen 5 dollar briefjes, wisselt u dan maar met de broer van de bromvlieg. 
        Natuurlijk geeft hij je beste koers. Wanneer u hier klaar bent mag u naar 
        de politie. Ja, heeft u geen Tanzaniaans rijbewijs dan moet u extra betalen.als 
        u hier klaar bent kunt u naar het volgende bureau. U wilt verder rijden 
        met u auto dan moet u een stempel hebben en een verzekering. En wie hebben 
        we daar weer, de bromvlieg in elk hok waar je komt laat hij zijn hoofd 
        zien en bij het vragen waar we een verzekering kunnen krijgen voor de 
        auto wijzen ze allemaal naar deze strontvlieg, het blijkt een grote familie 
        te zijn…. Ruikend naar de drank trillend van de ontwennings verschijnselen 
        maakt deze vlieg een niet al te betrouwbare indruk maar alle officieren 
        op en rond de douane wijzen hem aan als de man voor ons. Geheel verloren 
        door de chaos en de onbekendheid van deze grensovergang besluiten we maar 
        zeer cynisch in zee met hem te gaan. Vragend of hij ons ook gaat zoenen 
        want genaaid worden we toch wel. O u auto is wel aan de zware kant he, 
        4 liter dat is dan 100.000 duizend shilling. Heeft u nog geen shilling, 
        ja en een wisselkantoor hebben we hier niet he dus ik adviseer je mijn 
        broer strontvlieg, wederom konden we voor een hele goeie prijs speciaal 
        voor ons wisselen bij deze man. En omdat we ook nog zijn nieuwe Nederlandse 
        vrienden zijn maakt hij eens speciale prijs voor ons, dan doen we gewoon 
        of je minder cilinders hebt, dat ziet oom agent toch niet.
 Totaal verslagen door het systeem 190 dollar armer verlaten wij de vervelendste 
        overgang tot nu toe. En voelen medelijden met de kleine man die hier zich 
        zelf staande probeert te houden want het systeem is corrupt en oneerlijk. 
        Om 18:00 uur kunnen wij eindelijk onze weg vervolgen de duisternis in. 
        We moeten nog 110 kilometer rijden wat een moeizame toch wordt van 2 ½ 
        uur. Om 9 uur s’avonds kloppen we aan bij de missiepost Karibuni. 
        Waar we onder de zegen van de heer op de parkeerplaats de tent op kunnen 
        zetten. De volgende dag blijkt de stad Mbeya een grote stad waar internet 
        is, een supermarkt, traditioneel eten en waar overheerlijke groundnuts 
        worden verkocht, we besluiten een dag langer bij de missiepost te blijven 
        en ons werk van de website af te maken zodat we in onze volgende avontuur 
        kunnen duiken. Want er is natuurlijk veel meer gebeurd maar willen geen 
        langdradige verhalen schrijven. Waarschijnlijk gaat het in Tanzania makkelijker 
        om een update te organiseren.
 ZUID AFRIKAJanuari - Februari 2005
 
 Het zal Afrika niet zijn wanneer het totaal anders is dan dat we verwacht 
        hadden dan dat het zou gaan. Wanneer we aan komen in Nairobi blijkt er 
        een vliegtuig verder te vliegen naar Johannesburg en hebben wij dus geen 
        recht op een overnachting in het hotel… maar we staan ook niet op 
        te passsierlijst om verder te mogen vliegen. We zitten vast op het vliegveld 
        in Kenia, ons probleem, hadden we het maar beter moeten regelen vindt 
        de dame achter de balie.
 Echter wij dachten dat het ons probleem niet was. Zeker nadat een collega 
        van hun, deze warme worst voor heeft gehouden. Hadden wij geweten dat 
        het op deze manier geregeld zou zijn dan zouden wij wel degelijk en andere 
        keuzes hebben gemaakt. Op hoge poten naar de informatie balie om verhaal 
        te halen, na een tijdje te hebben gestaan krijgen we het idee dat we met 
        een kluitje in het riet worden gestuurd. We besluiten maar met enige stem 
        verheffing te zeggen dat Kenia airways een groot probleem heeft wanneer 
        ze niks voor ons gaan regelen. We moeten een uur wachten dan is daar de 
        oplossing, is het antwoord.
 Tijdens de vlucht vanuit Ghana naar Nairobi begint Jerzy zich steeds belabberder 
        te voelen, pieken van hitte en zweet aanvallen nemen de algehele feestvreugde 
        over dat we weer onderweg zijn. Een lichtelijk ontstoken oog die op professionele 
        wijze onderzocht wordt door zuster Paula doet een douanier grappende wijs 
        zijn vermoede uitten dat ik mogelijk een Malaria geniet. “Zou hij 
        dan toch gelijk hebben” denken we. Helaas zit onze thermometer in 
        de auto en is er geen aan boord van het vliegtuig. We melden ons in het 
        uur dat we moeten wachten bij de Health Officier van Kenia Airport… 
        gespecialiseerd in tropische infectieziekten, dan kunnen we koorts uitsluiten 
        of niet. Meteen wordt de hoofdzuster er bij geroepen om een algeheel lichamelijk 
        onderzoek te verrichten.
 Eindelijk krijgen we antwoord op de vraag: is het een dikke kater met 
        te weinig slaap of heeft Jerzy koorts. 40 graden slaat de thermometers, 
        Rose, de hoofdzuster gebiedt Jerzy te gaan zitten en niet zo te bewegen, 
        ze heeft de indruk dat de bewegelijkheid misschien wel door de koorts 
        komt. Paula begint te balen dat ik nou eens nooit mijn mond kan houden 
        en weer aan het kleppen ben over wat voor leuk werk ik wel niet heb in 
        Amsterdam, en dat we eigelijk collega’s zijn. Jerzy krijg twee paracetamol 
        en mag niet weg van de Keniaanse Hoofdzuster en hij moet zijn klep houden 
        van zijn eigen Hoofdzuster.
 Een uur later kunnen we gratis in een hotel EN kunnen we die avond nog 
        met het vliegtuig mee naar Zuid Afrika, Maar eerst moet de koorts gezakt 
        zijn, gebiedt Rose. Wij besluiten mee te willen vliegen zodat we er zijn. 
        In zuid Afrika kunnen we makkelijker iets medisch ondernemen, en moeten 
        we in Kenia een visa kopen en weten we helemaal de weg niet. We kunnen 
        Rose overtuigen dat het beter is dat we gaan en niet gepland staan wij 
        vrijdag nacht om 01:00 uur in Jo’burg.
 Echter zonder onze bagage… want die is nog in Nairobi…oeps, 
        niet door gestuurd door K.A. We besluiten maar op het vliegveld te blijven 
        en de nacht op een bank door te brengen…. De koorts pieken van Jerzy 
        nemen echter toe en het lijkt een steeds slechter idee te worden om op 
        het vliegveld te blijven, ook omdat de angst voor Malaria toe neemt. Om 
        3 uur ‘s nacht verhuizen wij van de bank naar het Holiday Inn en 
        komen we in een mooie veel te dure suite terecht.
 Jerzy blijft zich ziek voelen (39,5 C koorts) en slaapt slecht. De volgende 
        ochtend een dokter erbij gehaald om in ieder geval malaria uit te sluiten. 
        Een bloedtest wijst uit dat het iets anders moet zijn. Hij moet aan de 
        antibiotica en omdat hij slecht geslapen heeft wil hij ook wel slaaptabletten 
        voorschrijven. Wij besluiten het maar even aan te zien, wanneer de koorts 
        aanhoudt dat kan hij alsnog antibiotica nemen. We bellen naar Rustenburg 
        dat we een dag later komen en Jerzy blijft 24 uur in bed.Gelukkig gaat 
        het vrij snel een beetje beter en konden we zondag richting Rustenburg. 
        Daar aangekomen werden we hartelijk ontvangen door Jeni en Herman. En 
        tot onze verassing zijn tante Hanny en Oom Herman er ook. Het is een gezellig 
        weer zien. En we genieten van een heerlijke braai en van het gezelschap 
        van deze lieve mensen. We kletsen lekker bij.
 We hadden gedacht een dagje en een nachtje te blijven maar er wordt druk 
        een agenda voor aankomende dagen gemaakt met wat we allemaal moeten gaan 
        doen. We doen allerlei hikes in de buurt en genieten s’avonds van 
        de heerlijkste gerechten. (we proberen elkaar af te troeven met gerechten 
        en dat maakt dat er elke avond iets spectaculairs op tafel staat)
 We gaan veelvuldig met Jeni op stap (kinders en Herman doen hun dagelijkse 
        verplichtingen) en het is echt genieten om met een kenner dit mooie gebied 
        door te stappen. Ze laat ons de prachtigste plekjes zien. En we zijn helemaal 
        flabbercasted wanneer we een rockpool aantreffen. In heerlijk koud water 
        laten we ons onderdompelen en als we vanuit dit natuur spa gebied naar 
        beneden kijken, zien we dat er een ongelooflijke waterval naar diep beneden 
        gaat. De apen hebben ons ook getraceerd (waarschijnlijk door al onze oooohhh’s 
        en aaahh’s) en schreeuwen van jewelste om ons heen. Maar ze zijn 
        banger voor ons dan wij voor hen en slaan na een tijdje weer op de vlucht.
 De volgende dag brengt ons naar The Pilanesberg. Een mooi game/ natuurreservaat 
        maar niet al te druk. Het is een half uurtje rijden van hun huis en om 
        half 6 in de ochtend vertrekken we. We zien giraffen, apen, springbokken 
        en hartebeesten en zelfs een jackhals en op het laatst: een olifant. Ja 
        hoor, daar is hij weer! Hij staat pontificaal op de weg en kijkt ons schaapachtig 
        aan. “Hoi”, lijkt hij te zeggen. “ Ik ben lekker een 
        boompje aan het knakken, ook een stukje?” Eeehh, nou nee, erg vriendelijk 
        van u meneer de grote beest maar wij lunchen toch liever in het nabij 
        gelegen overdekte, beveiligde en daarvoor bestemde hutje. Maar toch bedankt, 
        zeg maar.
 ’s Middags voert Jeni ons mee naar een kennis van haar. Deze kennis 
        heeft een “olifanten speelplaats”. We worden speciaal uitgenodigd 
        om een olifanten interaction te doen. We maken kennis met 5 prachtige 
        dieren. We staan naast ze, praten met ze en geven ze te eten in slurf 
        en bek. (wist je dat olifanten echt hele grote kaken hadden??) Het is 
        de bedoeling dat je het eten echt op de tong legt. Hilarisch!! De olifanten 
        deskundige moet wel een beetje lachen om onze voorzichtigheid maar na 
        het vertellen van ons vorige avontuur (2 ½ jaar geleden) begrijp 
        hij het wel. En geduldig en langzaam neemt hij ons mee om de olifanten 
        te leren kennen. Na het eten spelen ze in het water en dat is echt een 
        geweldig gezicht. Je weet niet wat je ziet, 5 van die enorme beesten dartelen 
        en spelen in het water. Dank, wij zijn over onze angsten heen (een beetje).
 Jeni verteld op de highschool van de kinderen wat voor gasten ze in huis 
        heeft en wat voor werk zij doen. De school is erg geïnteresseerd 
        en vraagt Jerzy om een paar groepen op school het een en ander te vertellen 
        over het werken met psychiatrische patienten op straat (bij Mentrum, rehabteam.) 
        Op vrijdag staat Jerzy 8 x voor een klas van 30 a 40 studenten (12- 18 
        jaar) over zijn werk te vertellen. Als een volleerd leraar doet hij zijn 
        verhaal. De kinderen zijn een en al oor en wij verbazen ons over de beleefde 
        omgangsvormen en interesse van de kinderen (wel vragen ze verdacht veel 
        over drugsgebruik en voornamelijk over de eventuele vrije toegang ervan 
        in Amsterdam). In iedergeval wil een meisje meteen komen werken bij het 
        rehabteam in Amsterdam omdat ze dol enthousiast is geworden. (is toch 
        1 op
 ’s Avonds worden we op pizza getrakteerd en de volgende ochtend 
        gaan we naar vrienden van Herman en Jeni om daar met nog meer mensen kennis 
        te maken (en te braaien, tennissen, paardrijden en zwemmen). Tjah, het 
        leven is hier heerlijk! Op zondag gaan we naar Clerksdorp om oom Herman 
        en Tante Hanny nog eens op te zoeken (en de andere broers) en lenen de 
        auto van Jeni.
 Inmiddels hadden wij bij Mol geïnformeerd over het hoe & wat 
        met betrekking tot onze auto. We kregen te horen dat de boot weer een 
        week vertraging had en misschien dat onze auto wel helemaal niet op de 
        boot stond! Wel hebben we ooit.Maandag zijn we naar ons tweede project gegaan. Het Lethabo Childeren 
        Centre in Pretoria. Hier wordt met man en macht gewerkt aan een mooi en 
        goed tehuis voor kinderen met aids of van wie de ouders zijn gestorven 
        aan aids. (zie www.lethabo.nl). Veel respect hebben wij gekregen voor 
        Anouk, die al haar energie & geld inzet om te helpen en dat doet ze 
        heel vakkundig!
 We hebben gehoopt een klein steentje bij te kunnen dragen door vier dagen 
        mee te werken. Het tehuis wordt nog helemaal opgebouwd en er moest nog 
        veel gebeuren aan schilderwerk, dakwerkzaamheden, gordijnen en vloeren 
        etc etc.
 Maandag zou dan eindelijk de auto aankomen in Durban. Maar……….nee 
        hoor, weer een week vertraging. Wel potverdorie. Nu begint de tijd toch 
        echt voor ons te knijpen en we worden zo langzamerhand een beetje gaar 
        van al dat wachten. We besluiten naar een backpackers hostel te gaan en 
        verblijven een weekje aan de kust (ook niet vervelend hoor). We begeven 
        ons tussen de stoere binken en strakke dames en laten het ons een weekje 
        welgevallen qua energie verbruik.We proberen nog een dagje mee te doen door kite surf lessen te nemen maar 
        blijken geen echte talenten te zijn (jerzy krijgt het echter wel aardig 
        onder de knie). Maar leuk is het wel! Het is nog best moeilijk en ik wordt 
        dan ook een paar keer over het strand om hoog en meegesleept door de kite.Wat 
        een kracht zit er in dat ding, zeg!
 En dan op 1 Februari is het dan zover. We kunnen de auto ophalen. Om 
        half 9 staan we bij Mol office en hebben er zin in! Wij denken: even betalen 
        en dan hop, the africanroads weer tegemoet. Eeeehhhhhh, maar niet voordat 
        we een dag of wat gebakkeleid hebben over de prijs. Want die blijkt 600 
        dollar duurder uit te vallen dan ons was beloofd. En een gewaarschuwd 
        mens telt voor twee en daarom hadden wij alles op papier laten zetten 
        door Kwaku Ofuchene van Mol office in Ghana. Maar die (*(&*%^^%&***!!$$!!!!) 
        was de helft vergeten er bij te vertellen en kwamen dus toch weer hoger 
        uit dan was af gesproken. Nu zijn wij natuurlijk niet voor 1 gat te vangen 
        (en in het bezit van een officieel document van de collega’s in 
        Ghana) en zijn de hele dag bezig geweest om korting te eisen (we wilden 
        eerst helemaal niet betalen maar dan kregen we de auto niet terug, leek 
        ons geen goed plan. Dan maar het beste er van maken/ zeuren/ eisen wat 
        al niet meer). In totaal hebben we er 150 us dollar van af gekletst maar 
        we waren nog niet tevreden. De volgende dag stonden we weer om half 9 
        op de stoep (de medewerkers keken elkaar met lede ogen aan) en kregen 
        we een lift om naar de haven te gaan. Wat bleek? Had die (#^**_(*_!!##!! 
        ons voor de verkeerde dag voor customs (douane) ingeboekt en konden het 
        dus op onze buik schrijven.Na goede zaken gedaan te hebben met Rag Naidon van South African Clearing 
        Depots kon gelukkig toch geregeld worden dat de douanier dezelfde middag 
        nog kon komen. Wij vonden dat Mol die extra kosten moest betalen, zij 
        vonden dat natuurlijk niet. Mol was echter ook vergeten ons te vertellen 
        dat voor het inklaren en voor de douanier geld betaald moest worden (oh, 
        oh, oh wat een slechte voorlichting en medewerking krijg je van dit bedrijf). 
        En we hadden het zelfs gevraagd of er nog extra kosten ons ergens boven 
        het hoofd hingen. Nee, verzekerde Mol, echt niet en nergens niet!
 Maar het goede nieuws is dat wij onze auto heelhuids terug hebben en dat 
        we blij waren elkaar weer te zien. Alles zat er nog op en aan. En zeer 
        verheugd gingen wij de volgende dag weer op pad. Richting Kaapstad. We 
        voelden ons meteen weer thuis in de auto en hier is het ons toch allemaal 
        om te doen.
 De route naar Kaapstad is prachtig (vooral de zij weggetjes van de gardenroute). 
        Omdat wij hier al eerder op vakantie geweest waren zijn we er wat sneller 
        door heen gereden. Ook omdat we graag enig onderhoud aan onze auto wilde 
        plegen.We zijn nog even bij Jefreys Bay gestopt om nieuwe t- shirts voor Jerzy 
        te kopen, was erg nodig (leuke & goedkope factory shops heb je hier.)
 Ondertussen kwamen we er achter dat de auto wat moeilijk startte, en dit 
        werd eigenlijk steeds erger. Onderweg hebben we een accu vervangen omdat 
        we dachten dat een kapotte accu de boosdoener was. Maar, dat was dus niet 
        het geval.
 In Kaapstad aangekomen zijn we op een camping in Muizenberg gaan staan. 
        Lekker boodschapjes bij de Pick and Pay gedaan ( enorme supermarkt), gebraaid 
        en een dagje bijgekomen.
 De volgende dag op zoek naar een garage en dat bleek nog lang niet makkelijk. 
        We konden in eerste instantie alleen maar van die grote Toyota garages 
        vinden. We wilden graag naar een garage waar Jerzy zelf mee kon helpen 
        met het onderhoud van de auto. We vonden na veel doorgestuurd te zijn 
        en heen en weer gebeld te hebben onderdak bij AutoMotion in Paarden eiland 
        (wijk vlakbij de haven in Cape town). Daar werden we vriendelijk ontvangen 
        door echte auto fanaten en mochten we zelf aan de slag. “ En als 
        je hulp nodig hebt, dan roep je maar”! We hebben een lijstje gemaakt 
        met wat er allemaal moest gebeuren en zijn zelf op zoek gegaan naar de 
        verschillende onderdelen bij verschillende bedrijven (hier kennen ze de 
        juiste mensen en dat scheelt je een hoop geld). Ik heb inmiddels bezit 
        mogen nemen van het kantoortje en vermaak mij hier dus ook prima met allerlei 
        zinnige zaken zoals jullie op de hoogte houden van ons wel en wee (helaas 
        geen internet aansluiting). Jerzy heeft net de difflock gemaakt, (lekte 
        behoorlijk als we in 4x4 reden) het euvel van de low battery is nog niet 
        verholpen, maar we komen er nog wel achter wat er aan de hand is.
 We verwachten hier nog een paar daagjes te blijven om aan de auto te werken, 
        een wasje te doen, site updaten. Hopelijk gaan we nog een dagje wijnroute 
        doen en de tafelberg beklimmen.
 Het is in ieder geval een heerlijk weerzien met zuid Afrika en al hoewel 
        we weer verder gaan zijn we hier nog lang niet uitgekeken (en komen dus 
        gewoon weer es terug…..)
 Hierna gaan we naar Namibie en komt onze volgende update ergens bij de 
        Victoria Falls. Tot dan…………..
 
 Ghana,December 2004 - Januari 2005
 Bootje varen, theetje drinken, wanneer vliegen we nou in hemelsnaam naar 
        de overkant? In onze vorige update hebben we beloofd dat het volgende verslag vanuit 
        Zuid Afrika geschreven zou worden. Zoals bovenstaande titel wellicht al 
        doet vermoeden, is niets minder waar en hebben wij enigszins vertraging 
        opgelopen. Maar laten we bij het begin beginnen……….. Vanuit Kumasi zijn we richting Senya Bereku gereden. We hadden zin in 
        een paar dagen rust en gingen opzoek naar een gezellig onderkomen voor 
        de feestdagen.We hadden gehoord van een kasteel aan de kust waar je kon 
        overnachten. Met de kerst in een kasteel, dat leek ons wel wat. Na Accra 
        uitgereden te zijn, alwaar een lange file stond vanwege een politie post, 
        kwamen we terecht in de velden richting zee. Een prachtig idyllisch gebied, 
        waar je je enkele honderden jaren terug waant.Helaas was het kasteel niet wat we er van verwachtten en kon onze auto 
        niet op een veilig plekje staan. De reis ging verder naar Winneba, een 
        redelijk groot dorp. Een vriendelijke jongen wilde ons wel de weg naar 
        een hotelletje brengen, zo geschiedde. Kritisch als wij zijn, duurde het 
        even. Totdat het donker begon te worden en wij het gevoel hadden op kerstavond 
        in een stal te belanden. Op zich zou dat natuurlijk wel een schitterend 
        verhaal opleveren voor onze trouwe lezers ware het niet dat we net op 
        tijd ons onderkomen vonden in Lagoon lodge.
 Onze “ wegwijzer” en inmiddels aangehaakte behulpzame taxi 
        chauffeur kibbelden nog even met Jerzy over de prijs die betaald moest 
        worden voor hun dienst verlening, terwijl ik de kamer van het hotel ging 
        inspecteren.
 In dit heerlijk hotelletje werden we gastvrij ontvangen. Er was gelukkig 
        nog een plekje vrij in deze herberg. Moe maar voldaan (we hadden inmiddels 
        een uurtje of 10 rijden er op zitten) schoven wij aan de Jolof rijst met 
        een overheerlijk koud biertje er bij.
 Gelukzaligend gingen wij de kerst tegemoet. Zelfs de kerst verlichting 
        was er klaar voor!
 In dit hotel zijn we vijf dagen gebleven. Het was er zeer schoon, vriendelijk 
        en het eten was heerlijk. De eerste dagen hebben we lekker geluierd en 
        de update geschreven. Maandag gingen we vol goede moed naar de haven van 
        Tema om informatie te vergaren over het verschepen van de auto. We vonden 
        het echter wel vreemd dat het er zo rustig was. En wat bleek: ze hebben 
        de feestdagen verplaatst! Omdat kerst in het weekend viel, heeft iedereen 
        maandag en dinsdag vrij gekregen. Dat is pas aardig van Ghaneese overheid. 
        Een beetje pech voor ons………..
 Dinsdag hebben we er een heerlijk toeristisch dagje van gemaakt; we zijn 
        naar het Kakum national park geweest. Waar we over de canopy walk way 
        hebben gelopen. Ach, denk je, dat doen wij wel even. Eenmaal boven en 
        in het midden van de brug (lees: plank met touwen) is het toch spannender 
        en ook langer dan verwacht. En, achteraf is het natuurlijk prachtig!
 Daarna zijn we naar Cape Coast gegaan. Een prachtig ford met een behoorlijk 
        indruk wekkende (slavernij)geschiedenis. Wij werden er toch wel stil van. 
        Ook al weet je natuurlijk dat er vroeger verschrikkelijke handel is gedreven 
        en dat wij Europeanen niet trots op deze geschiedenis hoeven te zijn. 
        Maar de waarneming met eigen ogen laat toch altijd weer andere indrukken 
        achter.
 Tijdens het ontbijt op woensdag ochtend raakten we aan de praat met twee 
        Japanse heren. Zij vertelden ons van de verschrikkelijke gebeurtenis in 
        Azie waar wij nog helemaal niets van af wisten. Toch weer raar dat er 
        zoiets gebeurd in de wereld en dat je bijna de enige blijkt die het nog 
        niet weet…………
 Maar na enige tijd gesproken te hebben kwam ons gesprek op het onderwerp: 
        en wat doe jij hier in Afrika? Zij blijken tot onze vreugde de echte “ 
        africanroads” bouwers te zijn. Zij zijn de projectleiders van de 
        wegenbouw tussen Accra en Cape coast. Het is een erg slechte weg die compleet 
        vernieuwd wordt (kosten: 60 miljoen dollar en een cadeautje van Japan 
        aan Ghana). Zij zijn wel een beetje jaloers op onze naam en wij willen 
        graag met deze africanroads bouwers op de foto.
 Op woensdagmiddag herhaalden we onze missie en toogden wij ons naar de 
        haven. We hebben bij een aantal bedrijven “ research” gedaan, 
        totdat we dezelfde jongen tegen kwamen die we maandag ook tegen het lijf 
        liepen, die ons zijn kaartje had gegeven. Hij werkte bij een verscheping 
        bedrijf.Na ons uitgebreide onderzoek besloten we met Mol in zee te gaan. De kosten 
        kwamen redelijk overeen met wat wij in gedachten hadden en de boot zou 
        vrijdag al vertrekken.
 Dat kwam goed uit. Dan zouden wij Maandag al naar Durban kunnen vliegen. 
        Joepi!
 Donderdag hebben we de hele rataplan geregeld. Contract gemaakt, auto 
        in de container, mooie stempel op ons carnet gekregen bij costums en meer 
        van dat soort bijkomende ingewikkeldheden. Wij vonden het al met al best 
        spannend omdat je je in een wereld begeeft waar je weinig kaas van hebt 
        gegeten en waar je toch zelf de regie in handen wilt houden omdat je auto 
        je erg dierbaar is. Met een redelijk vertrouwen en een gezond stukje achterdocht 
        maakten we de zaak rond.
 Maar……………alweer een beetje pech voor deze 
        overlanders……….!
 
 We hadden zelf al rekening gehouden met een stukje vertraging omdat het 
        de feestagen betrof. We belden vrijdag de maatschappij om te vragen of 
        we onze vrachtbrief al konden ophalen (dit is een document die je pas 
        krijgt als de boot vertrokken is en is een bewijs dat de inhoud container 
        van jou is). Helaas was dat nog niet het geval, hij zou pas maandag vertrekken. 
        Okay, dan bellen we maandag wel weer. De maatschappij vertelde ons dat 
        wij wel alvast konden vliegen naar Durban, ze zouden onze vrachtbrief 
        wel met een koerier naar ons toe sturen. Maar dat doen we liever niet 
        want je weet het maar nooit, we willen ‘m liever zelf mee nemen.
 Ondertussen bedachten we dat het 31 december was en dat het leuk zou zijn 
        om daar toch een beetje aandacht aan te besteden. We streken neer in het 
        New Coco Beach Hotel. Toen we binnen kwamen lopen dachten we al dat dit 
        Far above our budget zou zijn maar wat wil hier het geval: ze hebben de 
        prijzen drastisch verlaagd met de feestdagen. Bij komend voordeel was 
        dat ze internet, een heerlijk zwembad, een live band en een goede niet 
        al te dure menu kaart hadden. Wij vermaakten ons prima. De champagne hadden 
        we koud laten zetten en het werd een heerlijk zwoele avond.
 Maandag zou Mol contact met ons opnemen maar nadat we maar niets hoorden, 
        belden we zelf nog maar even.
 En……………je raadt het al, weer was de boot 
        nog niet vertokken. Sterker nog hij was nog niet aangekomen, hij ligt 
        nog vast bij de haven van Lagos. Hij kan zijn lading niet kwijt en dus 
        nog niet terug naar Tema (ghana). Tot op heden ligt hij nog steeds vast 
        en zitten wij “ vast” in Accra.
 Wij zijn inmiddels uit voorzorg naar een budget hotelletje verhuist.
 Accra zelf is qua sfeer een leuke en gemoedelijke stad.
 Op zich is er in Accra niet zo heel veel te beleven en ben je in een paar 
        dagen door de toeristisch attracties heen. Maar nu we hier al meer dan 
        een week in het zelfde hotelletje verblijven doen we toch weer bijzondere 
        ervaringen op. In de ochtend worden we steevast gewekt door onze buurman 
        die wel heel erg veel last van zijn longen heeft (blijkt uit het geluid 
        wat uit hij ten toon spreidt), zegt de schoonmaakster eindelijk goodmorning 
        tegen ons en heeft Jerzy het al voor elkaar gekregen dat hij meer eten 
        krijgt dan de normale porties (dit, nadat de kokkin ons een standje heeft 
        gegeven omdat jerzy uit mijn bord zat te eten en ze dus eerst dacht dat 
        ik het niet lustte. Toen we uitlegden dat Jerzy meer eet dan ik, besloot 
        ze dat hij te weinig kreeg en trok zich het leed van Jerzy aan.) We leren 
        zelfs al de ghaneese pop liedjes kennen.
 Inmiddels hebben we kennisgemaakt met de openlucht bioscoop (al waar 
        de film een uur te vroeg begon………….) en een zeer 
        geavanceerd computer bedrijf. Naar hartelust kan men hier internetten, 
        up & downloaden en hebben ze een video zaaltje. Gisteravond zouden 
        we King Arthur gaan kijken maar het tweede hands dvd tje bezat nogal wat 
        krassen, dus haalden ze de meest slechte film van Rob Lowe van stal. Nou 
        jah, morgen nieuwe ronde, nieuwe kansen zullen we maar zeggen. De markt 
        hier in Accra is echt geweldig. Het onderhandelen is een ware ervaring 
        op zichzelf (gaat gepaard met veel humor) en het is een belevenis om al 
        het lekkers uit te proberen. Van gekruide gefrituurde banaan tot voor 
        je neus opengemaakte kokosnoot, alles hebben ze hier. De markthandelaren 
        laten je vrijwel met rust en dat maakt dat het iets meer relaxt is om 
        iets te vragen of gewoon even te kijken voordat je iets koopt. In het hotel zijn inmiddels aardig wat Nederlanders aangeland. Het zijn 
        vrijwilligers die op weg zijn naar Tamale. Leuk om even in het Nederlands 
        bij te kletsen en bijzonder om hun verwachtingen en intenties te horen. 
        Op dinsdagochtend 11 Januari zwaaien we ze uit. Op diezelfde ochtend lopen 
        we naar Busy internet om te kijken of we al mail hebben ontvangen van 
        MOL (we zijn n.l. dit weekend eens stevig in de pen geklommen betreffende 
        het wel en wee van de vertaging). Wat schept onze verbazing: daar zitten 
        Anna en Juriaan. Wij zijn hun tegen gekomen in Winneba en hadden daar 
        een zeer gezellige avond met iets te veel sapjes. Zij wonen in Accra en 
        hadden ons bij hun thuis uitgenodigd. Maar helaas waren we hun telefoon 
        nummer kwijtgeraakt. Dus dit was wel erg toevallig. Die avond zijn we 
        bij hun wezen eten, overheerlijke falafel. En, erg gezellig. Woensdag krijgen wij bericht dat onze boot die middag nu dan toch echt 
        is vertrokken. En hup………..wij gaan op een drafje naar de vliegmaatschappijen 
        om te checken welke vlucht we kunnen gaan nemen. We worden vriendelijk 
        en zeer behulpzaam geholpen door Rowland van Kenia airways. Hij is zo 
        onder de indruk van ons verhaal dat hij ons uitnodigt bij hem thuis om 
        te komen eten en kennis te maken met zijn kersverse schoonfamilie (hij 
        is n.l. net twee weken getrouwd). Het wordt een gezellig avond met een 
        traditionele ghaneese maaltijd en een hoop gesprekstof over politiek, 
        cultuurverschillen en hoe het eigenlijk zou moeten in de wereld. Dit gezin 
        is erg bereisd en houdt wel van een discussie! Zo blijkt uit de felheid 
        waarmee gesproken wordt. Toch wordt er veel gelachen en lijkt het er op 
        dat we uiteindelijk allemaal hetzelfde zeggen. Moe maar voldaan worden 
        wij keurig bij ons hotelletje afgeleverd en zagen wij een glimp van hun 
        verbazing. (het is n.l. een beetje armoedzaaerig en dat hadden ze blijkbaar 
        niet verwacht)
 Rowland beloofd zijn best te doen om business class plaatsen voor ons 
        te regelen en een mooi hotel in nairobi voor ons te boeken. Dit, allemaal 
        op kosten van Kenia Airways. We zullen maar zeggen……….Inschalla!
 Wij hebben uiteindelijk toch genoten van onze vertraging. Onverwachts 
        zijn we bijzondere mensen tegengekomen en hebben leuke ontmoetingen plaatsgevonden. 
        We hebben heerlijk geluierd, middag tukkie gedaan, gegeten, gewandeld 
        en dit alles herhaalde zich elke dag.Maar…………we vliegen nu vrijdagochtend naar Zuid 
        Afrika en hebben er erg veel zin in!
 Tot dan, Senegal.29 
        November 2004
 Ondanks de verwachting dat het moeilijk zou worden om Senegal binnen te 
        komen, zitten wij weer eens sneller in het land dan verwacht. Senegal 
        is totaal anders dan Mauritanië. De Arabier heeft plaats gemaakt 
        voor de Moor, de woestijn voor bebost gebied en wat vooral opvalt is dat 
        de vrouw terug is in het straat beeld. Echter zij heeft haar hoofddoek 
        ingewisseld voor een grote pot balancerend op haar hoofd. Statig maar 
        met een zeer uitdagende blik groeten ze ons met een grote warme glimlach. 
        Kinderen gillen “toebaa” wanneer ze de auto zien en veel mensen 
        zwaaien naar ons, een zeer gastvrij en gemoedelijke entree.
 We slapen maandag avond toepasselijk in een herberg genaamd “le 
        franternite” en rijden de volgende dag meteen door naar Djiffer. 
        Dakar laten we links liggen vanwege zijn drukte en een kleine heersende 
        cholera epidemie, wij hebben meer zin in zon zee en strand.
 De piste naar Djiffer is een klein avontuur, het is een landtong die steeds 
        dunner wordt. De vegetatie lijkt erg op die van een bounty eiland. Palmbomen 
        duiken boven kleine dorpjes uit en de witte stranden komen zo nu en dan, 
        dan wel links of rechts, tot vlak bij de weg. We vragen ons tien keer 
        af of dit het einde van de wereld is maar het wordt steeds pittoresker 
        en verder van de bewoonde wereld.
 De weg is slecht, we hangen regelmatig in de gordels die ons beschermen 
        tegen het plafond of moeten om de weg heen rijden omdat hij niet te berijden 
        is. Na een aantal uur stof happen komen we aan op het einde van de landtong. 
        “Pointe de Sangomar” is de camping. Wij hebben een plekje 
        aan het strand. Omringt met palmbomen, varens, hagedissen, kokosnoten 
        en heel veel vogels.
 In Djiffer blijven we een aantal dagen, we liggen voor het eerst een dagje 
        in de zon en genieten. Doch we willen ook naar het project en merken dat 
        het allemaal krap gepland is, onrustig willen we weer op pad. Er wordt 
        contact gelegd met Buba, de man van het project in Gambia. Wanneer we 
        bellen wordt er zeer vriendelijk opgenomen en Buba heet ons een warm welkom. 
        Medegedeeld dat we over een aantal dagen in Gambia zullen zijn en hij 
        biedt aan ons op te halen bij de aankomsthaven in Gambia (om in Banjul 
        te komen moet je met een veerboot de Gambia oversteken). Wij reizen naar 
        Toubacounta een plaats vlak voor de Gambiaanse grens en strijken neer 
        in een prive lodge van vissers uit Italië. De Barracuda van een dikke 
        meter hangt vers gevangen aan de haak voor de keuken.
 Aangezien we veel dagen buiten de bebouwde kom spenderen komen we slecht 
        toe aan het schrijven en publiceren van de update voor de website en we 
        besluiten hier te blijven, eerst maar eens het werk af voordat we in het 
        volgende avontuur stappen. Mede vanwege het feit dat er een internet cafe 
        is in Toubacounta lijkt dit een geschikte plek te zijn. Nadere inspectie 
        van de mogelijkheden maakt ons duidelijk dat het ooit de bedoeling zou 
        zijn een internet cafe op te zetten, maar nu is er geen verbinding, laat 
        staan een computer. Toch genieten we van een prive zwembad en elke avond 
        van heerlijke verse gevangen vis en wij komen weer eens lekker bij.
 Gambia is anders, de grenspost is zeer vervelend, we worden afgezet voor 
        veel geld bij een wisselkantoor en de douanier is uiterst onbeschoft. 
        Hij wil onze auto in beslag nemen om hem in de hoofdstad door de drugs 
        brigade te laten controleren. Wij laten het maar over ons heen komen en 
        bedenken dat het nog wel een hele dag kan gaan duren. Immers wij hebben 
        relatief weinig problemen
 gehad bij de andere grensposten en het zat er een keer in dat we genaaid 
        zouden worden. Wanneer de man merkt dat we volledig mee werken en wij 
        voor zijn deurpost gaan zitten wachten tot het drugs squad is gearriveerd 
        stuurt hij ons weg, we worden bij de boot opgewacht door het team.
 Wij vervolgen onze weg en komen aan bij de volgende politie post die ons 
        weer terug stuurt omdat die klooio zijn werk niet goed heeft gedaan, we 
        missen een stempel. Gespannen rijden we terug. Aangekomen bij de post 
        is de bui over bij meneer en hij schrijft een keurige brief waarin hij 
        elke politie post hoogst persoonlijk groet en informeert dat ze deze twee 
        “white men” maar een goede doortocht moeten geven omdat de 
        douane ons goed gecontroleerd heeft. Voor de rest is de laizzer passer 
        het zelfde als een carnet de passage. En is dit Afrika voor ons op zijn 
        meest logisch manier.???!
 En inderdaad bij veel politie posten worden we eerst vervelend behandeld 
        maar na het lezen van de brief krijgen we een fijne doortocht.
 De mensen zijn ook anders, waar Senegal elegant is zijn ze hier wat lomper 
        en onhandiger. Veel kinderen vragen dwingend om een cadeau en de sfeer 
        is af en toe gespannen.
 Tot aan de overvolle overtocht met de veerboot moeten wij letten op wat 
        er allemaal om ons heen gebeurd, iedereen probeert iets van ons te krijgen. 
        En een aantal keren moeten we redelijk assertief de weg vervolgen.
 In Banjul gaan wij eerst naar een camping, we zijn een dag te vroeg en 
        willen Sinterklaas met z’n tweeën vieren. Het pakketje van 
        Hendrik en Marije brand ons al weken in de koelkast…….. Wanneer 
        het donker is en iedereen een potentiële zwarte piet is vragen wij 
        aan onze Duitse buren om s’avond even flink op de deur te kloppen 
        en het cadeautje naar binnen te gooien.
 Wij zingen, zij kloppen, wij blij, iedereen lachen. (dank u sinterklaasje,b2)
 De volgende ochtend komt Buba ons ophalen, een ferme indringende handdruk 
        plus een grote glimlach van een man, klein van postuur doet ons voelen 
        alsof we elkaar allang kennen en het een fijn weerzien is. Voor ons een 
        begin van een unieke week.
 Gambia6 
        december 2004.
 Lomp als wij zijn vragen we waar zijn auto is en hij kijkt ons aan en 
        zegt dat hij geen auto heeft en met de taxi is gekomen. Hadden wij natuurlijk 
        ook naar Bundung zelf kunnen komen, de dunste van ons drie verhuist weer 
        naar de middenconsole en er wordt koers gezet naar de familie. De weg 
        gaat dwars door de plaatselijke markt heen. Deze is 6 keer zo groot als 
        de Albert Cuyp, En Paula en Buba doen alvast wat boodschappen. Aan het 
        einde van de markt nemen wij een zandafslag de wijk in en komen we aan 
        bij huize Jammeh.
 Grote rode ijzeren deuren worden geopend en wij treden onder aandacht 
        van de gehele plaatselijke jeugd, Buba’s terrein binnen. “Toebaa” 
        roepen ze in kinderkoor en met iedereen wordt handen geschud. Sommige 
        kinderen vinden ons maar eng en beginnen spontaan te huilen als ze onze 
        huid zien.
 We worden door Buba aan zijn familie voorgesteld (12 man) en snappen niets 
        van wie nou wie is, broer of zus, oom, tante, moeder, we laten het maar 
        over ons heen komen, een enkele keer stellen wij ons dubbel voor. Ook 
        zij heten ons een warm welkom en nieuwsgierig kijken we elkaar aftastend 
        aan. Het is nog een beetje wennen maar het voelt wel meteen goed en zeer 
        hartelijk.
 Even later krijgen we in een apart kamertje de lunch voorgeschoteld en 
        genieten wij van een onvervalste heerlijke cuisine. De zus van Buba (Binta) 
        is een superkok!)
 Buba heeft zijn kamer afgestaan en wij voelen ons bezwaart vanwege de 
        ongekende gastvrijheid.
 Het terrein waar ze wonen is een grote zandhoop omheint met overgebleven 
        betonblokken of ijzeren dakplaten of een combinatie van die twee. Er staat 
        een grote mango boom in de voortuin die in de na middag lekkere schaduw 
        geeft.
 Aan de voorkant van het huis bevindt zich een kleine veranda. Wanneer 
        je naar binnen gaat kom je in de huiskamer. Hier staan een aantal stoelen. 
        De muren zijn wit van origine doch zijn aan de bovenkant zwart van de 
        rook de onder kant heeft de verf zich hier en daar wat vermengt met aarde 
        kleuren, de vloer is van beton, het is er donker en het oogt voor ons 
        westerlingen erg kaal en ongezellig. Middels gordijnen worden verschillende 
        kamers gescheiden van elkaar. Een kleine nauwe donker gang brengt ons 
        naar de achterkant van het huis, de muur wordt steeds zwarter en er hangt 
        rook we zijn in de buurt van de keuken. Eerst komen we het kleine kamertje 
        van de geit tegen, die slaap hier dus ook ‘s nachts binnen. Zodra 
        je de gang uit loopt en in de achtertuin aankomt is daar de keuken, drie 
        stookplekken met pruttelende potjes doet ons aan vroegere tijden denken 
        (ver voor onze geboorte, misschien wel een paar levens terug?!?!). Achter 
        in de tuin bevindt zich aan de linkerkant de waterput, een open gemaakte 
        olieton beschermt de 15 meter diepe put. Aan de ton een lang touw met 
        een emmer waarmee het water naar boven gehaald kan worden, Het water wordt 
        gebruikt voor wassen en koken Naast de bron en een net geplante bananenboom. 
        Rechts staan twee betonnen hokjes. De een is de wc (lees: gat in de grond), 
        de ander is de douche (lees: emmer water). Daarboven hangen grote rijpe 
        grapefruits, zwaar te bengelen aan de takken. Het is primitief maar erg 
        praktisch en wij vinden er prima onze weg………(ook ff 
        wennen.)
 Door de tuin lopen kippen, kinderen, waslijnen, duiven, wasgoed, kikkers 
        en al wat nog meer. Er heerst een gemoedelijke sfeer. In de achtertuin 
        wordt ontzettend hard gewerkt met name door de vrouwen. De dames (jong 
        en oud) hebben allemaal hun eigen taak en op gebiedende wijze wordt duidelijk 
        gemaakt wat van een ieder verlangt wordt. Wij kijken het allemaal aan 
        en weten niet goed of we daar welkom zijn. (er gebeurd daar ook zo veel!) 
        Maar al snel worden er twee krukjes gebracht en wordt ons duidelijk gemaakt 
        dat we er bij kunnen komen zitten. Het harde werk gaat ritmisch door. 
        Er zit wel degelijk systeem in, blijkt voor ons later. We voelen ons een 
        beetje verlegen dat wij niets doen en pakken daarom soms zelf de emmer 
        om water te halen of vragen te helpen met koken. Dat is lachen, want wij 
        zijn toch gasten!!!
 De volgende dag begeven wij ons richting Siffoe. Hier is daadwerkelijk 
        het project.
 Buba reist elke dag 30 kilometer heen en dertig kilometer terug wat voor 
        hem een hoop tijd en geld kost. (met onze eigen auto deden wij er 47 minuten 
        over, Buba heeft geen eigen auto en is afhankelijk van de steeds overvolle 
        bus. !!!) Wanneer je in Siffoe aan komt dan neem je het eerste zandpad 
        links en vervolg je een lange weg door de bush bush.. (Buba en de werkers 
        van het land lopen dit elke dag, bij gebrek aan openbaar vervoer).
 Uiteindelijk komen we aan op de plek van bestemming. Grote velden met 
        rijst, cassave, ocra, komkommers, bananenbomen, tomaten, aubergine, zoete 
        aardappelen duiken voor ons op, Dit in de middle off nowwhere. Op verschillende 
        plekken zijn vrouwen hard aan het werk.
 Hier ontmoeten we Lammin, de project voorman. Hij komt uit het dorp, begrijpt 
        “farming” en coördineert een beetje de gang van zaken 
        met betrekking tot de verbouwing van de verschillende gewassen.
 Wederom wordt uiterst vriendelijk en warm kennis gemaakt en krijgen we 
        een rondleiding over de velden. Overal worden vruchten of andere producten 
        te voorschijn getoverd en met trots aan ons gegeven zodat wij ze kunnen 
        proeven.
 Wat opvalt is dat er overal op het terrein putten zijn gegraven en dat 
        sommige ingestort zijn, droog staan of een dood dier huishouden. De plek 
        heeft geen elektriciteit, geen kunstmatige watertoevoer en alles moet 
        met de hand gedaan worden. De vrouwen halen met emmers het water naar 
        boven en irrigeren het land tweemaal daags onder de brandende zon. Aan 
        de rand van het gebied ligt een kleine vijver met grote witte waterlelies 
        die zolang de voorraad strekt dient als bron.
 Een a twee meter hoog gras infiltreert het terrein en er moet hoognodig 
        gemaaid worden. Aangezien we gekomen zijn voor het project willen wij 
        wel aan het werk, Er wordt hard gelachen…. Immers gasten werken 
        niet en op z’n Afrikaans wordt ons geen nee verkondigt maar wel 
        duidelijk gemaakt dat we echt niks hoeven doen. Ongemakkelijk proberen 
        we toch een beetje aan het werk te gaan, we zijn dat hele stuk niet voor 
        niets gereden, en zijn vast besloten wat te gaan doen. Aangezien het gras 
        gemaaid moet worden nemen we manchetten ter hand, met een ferme pols zwiep 
        wordt het gras aan de onderkant afgesneden en een aantal uur wordt er 
        hard gewerkt. De land eigenaren staan om ons heen en zijn onder de indruk 
        van ons harde werken maar vinden ons maar raar.
 Wij bedenken wanneer ze willen dat hier toeristen komen werken dat ze 
        maar moeten wennen. Gaandeweg wordt er een modus gevonden en wordt er 
        een baan vrij gemaakt zodat met gunstige wind de rest in de fik gestoken 
        kan worden.
 Wanneer het gras gemaaid is wordt door middel van palm bladeren (In het 
        midden hard en stekelig) een hek gemaakt. Recht naast elkaar maken ze 
        een redelijke afrastering. De koeien hebben nog wel eens de neiging om 
        op het land te komen grazen, wat ten koste gaat van de oogst.
 Alles is primitief en dwingt respect af, de mensen die er werken zien 
        er “doorgewinterd” uit, vrouwen met flinke spierballen trotseren 
        hier de elementen.
 En wij beseffen steeds meer hoe moeilijk het is; boeren in Afrika.
 Lammin en drie andere heren helpen ons met het maaien (wij helpen hun, 
        doch zij staan er meer bij te kijken en te kletsen en laten ons onze gang 
        gaan en het werk voor wat het is. Zelfs zo erg dat wij zorgen maken over 
        het arbeidsethos.
 En ander punt van zorg zijn de primitieve middelen die ze hebben, wanneer 
        we met z’n vijven aan de slag willen dan zijn er maar drie manchetten, 
        allemaal bot en bij twee ontbreekt een goed handvat zodat er maar drie 
        mensen half aan de slag kunnen gaan.
 De putten storten vaak bij gebrek aan betonwanden in, waardoor sommige 
        stukken land verdort zijn. Het gebrek aan hekwerk maakt mogelijk dat de 
        wilde beesten de oogst op kunnen eten. En zo lopen ze vaak achter de feiten 
        aan.
 Een ding hebben we mis, het arbeidsethos. Wij hebben ons laten verleiden 
        tot een vooroordeel, namelijk: dat de afrikaan niet zo hard zou werken. 
        Wanneer wij echter twee dagen later terug komen zien we dat ze zo ontzettend 
        veel werk verzet hebben dat het grote stuk wat we met z’n vijven 
        hebben gedaan in het niets valt Alom raken we meer en meer onder de indruk 
        van het project en de mensen die er werken. En zijn we blij met het hele 
        kleine steentje wat wij bij kunnen dragen, echter dat is voor ons niet 
        genoeg, het daagt uit tot meer.
 Een oproep: 
        Wanneer iedereen die op deze site komt een paar euro overmaakt 
        naar de gezamenlijke rekening van Jerzy en Paula. (Wij zullen inzage geven 
        doormiddel van het noemen van de naam en/of initialen en/of kenmerk plus 
        het gestorte bedrag op deze internetsite onder het kopje: belangrijk (zie 
        menu of klik op deze link). (Dan kan je zien dat je gestort hebt en welk 
        totaal er is)).Dan zullen wij over een aantal weken/maanden het geld over maken. Wij 
        hopen binnen de kortste keren 2500 euro (kosten van bron) bij elkaar te 
        hebben, zodat er een fundamentele waterput gerealiseerd kan worden.
 En echt waar: niet een organisatie, niet een man maar het hele dorp wat 
        nog minder inkomen heeft als een laag maand salaris van een persoon in 
        Nederland kan er van genieten en krijgt een kans voor een goede toekomst.
 Dus steek drie vuur pijlen minder af, eet iets minder kalkoen, of gooi 
        die paar euro niet in de snoep automaat, stap op de fiets, en bespaar 
        een rondje benzine, ga met de pet rond in je team of op je werk dan hebben 
        we dit geld snel bij elkaar. En denk niet de andere doen het wel, alleen 
        met z’n allen zal het lukken en heeft het een kans van slagen, en 
        elk steentje is een bijdrage. Laat wat van je horen !!!!!!!!!!!!!!!!!!!
 banknummer:Jerzy Koopmans eo Paula Bekema
 Rabobank 30.34.64.992
 Amsterdam.
 En vermeld je naam of kenmerk.
 Behoef je nog meer 
        motivatie/inspiratie of wil je gewoon meer weten van het project, kijk 
        dan onder het kopje “projecten” en lees het interview van 
        Buba Jammeh en Momodou Joal, indrukwekend met welke visie zij het project 
        vormgeven.  Een week lang wordt 
        er intensief samengeleefd met de familie, en wij hebben het gevoel volledig 
        opgenomen te zijn.S’avonds wordt ons gevraagd of we willen douchen en een grote pot 
        met water wordt meteen verwarmt op het vuur. Een kaars geeft wat verlichting 
        en intussen hoor je de krekels zingen, de moskeen joelen en kijk je over 
        de muur de wijk in of op de waslijn in de keuken van de buurvrouw. En 
        zo sta je dus in je blote kont onder de sterrenhemel midden in een wijk 
        van Serrakunda je zelf te overgieten om weer eens fris en fruitig te worden……….. 
        (een mooiste douche uit je leven moment).
 Ook gaan we met Buba, Binta en Alieu naar familie in de provincie omdat 
        er een kind is geboren en deze na zeven dagen zijn naam krijgt (moslim 
        traditie).
 Voor Babu en familie een kans om met onze auto aanwezig te zijn. Op de 
        kaart wordt de weg uitgestippeld, de bagage verdwijnt uit de auto, zodat 
        er een paar extra plekken gerealiseerd kunnen worden en volgens Buba is 
        het een paar uur rijden.
 Wanneer we uiteindelijk veel te laat vertrekken blijkt de weg zo ongelofelijk 
        slecht te zijn, hij staat nu nog te boek (na 4 duizend kilometer verder 
        te zijn) als de meest slechte weg tot nu toe van de africanroads. Niet 
        een paar uur maar een dikke 6 uur wordt over het traject gedaan, iedereen 
        zit onder het stof en heeft een hoofdpijn vanwege zuurstof te kort of 
        het bonken tegen iets in de auto.
 En het dorpje is maar zo’n 200 kilometer van Banjul vandaan.
 Onderweg worden we door elke agent aangehouden en allemaal willen ze al 
        onze papieren zien. Ze zijn aan het zoeken of er iets mis is en ze ons 
        geld af kunnen troggelen. Waarschijnlijk vinden ze het verdacht dat onze 
        auto multicultureel is, en wakkert dit hun hebberige Sherlok Holmes gevoel 
        aan.
 In het dorp worden we wederom zeer warm welkom geheten, iedereen heeft 
        zijn mooiste kleren aan en trots wordt het prachtig kind aan ons getoond.
 Helaas zijn we te laat voor alle officiële ceremonies en belanden 
        we wat onwennig tussen alle ooms en tantes die zitten te…... zitten. 
        Bij navraag was het ook de eerste keer dat Buba hier is en zit hij net 
        zo onwennig naast ons.
 Omdat het al laat in de middag is realiseren wij ons dat we in geen mogelijkheid 
        terug kunnen keren in Serrakunda en hier moeten overnachten. (hadden we 
        dat maar geweten, dan hadden we onze dekens,een lange broek tegen de muggen 
        en onze tandenborstel mee genomen, maar we hebben net al onze bagage achter 
        gelaten bij Buba thuis). Gelukkig kunnen wij de stamoudste overtuigen 
        dat het een hele eer is om in onze eigen tent op zijn terrein te mogen 
        slapen, hij wil eigelijk wil dat we in zijn huisje komen slapen maar geeft 
        uiteindelijk toe.
 We staan met onze auto midden in de voortuin en er worden wat banken omheen 
        gezet een aantal mensen komen bij ons zitten. Aangezien het hele dorp 
        en alle families betrokken zijn bij dit feest valt onze aanwezigheid niet 
        al te veel op en gaat het eigelijke feest gewoon door.
 Op een grote oude tractorband worden wat kaarsjes aan gestoken en we genieten 
        van het heerlijke eten in een heerlijke atmosfeer.
 We krijgen veel en eten onze buikjes helemaal rond. Wanneer we uiteindelijk 
        moe en uitgepraat zijn en ons ernstig hebben verontschuldigt. En we de 
        oudste hebben bedankt voor het geweldige ontvangst en de hele eer dat 
        wij zij familie hebben mogen leren kennen en hij ons heeft duidelijk gemaakt 
        wat voor eer het is voor hem dat we zijn gekomen, klappen wij onze tent 
        uit.
 Dit tot grote hilariteit van de mensen die om ons heen zitten. En spontaan 
        wordt er geapplaudisseerd een groepje oude wijze mannen komen al draaiend 
        aan hun lange grijze baard de boel inspecteren.
 Zolang wij niet naar bed gaan blijven de mensen hier zitten en wij zien 
        aan Buba en Binta dat ze ook moe zijn (slimme Aleiu heeft al een plekje 
        gevonden en is er al lang tussen uit geknepen) en besluiten maar ons bedje 
        in te duiken. Midden in de “huiskamer” besteigen wij de trap 
        van ons huisje en zwaaien een ieder een goeie nacht. Wanneer ze diep in 
        de nacht de hyena’s horen huilen besluiten de gasten ook maar naar 
        bed te gaan en is het al weer vroeg ochtend wanneer de imam naast onze 
        tent op een grote ladder het allah hoe akbar (allah is groot) begint te 
        schreeuwen. Onze wake up call wordt in de dorpjes verderop beantwoord 
        met nog meer gebeden. En weer genieten wij van onze africanroads avontuur.
 Inmiddels hebben wij geleerd hoe er in Afrika gepland kan worden en besluiten 
        wat druk op de ketel te zetten bij Buba en familie om op tijd weg te gaan. 
        Dit vanwege de lastige weg en waarschijnlijkheid dat we niet snel weg 
        kunnen. Eerst krijgen we een rondleiding bij de plaatselijke school, wat 
        een project is van een paar zweden.(eigelijk is Gambia (heel west afrika) 
        een groot project van de europeese unie ze zijn zeer trots dan wordt ons 
        het ontbijt aangeboden wat nog volledig geprepareerd moet worden. Eigelijk 
        wil Duell (de oudste, en vader van het kind) nog een geit slachten als 
        eer en dank van ons bezoek. Maar wanneer we zeggen dat we echt naar de 
        stad moeten om contact te krijgen met onze eigen familie in Nederland 
        omdat die anders ongerust zullen zijn krijgen we toestemming om weg te 
        gaan. Wel krijgen we een emmer verse melk, twee grote meloenen, een emmer 
        met een couscous gerecht mee voor onderweg.
 Het hele dorp komt bij elkaar en er wordt nog een laatst gezamenlijk gebed 
        gebeden en dan kunnen we weg.
 De weg terug is even lang en vermoeiend en sommige agenten zijn nog vervelender. 
        Jammer dat zo’n gastvrij land kapot gaat aan dit soort vertoon van 
        onderdrukking van met name zijn eigen burgers. Bij ons is het vaak het 
        praatje vanuit nieuwsgierigheid, bij Buba en de andere zijn grof en denigrerend 
        en azen ze op een extraatje verteld Buba ons.
 De dagen daarna leren we op de handwassen (de echte kneepjes van het vak), 
        krijgt Paula een hoofd met vlechtjes en koken wij een keer voor de hele 
        familie, we leren de buren kennen en met de auto halen bossen vol sprokkel 
        hout buiten de stad omdat het daar goedkoper is.
 We bezoeken het project nog een keer, spitten een veldje om waar het jonge 
        aanwas geplant kan worden op de van de Pavert’s manier (dit is een 
        oude omspit kunst uit de achterhoek die van Opa op moeder op kleinzoon 
        word overgedragen) En ontmoeten de derde man van het project Momodou. 
        Met hem en Buba hebben we een gesprek over het project en wordt het ons 
        duidelijk hoe het in elkaar steekt. (zie interview bij projecten)
 Na een week van heerlijkheid moeten we afscheidt nemen. We zouden er nog 
        wel een jaar kunnen blijven maar het leven staat stil omdat wij er zijn 
        en we willen ze eigelijk niet op willen houden, er moet geld verdient 
        worden.
 Doch wel degelijk zijn we beide geraakt en geëmotioneerd wordt er 
        afscheidt genomen. Wij realiseren dat wij ons luxe leventje weer induiken 
        en dat zij weer veel meer moeite moeten doen in het verkrijgen van middelen 
        van bestaan. Dankbaar zijn we dan ook Erwin, Leny dat zij ons in contact 
        hebben gebracht met de familie Jammeh. En snappen nu dat die vreemde vogel 
        in Nederland zo geëmotioneerd over Gambia kan praten en hebben bewondering 
        voor het werk en energie die zij in hun steken. Met een brok in onze keel 
        rijden wij weg, Vast besloten dit niet het laatste contact te laten zijn.
 Senegal, 
        Mali, en Burkina Faso.13 december tot en met 23 december 2004.
 Aangezien kerst in aantocht is, wij naar zuid Afrika willen en onze auto 
        verscheept moet worden tijdens de feestdagen in Accra voelen wij een hete 
        adem in onze nek. Zeker ook omdat wij eind Januari een rendez-vous met 
        de familie hebben ergens in het verre zuiden.
 We besluiten maar een flink eind te gaan rijden en willen voor de kerst 
        in Ghana zijn.
 De tocht brengt ons door de Casemance, een stuk van Senegal waar zo nu 
        en dan nog wel eens rebellen schietend door het dorp gaan, (maar nu niet 
        meer hoor, oom militair zweert dat we er veilig kunnen rijden). Hier is 
        de beste weg naar Mali. We besluiten de visa aan de grens te halen, (wat 
        een beetje op hoop van zegen is want in de Lonely Planet staat dat deze 
        niet altijd verstrekt zal worden, (tip voor de reiziger, de lonely planet 
        van West afrika klopt niet altijd, valt soms zelfs tegen voor de echte 
        Overlander), met als kans dat we vier dagen vertraging krijgen als we 
        terug gestuurd worden naar Dakar om daar het visa te halen.
 Onze dagen zien er dan als volgt uit: rond de klok van 6 uur wordt Jerzy 
        wakker springt uit bed en zet koffie en thee, trekt zes keer aan de tenen 
        van Paula dat ze wakker moet worden en wanneer ze met haar slaperige hoofd 
        uit de tent is gekomen wordt er ontbeten. De auto geïnspecteerd en 
        vakkundig wordt de tent binnen 2 minuten en 36 seconden dicht geklapt. 
        De spullen worden ingeladen, 2 flessen water voor in de auto klaar gelegd 
        en de kaart bestudeerd.
 Dan vele uren van auto rijden, een natte bilnaad en een houten kont. De 
        wegen zijn afwisselend, gemiddeld rijden we niet harder dan 60 kilometer 
        per uur. En stoppen voor ezels, gaten, of politie posten. We zoeken een 
        mooi uitzichtpunt voor ons toilet. Eten wat in de middag en vervolgen 
        onze weg. In Senegal liggen veel dorpjes aan de weg en mag je er niet 
        harder dan 50 kilometer per uur. We proberen een eind punt te bepalen 
        en weten dat rond 18:00 uur het donker is en dat we dan op een plek willen 
        zijn waar we kunnen overnachten. De eerste avond willen we stiekem in 
        de natuur slapen en wanneer we net ons kampvuur aan hebben komt er een 
        jongen uit het niks naar ons toe en verteld dat het toch niet helemaal 
        veilig is om in de casemance de bush bush te slapen en nodigt ons uit 
        om met hem mee te gaan, we rijden terug het dorp in en worden voor gesteld 
        aan zijn oudere broer die een restaurant heeft en een hotel, (nu snappen 
        we ook waarom hij zo bezorgt is………) We besluiten maar 
        wat te eten en de boel eens uit te horen, intussen verzamelen zich allemaal 
        taxi’ s en busjes op het marktplein en lijkt iedereen daar te gaan 
        slapen, bij navraag bij de militairen blijkt het inderdaad niet helemaal 
        verstandig te zijn om buiten te slapen en dat het hier dood normaal is 
        om op de grote markt te overnachten. Wij bedanken de broer voor zijn hotel 
        en zijn zorgen. Maar klappen wederom met veel aandacht onze tent open 
        midden op het marktplein en kruipen vroeg ons mandje in, voor dag en dauw 
        staan we op en vervolgen onze weg naar de grens met Mali. Daar aangekomen 
        komen we zonder problemen en met veel vriendelijkheid de Senegaleense 
        grens over.
 In Mali zijn ze nog vriendelijker, ze willen ze voor ons een “special 
        arrangement” maken vanwege het ontbreken van een visa.
 Wanneer wij zeer overtuigend vertellen dat het de normaalste zaak van 
        de wereld is dat het visa aan de grens in Mali gehaald kan worden en dat 
        we dat wel vaker hebben gedaan en zij nog een keer aangeven dat het niet 
        helemaal de meest logische zaak is maar dat voor een klein bedrag niet 
        de hele rit terug naar Dakar gereden hoeft te worden, onderhandelen wij 
        tot een uiteindelijk zo genaamd een Win Win situatie een uitstekende prijs. 
        We betalen 15.000 duizend CFA per persoon, Later blijkt bij navraag dat 
        in Dakar de prijs van een visa naar de 22.500 CFA is gegaan en dat het 
        twee dagen duurt voordat je hem hebt. Dat scheelt ook in de kosten van 
        een Hotel, bedenken wij ons. De douaniers bedanken we buitengewoon en 
        wij vervolgen onze weg met een grote glimlach en een high five.
 In Mali zijn nauwelijks politie posten er word hard gewerkt aan een asfalt 
        weg die ons snel naar de eerste grote stad Keyes in Mali brengt.
 De volgende ochtend vervolgen wij onze weg via de c-route die via kita 
        naar Bamako gaat. Volgens de “planet” zijn alleen de eerste 
        15 minuten het zwaarst daarna zou het beter worden. Wij hebben volledig 
        mis gerekend want wanneer we ook nog eens verkeerd rijden realiseren wij 
        ons dat we de komende dagen op en rond een zandweg zullen rijden. Achteraf 
        vonden we dit toch wel een beetje spannend ook omdat we een afgebroken 
        schokdemper hebben die provisorisch is gerepareerd in Senegal. Veel respect 
        gaat dan ook uit na al die mensen die deze tocht in het regenseizoen (www.takker.nl 
        ) hebben gemaakt
 Wanneer ook nog eens de temperatuur van de auto tot ver boven het rode 
        balkje gaat, vrezen wij voor onze waterloo. En was het maar water want 
        dan konden we hem nog afkoelen. Oke, hoe zou Rocco dit oplossen…. 
        Eerst maar een kopje thee, glaasje water en een hapje eten (niet dat Rocco 
        zoveel eet en drinkt ;-) maar misschien kwamen we zo op een logische gedachte). 
        Ook bedachten we ons dat alles maar op randsoen moest. De flessen en het 
        eten wordt geteld. De kaart wordt bekeken hoe en waar het dichtstbijzijnde 
        dorp is zodat we daar heen kunnen lopen. Want geen enkele Malinees onderneemt 
        op dit moment deze tocht alhier. (die nemen de gewonen weg).
 Na enige overwegingen besluiten we het gaas voor de radiateur weg te halen, 
        het luchtfilter te verversen, de turbo te controleren en worden alle leidingen 
        gecontroleerd of er niks lek is in o.a. de koelvloeistof of dat de koppakking 
        van motor er tussen uit is gesprongen. Na een uurtje starten we de motor, 
        de temperatuur is gedaald tot normaal en wij vervolgen angstvallig onze 
        weg. De temperatuur nauwlettend in de gaten houdend. (Tot nu toe, is er 
        niks aan de hand, de temp is weer goed en wij zijn toch wel trotse bush 
        mechaniekers, ondanks dat we eigelijk niet weten waar het nou aan heeft 
        gelegen). Uiteindelijk komen we na een dag intensief rijden bij de pont 
        van een grote rivier en moeten wachten voor de oversteek. Wij, de auto, 
        de spullen in de auto, de spullen in de spullen, alles zit onder het zand 
        en stof. De hele auto heeft een laag van rood stof. Dit is pas stofhappen 
        realiseren wij, en bedenken dat het nog altijd erger kan, zo blijkt maar 
        weer. Op de boot staan we met een team dat waterputten boord voor de dorpen 
        en wij besluiten een stukje achter ze aan te rijden omdat ze naar de gewone 
        weg gaan en het ons slim lijkt die ook maar te gaan nemen. Ook omdat er 
        een oliekering in de linker voorwiel is geknapt en hij flink olie verliest. 
        Vlak voordat de zon helemaal onder is komen wij uit de bush bush aan bij 
        een dorpje. De hele crew van het boorteam stapt uit en kletst met de plaatselijke 
        bevolking, wij staan er maar wat om heen en bedenken ons dat dit misschien 
        een slaapplek is voor de nacht. Bij het vragen aan de plaatselijke oudste 
        of het goed is dat we tegen de rand van zijn dorp slapen krijgen we een 
        volmondig ja te horen en ondertoezicht van 20 kinderen toveren wij ons 
        hotel van de wereld te voorschijn. Wanneer ze vervelend worden omdat ze 
        wel heel dicht op onze vingers staan grijpt een vader in, hij uit twee 
        worden en alle kinderen maken dat ze thuis komen. De heer heet ons nog 
        een keer welkom in zijn dorp en zegt dat we wel een goede nachtrust verdient 
        hebben en niet door kinderen belast moeten worden.
 De volgende dagen rijden we naar Bamako, de auto lijkt het toch nog goed 
        te doen en we hopen eigelijk Ghana te bereiken omdat ze daar engels spreken 
        en dan meer vertrouwen hebben in de reparaties. Onderweg komen we ook 
        nog twee Nederlanders tegen die het hele stuk op de fiets doen (http://home.hetnet.nl~marisjack/index.htm 
        ) waarvoor ook weer petje af, het was wel even leuk om in de bush weer 
        eens Nederlands te kletsen. In Bamako staan we op een camping Le Cactus, 
        zo’n 12 kilometer van het centrum. We hebben niet bedacht dat het 
        weekend zou zijn en moeten dus een aantal dagen wachten op de ambassade 
        van Burkina Faso omdat ze dicht zijn. We genieten maar van de rust, we 
        halen de lekkerste ingrediënten op de markt en koken ons het ongans. 
        Ook is de auto en de kleding aan de buurt voor een grote schoonmaak, alles 
        wordt uit elkaar gehaald en in de week gezet, de auto krijgt een fijne 
        beurt in een wasstation (maar dan met een aantal mensen die hem handmatig 
        wassen). En de schade wordt opgemeten
 Wanneer in het weekend een groep Engelsen arriveren en wij de tip krijgen 
        ook het visa op te halen bij de grens van Burkina faso besluiten wij maandag 
        ochtend vroeg naar Ouagadougou te rijden, de hoofdstad van Burkina Faso. 
        Ook hier zijn de grens formaliteiten geen enkel probleem, en durven wij 
        te vragen of we mogen blijven slapen. De officier spreekt engels en vindt 
        het goed. Wanneer we staan te koken komt hij wel even vragen of we niet 
        een bordje voor hem hebben want hij moet nog vierentwintig uur en is best 
        een beetje zielig, uiteindelijk koken we voor een man of vijf die allemaal 
        nieuwsgierig even in onze tent willen kijken en hebben we schik. De volgende 
        dag behalen we vroeg Ouagadougou en kunnen vlak voor het sluiten de Gambiaanse 
        ambassade naar binnen rennen. Via de engelse groep hadden we de naam van 
        Daniel gekregen, de beste employé van de ambassade, en hij wil 
        ons visa wel snel regelen, de volgende dag kunnen wij het visa krijgen 
        en onze weg naar Ghana vervolgen. Twee dagen zijn we beschamend in Burkina 
        Faso geweest, en ook daar willen we terug keren omdat het er ons zo leuk 
        lijkt.
 Weer komen we aan bij een grens, en voelen we ons een soort van professionals 
        in grensovergangen. Niet meer onder de indruk van uniformen of schreeuwende 
        handelaren die wat van je willen, rustig overzien we de grenspost en bedenken 
        hoe we het gaan aanpakken. Bijna bij elke grenspost staan er mensen die 
        je graag willen opjagen zodat je je ongemakkelijk voelt en toch maar geld 
        gaat uitgeven. Wij worden niet zomaar van ons stuk meer gebracht. Want 
        wij hebben al een stukje gereisd.
 GHANAdecember 2004
 22 december rijden we Ghana in en slapen snachts bij de katholieke missiepost.
 De volgende dag rijden we via Tamale naar Kumasi in de richting van Accra. 
        Een aantal dingen vallen op, de ronde hutjes van riet en klei maken plaats 
        voor meer en meer betonnen woningen, de taal is engels, en ongeveer elke 
        straat heeft zijn eigen kerk, met uithang bord.
 Het lijkt in zijn algemeenheid een stukje minder arm als voorgaande landen. 
        Wij realiseren ons dat we afscheidt nemen van een indrukwekkend stuk Afrika.
 In Ghana vieren we kerst en zullen opzoek gaan hoe onze auto te verschepen. 
        De volgende update zal er zijn vanuit Zuidelijk Afrika, En wij hopen dat 
        het iets sneller is als deze, voor iedereen een ontzettend goed uiteinde 
        denk nog een keer aan het project van Buba Jammeh, wees voorzichtig met 
        vuurwerk, en dat 2005 een fantastisch jaar mag worden.
 De beste Wensen Paula en Jerzy
 Mauritanië. 
        Naar mate we dichter in de buurt komen van Mauritanië hoe minder 
        auto’s er nog rijden, eens in de zoveel tijd doemt er een politie 
        post op waar een aantal mannen in de schaduw thee zitten te drinken, voor 
        de rest reikt de weg tot aan de horizon en zie je aan de einder de hitte 
        als damp omhoog stijgen, het beeld van de weg vertroebelen.
 Een claustrofobisch gevoel beklemt ons zo nu en dan, het is zo groot en 
        er is zo niets dat wanneer je realiseert dat als het hier fout gaat, het 
        ook echt fout is. Het plan was om de nacht in de woestijn door te brengen, 
        maar voor dat we het door hebben duikt het bordje met douane op en hebben 
        we de grens van Marokko bereikt. Wij besluiten door te gaan en te zien 
        waar het schip strand… Het spel wordt gespeelt, de officier laat 
        zien dat hij officier is en wij stellen ons iet wat nederig op zodat de 
        passage snel geschiet en voordat we het door hebben rijden we niet verwacht 
        en ongepland in niemand’s land.
 De weg houdt meteen op en veranderd in een piste, na een klein stukje 
        te hebben gereden rijden we over een heuvel en komen we op een grote ronde 
        plek waar een aantal mensen druk staan te gebaren waar je naar toe moet. 
        Ze willen graag dat je stopt en met ze kennis maakt, het zijn gidsen die 
        je door het mijnen veld willen loodsen, ze weten de weg bij de douane 
        en beloven een snelle doorgang. Wij hebben ons voorgenomen dat we er zelfstandig 
        willen gaan, in ieder geval naar noadibouh, daar kan je altijd nog een 
        gids krijgen.
 Bij de Marokkaanse grens staat twee Zwitserse stelletjes, wij nemen ons 
        voor een beetje bij elkaar te blijven, doch bij grenspost merken wij al 
        snel dat zij het aardig verpesten voor alle reizigers die nog moeten komen 
        en zeker voor ons, angstvallig loopt de vrouw met een gemaakte glimlach 
        heen en weer tussen haar auto en de douanepost, ze maakt de indruk erg 
        nodig te moeten poepen, ze pakt cadeautjes op commando.
 Haar man schreeuwt uit de post dat ze ook nog een zak met kruidnagelen 
        moet af geven omdat de douanier tandpijn heeft. Nadat zij klaar zijn komen 
        ze gelukkig en opgelucht naar buiten, ze mogen Mauritanië in.
 Per persoon 15 euro betaald, een aantal flessen water een zak kruidnagel 
        en paracetamol en vier hartverzakingen achterlatend. Wij vervloeken ze 
        want dat gaat ons natuurlijk ook wat kosten. Paula gaat als eerste naar 
        binnen en de mannen zijn verbaast dat niet ik als man als eerste naar 
        binnen ga maar Paula. Ze vragen haar om een cadeau en Paula begint hard 
        te lachen en geeft aan dat zij nou wel is een cadeautje zou willen hebben, 
        de mannen lachen. Er wordt om tien euro gevraagd en wanneer wij protesteren 
        wordt ons duidelijk gemaakt dat die tien euro er echt bij hoort, ze geven 
        zelfs een officieel reçu. Wij besluiten die maar te betalen. Dan 
        volgt de volgende post “customs” wederom hebben die Zwitsers 
        van alles betaald en zijn wij bang dat ons geluk op is, zeker wanneer 
        we ook nog een formulier verkeerd invullen wordt ons duidelijk gemaakt 
        “this gonna cost you” we knijpen hem maar zijn vast besloten 
        niks extra’s uit te geven en hard lachend reageren we zeer overdreven 
        de douanier nadoend “No this gonna cost us nothing”. Ook daar 
        moeten we 10 euro belasting betaling voor de auto en mogen we door de 
        post zonder al te veel problemen, blijkbaar ruiken ze het waar wat te 
        halen valt. We zijn in Mauritanië en moeten als de donder naar nouadibou 
        omdat het donker begint te worden. Een groot bord aan de kant van de weg 
        maakt duidelijk dat het beter is niet van de weg af te gaan dan ga je 
        een been een arm of je leven missen, elke 22 minuten overlijdt er in de 
        wereld iemand aan een landmijn, dus blijf op de weg.
 De politie posten die volgen zijn uiterst vervelend; ze willen allemaal 
        een cadeau, wij geven geen cadeaus en wanneer ze moeilijk doen dan bieden 
        we ze wat te eten aan, Deze tip kregen we zodat ze het gevoel hebben dat 
        ze aan het bedelen zijn, en alleen de laagste klasse die bedelt. Een enkele 
        agent interesseert het niks en neemt een hand sinasappelen aan. Neemt 
        dan nog alle tijd om onze passen door te nemen en alles op te schrijven. 
        Bij een post staat een jonge jongen die aangeeft dat hij naar de stad 
        wil, aangezien het donker is moet hij daar snel wezen, in ruil voor een 
        snelle doortocht door de politiepost besluiten wij hem mee te nemen. Hij 
        kruipt op het dak en neemt plaats in de band die op het dak ligt, hij 
        loodst ons door de stad, Hij brengt ons naar het geldwisselkantoor en 
        naar de verzekeringsagent voor de auto. Hij vindt het uiterst fijn dat 
        hij mee mag, en wij hebben een gratis gids.
 In de stad is het pikdonker, er is geen verlichting en er lopen mensen, 
        honden, geiten, kamelen kriskras door elkaar heen, de weg is oud en is 
        half bedekt met zand. Een wereld van verschil met Marokko. De verlichting 
        van veel auto’s is kapot of je wordt verblind door groot licht dat 
        iemand luk raak aan heeft staan.
 In de stad rijden we om geitjes die midden op de weg staan en trappen 
        op de rem voor mensen die uit het niks over steken. De jongen brengt ons 
        naar de camping, Daar belanden we wederom tussen de grote groep Nederlanders 
        van de Amsterdam - Dakar rally. Zij gaan de volgende ochtend weg en wij 
        weten niet meer wat te doen om ze kwijt te raken, we zitten nou eenmaal 
        op de zelfde route en een andere optie is niet een twee drie voor handen, 
        we balen.
 De reis over de grens en de rit naar de stad was best spannend, malend 
        liggen wij die nacht in bed; wat moeten we doen; wel een gids of geen 
        gids, is elke post zo vervelend.en hoe zal het hier gaan, liggen er wel 
        echt mijnen. Wanneer ook nog eens een groep Nederlanders lawaai gaan maken 
        is het gedaan met onze nachtrust.
 De GidsDe volgende ochtend, wanneer iedereen is vertokken komt Achmed naar ons 
        toe, een kleine man in een lang blauw gewaad met een wat grijze baard 
        die in gebrekig engels verteld dat hij een gids is en ons naar de hoofdstad 
        Nouakchott wil brengen. Zijn vrouw is bevallen van een kind en hij heeft 
        geld nodig. Beiden zijn we niet helemaal overtuigd van onze eigen stuurman’s 
        kunst door mijnenvelden en besluiten hem maar aan te nemen. Om 15:00 uur 
        zouden we vertrekken. In de auto wordt de midden-console omgetoverd tot 
        een derde stoel waar de dunste van ons drie in mag zitten. Op de camping 
        ontmoeten we peter hij is op een oude Zundap vanuit Groningen naar Mauritanië 
        gereden en dwingt veel respect af we noemen hem als zoveel “the 
        Zundap man”.
 Wederom wordt de proviand aangevuld en stipt om 15:00 uur rijden we weg, 
        Achmed lijkt wat haast te hebben. En geeft aan dat hij voor het donker 
        op een very beautifull quit place wil zijn… Het eerste stuk kennen 
        we, want daar hebben we dag ervoor ook al gereden, bij het bordje Nouakchott 
        blijven we gewoon op de weg, ook hier is het een grote zandbak met de 
        weg tot aan de horizon en zijn ze hard aan het werk om een geasfalteerde 
        weg te realiseren tussen Noadibou en Nouakchott. En wel precies tussen 
        de mijnen door ????!!! Dat hadden we dus zelf wel gekund, tegen de tijd 
        dat we dat realiseren en beginnen te balen dat we een gids hebben genomen 
        geeft Achmed aan dat we maar is een flinke bocht naar rechts moeten nemen. 
        Hij loodst ons midden de woestijn in waar geen pad is. Ik dreig meteen 
        vast te komen zitten en Achmed zit nee knikkend naast mij, mij op te jutten 
        dat ik sneller moet gaan want we moeten voor het donker op de plek van 
        bestemming zijn, Wanneer hij ook nog de auto begint af te kraken dat de 
        cilinder’s het niet goed doen zakt mij de moed in de schoenen. Het 
        rijden is toch wel spannend en Achmed vraagt of hij het stuur moet over 
        nemen, en geslaagde aanval op mijn gemoedsrust maakt dat ik graag het 
        stuur over geef. Dan begint er een soort van zeer vermakelijk rally door 
        de woestijn, Achmed rijdt over wegen die wij niet zien en manoeuvreert 
        onze auto als een schip op zee door de leegte van de woestijn. De zon 
        begint onder te gaan en Achmed trap nog maar wat harder op het gas, De 
        auto veranderd in een grote stofwolk en alles krijgt een laagje zand, 
        onze ogen prikken. Eens in de zoveel tijd duikt de auto in een gat en 
        horen we de achteras en veren op elkaar duiken wat een harde doffe metalen 
        klap geeft. Dan is het gedaan met het vermogen van de auto, wij beginnen 
        te balen dat we het stuur uit handen hebben gegeven en verliezen volledig 
        het vertrouwen in onze Landcruiser. Dat wordt Africanroads te voet.
 Achmed geeft aan dat het geen probleem is, hij is Mechanieker naast gids, 
        vertaler, auto verkoper geitenhoeder, woestijn specialist en wat al niet 
        meer. Waarschijnlijk is het iets met de brandstof.
 Het is pikke donker als we aankomen op de o zo beautifull place midden 
        in het niets….wat schept onze verbazing daar staan weer alle auto’s 
        van de Amsterdam – Dakar rally en weer klink corry Konings door 
        de nacht. Achmed kan die nacht bij zijn vrienden slapen, de andere gidsen, 
        wat meteen zijn haast verklaart. Wij klappen pissig onze tent uit op een 
        flinke afstand van de anderen.
 Wanneer er vervolgens een tulband op ons aankomt lopen en aangeeft dat 
        we op een camping staan en moeten betalen is het tijd voor ruzie. Wij 
        geven aan dat we geen bordje hebben zien staan met camping, wij de toiletten 
        missen en ook geen receptie hebben gezien, we verwijzen hem door naar 
        Achmed, die zoekt het maar uit. Wanneer ze onbeschoft worden trekken wij 
        van leer in het Nederlands en maken de man uit voor rotte vis, waar hij 
        het lef wel niet vandaan haalt hier geld te vragen. Achmed krijgt de opdracht 
        zijn spullen te pakken want wij verhuizen naar de volgende zandbak. Onze 
        gids is enigszins geschrokken van onze assertieve reactie en heeft geen 
        zin om te verhuizen en besluit zelf maar te betalen.
 Voor dag en douw lig ik op de auto de brandstoffilter te vervangen en 
        Paula pakt de auto in, we willen zo vroeg mogelijk weg zodat we voor de 
        groep Nederlanders uit kunnen rijden. Wij willen eerder naar de grens 
        met Senegal kunnen. Dit omdat er in totaal drie groepen Nederlanders door 
        Mauritanië rijden en de eerste groep grote problemen heeft gemaakt 
        bij de grens en ze veel geld betalen om de overtocht te mogen maken.
 Om 8 uur zijn we reisklaar, Achmed komt ons opzoeken en geeft aan dat 
        we helemaal niet weg kunnen vanwege drijfzand. De zon moet eerst een paar 
        stukken zand goed verhitten voordat wij er over heen kunnen rijden. Er 
        wordt een lekker kopje thee gezet en wij besluiten ons maar over te geven. 
        Laat op de ochtend vertrekken we in onze landrcuiser die geen kuren meer 
        vertoont.
 De tocht gaat door het nationale vogel park van Mauritanië wat verdomd 
        veel op een woestijn lijkt, waar geen vogel te bekennen is. De woestijn 
        begint al wel echt op de Sahara te lijken. Hele heuvels van alleen maar 
        zand duiken steeds vaker op. De 4x4 wordt regelmatig ingeschakeld en bij 
        de eerste grote zand formatie staan een aantal Nederlanders tot aan de 
        assen vast in het zand. Ze rijden bijna allemaal in gewone auto’s 
        die niet meer dan 500 euro mochten kosten zodat ze die kunnen schenken 
        in Gambia. Aangezien ze de auto toch weg geven wordt er vrijpostig met 
        het materiaal om gesprongen. We besluiten maar te helpen, Achmed verbiedt 
        ons om met onze auto te trekken want vanwege de cilinder problemen en 
        mogelijk koppakking problemen is hij bang dat de auto stuk gaat en hij 
        naar de bewoonde wereld moet lopen. We graven en duwen wat af. Gelukkig 
        rijden Peter en Wilco in een super lichte 4x4 van Japanse makelarij die 
        niet vast te krijgen is en met z’n allen trekken we alle auto’s 
        uit het zand en brengen we ze naar iets meer begaanbare wegen. Onze gids 
        vind het ook wel prettig dat hij in de buurt is van andere gidsen, zodat 
        ze samen de eigenwijze respectloze, vervloekte Hollanders de weg kunnen 
        wijzen. Wij besluiten maar een beetje in de buurt te blijven want het 
        voelt ook wel prettig, daarbij blijken het ook nog wel aardige gasten 
        te zijn waar het goed mee lachen is zo midden in de grote zandbak.
 Na een dag noeste arbeid komen wij aan bij het einde van het park, weer 
        moeten we betalen. Ook is dit de plek waar het laatste gedeelte van de 
        piste begint naar Nouakchott. Bij eb over het strand een kleine 150 kilometer 
        overbruggen.
 Maar voordat we dat moeten gaan doen wordt eerst besloten waar te gaan 
        slapen, Achmed veranderd van plan en wil niet meer met de groep mee rijden 
        omdat hij bang is dat we veel auto’s uit het zand moeten trekken 
        en dat de helft van de auto niet aan zal komen. Aangezien het vloed aan 
        het worden is kunnen we ook niet meer over het strand. Er wordt wat heen 
        en weer gereden, uiteindelijk nemen we toch de beslissing om een klein 
        stukje over het strand te rijden naar een vissers dorpje en dat we daar 
        gaan slapen. We laten de groep achter ons en geven toe in de stemming 
        van Achmed die alleen verder wil. Het rijden over het strand wordt met 
        de minuut spannender je ziet de zee sluiten en het is niet overal mogelijk 
        het land op te rijden, na een tijdje komen we het karkas van een Duitse 
        bus tegen, die je doet beseffen dat het echt niet leuk is om vast te zitten. 
        Vanwege de haast neemt Achmed weer het stuur over doch na een aantal kilometer 
        hebben wij helemaal geen zin in haast en dwingen Achmed maar te stoppen 
        zodat we op dit idyllische plek de nacht kunnen doorbrengen. Midden in 
        de Sahara op de mooiste plek vlak bij het strand slaan wij ons kampement 
        op. We zetten Achmed in een stoel en zegen dat hij nu gast is bij restaurante 
        Koopmans Bekema en besluiten heerlijk te gaan koken en zien uit naar een 
        nacht onder de sterren.
 Wanneer het blik spinazie open getrokken is en de geur van pasta onze 
        hongerige magen prikkelt horen we het geluid van auto’s, even zijn 
        we bang dat we bevat zijn door een fata morgana maar nee het is realiteit. 
        In de verte duikt de grote groep Hollanders op. Zij hebben besloten ook 
        een stuk over het strand te rijden en wanneer ze ons zien en de zee echt 
        hoog aan het worden is stoppen ze. Wij trekken de conclusie “if 
        you can beat them join them” en zijn blij weer bij ze in de buurt 
        te zijn, gebroederlijk worden er verhalen en eten uitgewisseld.
 De volgende dag duurt het gelukkig lang voordat het water is gezakt en 
        wij over het strand kunnen rijden, er steekt in de ochtend een heuse zandstorm 
        op en er is tijd voor een romantische wandeling langs een leeg verlaten 
        strand. Rond een uur of 13:00 kunnen we echt beginnen aan de laatste etappe 
        naar Nouakchott. Wanneer we een grote rots tegen komen zijn alleen wij 
        instaat om er over heen te gaan met de auto, de 4x4`s van de rallyploeg 
        kunnen er ook wel over maar moeten andere auto’s slepen en besluiten 
        een om te rijden.
 Het ritueel herhaalt zich, oneindig veel strand, de zee die weer vloed 
        woord en nerveus tikt de klok sneller en sneller. Steeds vaker dichten 
        de golven het strand. Achmed begint ons op te jutten dat we op moeten 
        schieten. Uiteindelijk nadat Achmed vele malen heeft gezegd hoe goede 
        gids hij wel niet is en dat we blij met hem mogen zijn zegt hij opeens 
        dat ik naar links het strand het duin in moet rijden, we zijn namelijk 
        in de buurt van de hoofdstad, zonder vaart en zonder 4x4 rijd ik in een 
        hele grote hoop zand. Vast. In zijn achteruit en nog veel vaster, 4x4 
        aan… muurvast. Wanneer we de auto inspecteren komen we tot de conclusie 
        dat hij tot aan de onder kant helemaal vast zit, de wielen hangen in het 
        luchtledige en hebben geen grip meer. Dit word heel veel graven. Achmed 
        besluit eerst maar eens thee te zetten. Wanneer we over het duin kijken 
        dan is er nog veel meer van het lossen zand en vrezen wij dat het een 
        avond graven woord. Wanneer de thee is genuttigd, we zijn belaagd door 
        100000000 vliegen beginnen we met graven, Paula mag niks doen, Achmed 
        en ik rollen de mauwen op en graven de wielen vrij. Doch na veel gegraaf 
        met weinig resultaat besluiten we maar zoveel mogelijk bagage uit de auto 
        te gooien en de zandladders te voorschijn te halen. Op het moment dat 
        ik op het dak sta komt daar onze redding aan. De gasten van de Amsterdam 
        - Dakar hebben maar een klein stukje om gereden en zijn verder ook over 
        het strand gegaan. De Landcruiser wordt voorzien van sleeplinten en twee 
        Nissan-Patrols trekken ons uit het zand. Achmed kan de boom in want wij 
        gaan hier niet het duin in, we rijden achter de Patrols aan. Uiteindelijk 
        moeten we wel van het strand vanwege de vloedlijn. De kaart en de gps 
        geven aan dat we echt in de buurt van de stad zijn en dat we van het strand 
        kunnen. Nadat alle banden leeg gelopen zijn naar 1.5 bar, de auto in zijn 
        4x4 is gezet, rolt onze Landcruiser vakkundig door het mulle strand zo 
        de stad in. We zijn aangekomen in Nouakchott.
 Achmed brengt ons naar een herberg waar ook de helft van de groep van 
        de Amsterdam – Dakar rally is en het bier en wijn in het o zo alcohol 
        vrije Mauritanië vloeit rijkelijk, en het bleef nog lang onrustig.
 De dagen daarna worden in beslag genomen door ontkatering en het stof 
        vrij maken van de auto. Getracht wordt het internet op te zoeken maar 
        wanneer de postduif sneller blijkt te zijn en geen html begrijp, besluiten 
        wij onze weg te vervolgen naar Senegal en daar voor de up-date te zorgen. 
        Via Nouakchott rijden we naar het zuiden naar Rosso en vlak voor het plaatsje 
        gaan we rechts richting Diama zodat we niet met de pont over moeten maar 
        via een brug naar het nieuwe veel belovende Senegal.
   |  |