Jordanie,
Syrie, Turkije, Thuis - - Juni 2005
Pas oooooooooppppppppppp! Roepen wij beide in koor. BOEM! Onze taxi vliegt
met volle vaart op de achterkant van een andere wagen. We stappen uit
en zien dat voor- en achterkant van beide auto’s aardig ingedeukt
zijn. We checken bij elkaar (de taxi chauffeur is echter niet gehinderd
door enige vorm van belangstelling……..) of we oké zijn
en houden ons verre van de discussie wie nu de schuldige is. Op geschaafde
knieën en een pijnlijke arm na, stappen wij in een andere taxi.
Amman is een erg westerse stad. Een enorme shoppingmall doet de argeloze
reiziger niets vermoeden dat hier in de woestijn Bedoeinen leven (net
als 1000 jaar gelden). Alle kledingmerken en westerse zaken zijn hier
ruimschoots vertegenwoordigd. Waar de dames zonder hoofddoek maar keurig
in het lang gekleed buiten Amman nog wat verontwaardigd worden aangekeken,
loopt men hier zowat in bikini! Even wennen. Wij lopen wel wat uit de
toon met onze oude sandalen, niet meer schoon te krijgen t- shirt en afrits
broek waarvan we een pijp van kwijt zijn. Wij verwennen onszelf met snoep,
chocola en eten onszelf misselijk in de bioscoop.
In Syrie aangekomen, rijden we door naar Crac des Caveliers. De avond
ervoor hebben we de film Kingdom of Heaven in de bioscoop gezien en het
is toepasselijk om nu een kijkje in deze bijzondere geschiedenis te mogen
nemen.
Het is het mooiste kasteel dat we ooit hebben gezien, te bedenken dat
hier echt kruisridders hebben rondgewandeld. Dat Godfried van Bouilion
hier een broodje met soep heeft gegeten, maakt dat we een paar uurtjes
ronddolen in deze adembenemende vesting. We bevinden ons zo wie zo in
een andere wereld. We moeten nog steeds een beetje wennen aan de 6 baan’s
snelwegen, het jakkerende verkeer……het leven in het westen.
Het valt ons op dat men elkaar niet meer groet, wij niet meer bijzonder
zijn, er veel meer toeristen zijn en dat zelfs het irritante: “allemachtig
prachtig” en “kijken, kijken niet kopen” vlekkeloos
door de plaatselijke venter uitgesproken wordt.
We stoppen bij Hames bij een Toyota garage. De monteur uit Jordanie (waar
we de koppelingsplaat hebben vernieuwd) zei ons dat we wel met deze versnellingsbak
thuis zouden komen maar het voelt en rijdt niet goed.
Deze garage ziet er hyper de chique uit, mooie oriënt style kantoor
en een geordend geheel. De monteur zegt ons dat we zo absoluut niet verder
kunnen rijden en gaat aan de slag met het bestellen van de onderdelen.
Na ongeveer 20 kopjes Chai (thee met heeeel veel suiker) en 6 uur wachten
in het kantoor, blijkt dat de onderdelen in heel Syrië niet te verkrijgen
zijn. Een andere monteur meldt ons dat ze in Turkije deze onderdelen wel
hebben en overigens nog veel goedkoper zijn. We kunnen het volgens hem
onder de gegeven omstandigheden makkelijk halen met onze auto.
We rijden dus vrij snel door Syrie en laten Damascus en Allepo dus voor
wat ze zijn (moet prachtig zijn met zijn oude steden) en bewaren dat voor
“ de volgende keer”. We tanken ons helemaal suf omdat Diesel
hier heel goedkoop is en het in Turkije anderhalve euro per liter kost.
De grens overgang met Syrie/ Turkije gaat erg soepel. Aan de Syrische
kant vergeten ze ons de 105 dollar dieseltax te laten betalen en aan de
Turkse kant vergeten ze ons 15 dollar pp. voor het visum te laten betalen
(maar daar worden we helaas weer voor terug geroepen).
Het is al vrij laat als we Gaziantep in rijden. We hebben nog geen Turks
geld en gaan in de stad op zoek. We rijden vaak verkeerd en als het al
donker is belanden we bij de plaatselijke brandweer kazerne. We vragen
waar we de bankautomatic kunnen vinden (want je kunt hier weer overal
pinnen!) en het blijkt dat deze nog geen 2 meter verder staat. We raken
aan de praat met -de slagboom open en dicht doen brandweerman- en natuurlijk
komt de thee op de tafel. In een mum van tijd staan er zo ongeveer twintig
stoere brandweer mannen om ons heen en krijgen we een heus kijkje achter
de schermen te zien. We worden uitgenodigd om er de nacht door te brengen,
ze hebben nog wel wat bedjes over. Het lijkt ons een heerlijk idee. De
commandant vindt het echter niet zo’n geslaagd plan omdat we ons
toch op overheidsterrein bevinden. We kunnen ons dat goed voorstellen
en maken ons op om afscheid te nemen. Nu wordt de commandant overgehaald
door het hele team en als zijn superieur ronde doet langs de kazernes
worden wij even in de keuken gezet (wat niet weet, wat niet deert) en
krijgen we een heerlijk maaltje voorgeschoteld. Ali moet wachtlopen vanavond
en heeft afgesproken dat hij vannacht niet op alarm hoeft te reageren
omdat hij voor ons wil zorgen. Hij is de enige die engels spreekt en hij
heeft een drukke avond met vertalen en uitleggen. Regelmatig loeit de
sirene en wij staan met open mond te kijken naar het effect daarvan. Opspringende
heren, keurig in het gelid en piepende banden. Je voelt de adrenaline
door je eigen lijf gaan. Spannend!
De volgende ochtend worden we door Ali gewekt en wordt ons ontbijt voorgeschoteld.
Voordat we weggaan verteld hij ons dat we niet zomaar iedereen moeten
vertrouwen, dat we voorzichtig moeten zijn en goed op onze spullen moeten
passen. Wij nemen zijn waarschuwingen half serieus. Onze ervaring is dat
men de buren nooit vertrouwd en ons voor al het gevaar waarschuwt maar
wij nog nooit enig hinder hebben ondervonden. Zal nu ook wel mee vallen,
zo redeneren wij.
Omdat we in Istanbul de versnellingsbak willen laten repareren, rijden
we voorzichtig richting deze grote stad. Muziekje aan, goed van stemming
al meezingend met de Turkse radio.
We stoppen om een uurtje of acht bij een parkeer terrein langs de snelweg
voor vrachtwagens en campers. Er is beveiliging en genoeg volk aanwezig
en nadat we een plekje hebben toegewezen gekregen gaan we een hapje eten
in de kantine. Het is er gezellig en gemoedelijk en we voelen ons thuis
en bekend op dit soort plekken. Om 11 uur gaan we naar bed en vallen als
een blok in slaap.
Totdat we in de ochtend opgeschrikt worden door een luid geroep en getrek
aan de ladder van de tent. Jerzy springt de tent uit en ik het enige wat
ik 1 seconde later hoor is: GODVERDOMME! Ik zie de tranen in zijn ogen
staan en opeens realiseer ik het me. Er is ingebroken…………………..
Alles ligt overhoop, op de grond, door elkaar en uit elkaar: het is een
grote warboel.
We zien al snel dat ze al het geld (500 dollar, 100 euro en al het zorgvuldig
opgespaarde buitenlands geld voor de verzameling) hebben meegenomen. Ook
onze video en fotocamera is gejat. Een paar gereedschap onderdelen, Jerzy
zijn horloge, zonnebril en de leatherman is weg.
Al het opgenomen materiaal van de video (van de hele reis) is weg, al
het foto materiaal vanaf Jordanie is weg………………gewoon
weg!
In de enorme woede schopt Jerzy tegen de auto en slaat het achteruit aan
diggelen, per ongeluk. We zaten nou niet direct te wachten op extra schade
maar…………dit kan er ook nog wel bij.
Nadat we de politie hebben gebeld (de telefoon gebruiken wij als wekker
en lag dus in de tent, net als de laptop en de gps) en alles nog eens
nagaan kunnen we ons weer het een en ander herinneren. Ik heb in de nacht
een vrachtwagen gehoord die naast ons kwam staan en heel lang zijn motor
heeft laten draaien. Ik heb niet de link gelegd dat dat wel eens een verbloeming
moest zijn voor het lawaai wat de inbraak met zich meebracht. Ze hebben
heel vakkundig de voorruit open gemaakt via het rubber, raam opgelicht
toen de deur opengemaakt en zich na het bestelen, waar ze uitgebreid de
tijd voor hebben genomen om alles goed te doorzoeken hebben ze zich weer
snel uit te voeten gemaakt. Nu kan ik me wel voor mijn kop slaan dat ik
niet even ben gaan kijken, dat ik absoluut niet heb nagedacht over het
feit dat het lawaai (lees: ronkende motor) iets kon betekenen. Wij zijn
met een volledig gerust hart (na wel alles opgeruimd, verstopt en op slot
gedaan te hebben) naar bed gegaan. En we hadden nog heerlijk geslapen
ook!!!
De politie formaliteiten nemen een dag in beslag. De security man blijft
een met een schuldige blik in zijn ogen rond onze auto hangen. Hij heeft
niets gezien, hij was misschien even ingedut, zo vermeld hij. Er komen
twee busjes van het leger en de zaak wordt zeer serieus opgepakt. Ondertussen
komt dezelfde ober als die van gisteravond ons de hele dag van koffie,
thee, ontbijt en lunch voorzien. Iedereen heeft het met ons te doen. Een
van de jandarmes maakt zich zo boos dat hij tegen een lantaarnpaal schopt
en zich voorheeft genomen deze brute daders zo snel mogelijk achter de
tralies te zetten. Als je in Turkije van een turk jat heb je al een probleem
maar steelt een turk van een toerist dat zijn de rapen gaar. Wij zijn
wel wat ontroerd door deze hulp en hopen in ieder geval dat ze onze cassettes
van de videocamera terugvinden.
Er worden vingerafdrukken van ons en de afrukken op de auto afgenomen,
video gemaakt en foto’s genomen. Uiteindelijk krijgen we het verslag.
We snappen niets van de tekst maar moeten toch beide een handtekening
zetten.
We worden onder begeleiding van de Jandarmes naar de Toyotodealer gebracht
om te kijken wat ze aan het de voorruit kunnen doen. De ANWB regelt voor
ons het nummer van de Carglass in Istanbul en we krijgen een brief van
de politie mee dat ze ons bij de controleposten gewoon moeten laten doorrijden
met dit raam.
We informeren bij deze Toyotodealer naar de mogelijkheid om onze versnellingsbak
te laten maken maar na even zoeken zegt men in heel Turkije geen onderdelen
voor deze auto te hebben (maar in Syrië zei men………………ach,
laat ook maar……)
Aangekomen bij de camping in Istanbul kopen we wijn en bier om ons verdriet
een vloeibaar plaatsje te geven. Gelukkig hadden we het net gepinde Turks
geld in onze broekzakken zitten (en dus in de tent) en is dat dus niet
gejat.
De volgende dag naar Carglass. Ze hadden nog 1 raam van dit type over
en het kon morgen arriveren vanuit Ankara (ze stelden eerst voor dat we
het raam zelf in Ankara gingen halen maar de diesel is in Turkije zo ongelooflijk
duur dat we dat maar niet gedaan hebben).
De volgende dag weer door het drukke en chaotisch Istanbul (17 miljoen
inwoners) naar Carglass. Daar had men slecht nieuws voor ons. De voorruit
was tijdens het vervoer kapot gegaan. Het was de enige en laatste ruit
in Turkije (hoeveel pech kun je hebben). De achterruit had de reis wel
overleefd en die hebben ze er vrij vlot ingezet. Griekenland werd gebeld
en daar hadden ze er ook nog 1 dus die bewaren ze voor ons. Inschalla!
Op 15 Juni (Jerzy z’n 32 ste verjaardag) hebben we ons vermaakt
in stad. Naar Aya Sofia en Topkapi. Lekker toeristisch doen en niet alleen
maar aan het negatieve denken. Het werd een heerlijk dagje. Istanbul is
prachtig en we kunnen er ons nog wel een week vermaken. De Bospurus scheidt
het Aziatische en het Europese deel. Istanbul was in de tijd van Constantinopel
van de christenen en zou het centrum worden van het Romeinse imperium.
De Sultan heeft het gebied veroverd maar je ziet nog invloeden van beide
geloven en culturen.
De volgende dag vroeg uit de veren en op naar Griekenland. Route uitgestippeld
en auto ingepakt. Echter, na nog geen twee kilometer gereden te hebben
werd het ratelen in de versnellingsbak zo erg dat we elkaar niet eens
meer konden verstaan. De reis ging niet meer richting Griekenland maar
richting het inmiddels zo bekende Toyota logo. Aangekomen bij Hilser Toyota
hebben we de boel maar uit elkaar gehaald (en ja, ze hadden echt ALLE
onderdelen van deze auto) en het bleek totaal aan gort te zijn. Grote
tanden ratelden door de versnellingsbak. Ehhhhhhhhh tja, even de onderdelen
opzoeken…………eeehhhhhhhh ja nee, die hebben we
niet.
Op dit moment zit ik in het kantoor van de directeur het verslag te schrijven.
Is Jerzy met de monteur stad en land aan het afzoeken voor onderdelen
(de zoekactie van gister bracht geen soelaas) en is het onzeker of we
verder kunnen. We hopen van ganserharte dat we onze reis met onze auto
kunnen afmaken. De ANWB is al gebeld voor het eventueel terug vervoeren
van de auto maar omdat we al langer weg zijn dan 120 dagen doen zij niets
meer voor ons (wij waren al blij dat we voor het duurste pakket verzekerd
waren en ons sinds 10 km weer in het Europese deel van Turkije bevonden,
krijg je dit weer……). Alle opties zijn nu in werking gesteld;
in Nederland is men opzoek naar een versnellingsbak, bij een draaibank
machine kijkt men of ze de tanden kunnen namaken, en alle tweede hands
en zwarte markt zaken zijn we aan het afgaan.
We worden overigens goed verzorgd en van alles voorzien. Daar zal het
hier ook niet aan liggen. We mogen mee eten en de hele dag wordt thee
geserveerd.
We hopen dat de boel snel weer in orde is en dat nog even tot aan Amsterdam
zo blijft………Inschalla!
Het levert allemaal niet veel op en na een nacht in de daktent in de
garage te hebben geslapen willen ze ons maar liever weg hebben want ze
kunnen niet heel veel doen, de grote baas zegt dat wanneer ze de bak weer
in elkaar kunnen zetten dat we Nederland maar zeker Griekenland kunnen
halen, het is te moeilijk en te duur om het in Turkije te repareren en
in Griekenland hebben ze zeker onderdelen. De auto wordt weer wegklaar
gemaakt wij slapen nog een nachtje op de camping onder de aanvliegroute
van Istanbul, en gaan vol goede moed de volgende dag op pad. Eigenlijk
komen we er naar een aantal stoplichten achter dat de auto niet meer kan
optrekken, er is maar een stand die het nog doet, de 4, wat inhoudt minimaal
40 kilometer per uur, bij elke ander versnelling dendert de versnellingsbak
en hoor je de tandwielen in puin draaien, de grens is nog zo’n 170
kilometer en we moeten nog de stad uit ja wat gaan we doen; de klok tikt,
we hebben het gehad, we willen de EU binnen het geld is op en de rek is
er uit… rijden op hoop van zegen. De auto raast langzaam in zijn
4 over de b weg naar de grens, stoplichten springen spontaan op groen
wanneer ze onze gele bak zien, controle post van de politie laat ons door
zonder notie aan onze snelheid te besteden. De toppen van de bergen kunnen
we net halen en vrachtwagens gaan op tijd aan de kant.. een aantal keren
nemen wat creatief en met veel pirouettes een kruispunt die druk bevolkt
is met van alles en de grens komt steeds dichter bij. Uiteindelijk na
een hele spannende rit is daar de douane. We rollen de auto tegen de slagboom
aan van het eerste hokje waar ze je toelaten tot het terrein van de douane.
Na het zien van de pasporten mogen we verder, het geknars en een aantal
hele nare pijnlijke knallen, houdt de versnellingsbak het voor gezien.
Finish.
We gaan naar het tweede hokje van de douane die bezet wordt door de politie
en geven aan dat we een probleem hebben. De heer vraagt om onze paspoorten
en reageert niet op ons hulpvraag… no english. De beste man stempelt
ons uit en doet niks. Uiteindelijk zakken we bijna op onze knieën
en zeggen YOU, POLICE….. HELP US… dat kwam aan en de beste
man zegt dat we naar hokje drie mogen die zal ons wel helpen. Wij naar
hokje drie: costums. “Paspoort”….. “en waar is
jullie auto?”. Wij proberen weer hulp te krijgen maar de beste man
doet niks zonder onze auto……..….boos smijt Jerzy het
carnet weg en zijn paspoort, klootzakken. Er zit maar een ding op we douwen
de auto over de grens. Wij zetten ons schrap achter de auto en drukken
hem richting de baan waar de hokjes zijn waar je over de grens heen gaat.
De eerste beambte staat ons als heel schaapachtig aan te kijken en hij
heeft al zijn stempeltjes gegeven. We mogen door, geen van de beambte’s
doet iets of helpt, uiteindelijk komt er een truckchauffeur ons een stukje
helpen douwen, Jerzy kan het niet laten door de beambte mede te delen
dat dit nou de reden is dat Turkije niet bij de Eu is.
Het volgend hokje heeft nog het Carnet en ons paspoort ook van hem krijgen
we een stempeltje maar een handje helpen ho maar. We douwen de auto zo’n
300 meter langs de taxfree shop, parkeerplaats, benzinepomp en belanden
voor de brug die je naar het Griekenland brengt, helaas de auto is te
zwaar om hem daar omhoog te krijgen.. Opdat moment komt er aan de andere
kant van de weg een takelwagen aan rijden die natuurlijk als geroepen
komt. Zouden ze ons dan toch geholpen hebben, door de ze te bellen. Dimitrie
stapt uit, hij is een flamboyante Griek die met een peuk zonder engels
te spreken vraagt Opel… ik zeg toyota; hij zegt oke, en samen zetten
we de auto op zijn aanhangwagen. Dan gaat zijn telefoon en krijg ik de
man te spreken die gebeld had. Hij had de takelwagen nodig want hij stond
met zijn Opel honderd meter verder… oeps. Wij vragen of Dimitrie
ons op de brug wil neer zetten zodat we hem zelf Griekenland in kunnen
drukken… nee, de auto moet er af. We worden maar weer eens erg boos,
het is tien meter, de auto staat er op… wat is het probleem zou
je zeggen. De beste man geeft aan dat wanneer hij zijn Opeltje heeft dat
hij ons komt halen en ons mee neemt. Zo gezegd zo gedaan en een uur later
komt hij ons halen en brengt hij ons naar het volgende dorp. De grens
is fantastisch, geen carnet, een speciale ingang voor EU auto’s
en beambte die je hartelijk welkom heet; niemand die moeilijk doet en
wij zijn in de EU.
Dimitrie heeft een vriend met een garage en die kan onze versnellingsbak
wel maken. Daar aangekomen zien wij in de gierachtige ogen dat hij veel
geld wil gaan verdienen. Hij doet vaag over het bestellen van de onderdelen
en zegt dat het Pinksteren is en dat wij dus maar drie dagen de auto op
zijn terrein moeten laten staan. Wij willen echter graag naar de camping
maar moeten gesleept worden. Hij heeft daar geen zin in, ondanks dat hij
een goede auto heeft voor een kleine sleeptocht. Jerzy en ik kijken elkaar
aan, pakken de auto wederom tussen de oksels en slepen gezamenlijk van
het terrein vandaan. We gaan wel liftend met auto en al naar de camping.
Na een half uurtje stopt Ignias en hij sleept ons zonder moeite en met
enigszins wat overredingskracht naar de politie naar de camping.
De dame van de camping heeft het gelukkig begrepen in het leven en terwijl
ze ons aan ziet komen doet ze snel de slagbomen open en gooit ze ons een
kaartje van de standplaats naar binnen. Da’s nou samenwerking!
Omdat het Pinksteren is kunnen we niet anders dan een paar dagen uitrusten
(en bekomen van de pech die we hebben gehad). De camping in Alexanderpouli
is heerlijk. Alle faciliteiten zijn er aanwezig en we genieten van lekkere
zelfgemaakte salades en halen ons hart op met de sardines op de bbq. Beroz
(de eigenaar van de Opel) houdt ons een paar dagen gezelschap. Ook hij
heeft meer problemen met de auto dan dat hij had verwacht en moet ook
wachten.
Dan is de tijd aangebroken dat we een beslissing moeten maken vwb het
einde van onze reis. Hoe gaan we verder? Er worden aantal : als dit dan
dat scenario’s gemaakt.
Als blijkt dat er ook in Griekenland geen onderdelen te verkrijgen zijn
en het bestellen in Nederland ongeveer een week duurt, maken we het besluit
dat de auto in Griekenland achterblijft. Omdat de niet onbelangrijke factoren
zoals geld en tijd aardig op zijn komen we tot dit besluit.
Beroz verwacht dat binnen een dag zijn Opel is gemaakt en hij wil ons
wel naar Venetië brengen. Maar ook zijn auto duurt langer. Onze energie
begint na al dit geneuzel aardig een diepte punt te bereiken en we gaan
naar het reisbureau om een ticket te boeken.
Dat lukt goed en binnen een dag is alles geregeld. Wij kopen wat koffers
om onze spullen te pakken, regelen alles met de Griekse costums vanwege
ons carnet (en dan vooral het deposit wat we terug krijgen) en stallen
de auto op een mooi plekkie op de camping.
Een raar gevoel van een rare afsluiting van onze reis, we zijn er een
beetje stil van. Dol graag hadden wij met trots onze kameraad in de straten
van Hollanda gereden. Maar we kunnen in ieder geval zeggen dat we in het
zadel gestorven zijn.
Met nog een keertje pech (onze vliegmaatschappij staakte en hadden dus
vanuit Athene een vertraging van 10 uur) landden wij veilig en wel op
Schiphol. Erik en Irma zijn de enigen die van onze terugkomst afweten
en Erik komt ons ophalen. Dankbaar rijden wij met een supersnelheid over
de afsluitdijk naar onze ouders alwaar zij bijna een hartverzakking ondergaan.
Blij elkander weer te zien drinken we een heerlijk glas wijn en proosten
we op onze gezonde terugkomst.
Missie volbracht.
Sudan - Saudie Arabie - Jordan
Mei - Juni 2005
Wachten, wachten en nog eens wachten, en helemaal nergens heen kunnen
is iets wat je geduld aardig op de proef stelt. Voor sommige onder ons
een enorme uitdaging om de zin van een reisje als deze in het vizier te
houden. Mark en Jason krijgen eindelijk hun schokdemper en kunnen hun
reis na 1 ½ week weer gaan vervolgen, ze zijn ontzettend blij en
nadat ze hun motor in elkaar hebben gezet kunnen ze weg. Twee Duitsers
in een grote vrachtwagen bevestigen de nachtmerrie van de overtocht naar
Egypte. Veel geld (1200 dollar) een hoop tijd (vier dagen naar wadi Halfa
,een a twee dagen wachten op de boot en de nodige paperassen regelen,
en dan twee a drie dagen varen) dan alle formaliteiten en dan ook al het
geld en tijd wat je kwijt bent aan de Egyptische kant. Vervolgens wanneer
je de snelle route door Egypte wil rijden dan moet dat onder politie escorte
gebeuren. Alom worden wij nerveuzer en nerveuzer want dat willen we niet,
we hebben geen zin in het gezeur en het onderdanige afhankelijke positie
die je in moet nemen om over de grens heen te kunnen. Zeker als we ook
nog horen dat de baas van de rederij die de overtocht verzorgt de broer
is van de minister die de grens met Egypte dicht houdt, voor waarschijnlijk
eigen economisch belang…. Nee, we willen echt graag naar Saudie
Arabie. S’middags kunnen we weer naar El-fatig de man die ons visum
heeft aanvraagt en deze heeft goed bericht; we hebben een transit visum
voor Saudi Arabie, jheeeeeeeee. We besluiten zolang het nog licht is te
gaan rijden, we nemen afscheidt van iedereen en gaan snel op pad. De weg
hebben we eerder gereden toen we uit Gadaref kwamen. Liever gingen we
door de woestijn maar daar hadden we geen permit voor. We nemen afscheidt
van de Nile (in Khartoum komen de witte Nile en de blauwe Nile samen)
en rijden het zuid/oosten van Sudan in. S’nacht slapen we bij een
tolpost onder toeziend oog van politie die ons belooft over ons te waken,
een kopje thee komt brengen en ons komt wekken omdat het licht aan het
worden is en we weer verder kunnen.
De weg loopt door een dorre droge zwart/bruine vlakte waar niets is, de
verstrengelde hitte stijgt van de weg omhoog en her en der loopt en kameel.
Het landschap is zo uitgestrekt dat je de curve van de aarde kan zien.
Wij rijden in een anderhalve dag 1000 kilometer door de woestijn en komen
aardig in de buurt van Port Sudan. Het weer zit mee, s’nachts heeft
het geregend en het is bewolkt (de heetste maand van Sudan en wij hebben
de koelste dag sinds tijden, soms zit het mee en soms zit het tegen) 100
kilometer voor Post Sudan steekt er een flinke wind op en komen we in
een zandstorm terecht.
We kunnen nog maar 10 meter voor ons uit kijken en het zand word met een
flinke kracht door de lucht heen geblazen. Langzaam krijgt alles, inclusief
de ogen een laagje zand over zich heen. Als het ook nog eens gaat regenen
wordt het helemaal en modderzooitje maar het is wel verschrikkelijk mooi.
De storm rijden we uit en we komen in het aangename Post Sudan terecht
waar een heerlijke avond zijn intrede heeft gedaan en de sterretjes over
de stad heen twinkelen. De oudste zoon van de man die ons het visum heeft
verstrekt woont in Post Sudan en we mochten hem bellen wanneer we aan
zouden komen. Ook heeft voor ons kaartjes geregeld voor de boot. Hij,
Ismael, geeft aan dat hij naar ons toekomt in het hotel waar wij een redelijke
kamer hebben genomen met airconditioning. Wij belanden kapot op het terras
van het hotel, om ons heen zitten de heren met hun witte jalaba’s
en grote snorren aan de Shiza (waterpijp.) Wij genieten van een aantal
alcohol vrije cocktails en storten langzaam in. Zo als het een goede afrikaan
betaamt duurt het veel te lang voordat Ismael komt en besluiten wij ons
dutje in de stoel voort te zetten in een echt bed. De volgende de dag
moeten we een hoop regelen, we vinden de rederij die de overtocht verzorgt,
bellen Ismael die aangeeft helemaal nog geen tickets te hebben geregeld.
En wanneer ze ook nog eens geen engels spreken leggen wij ons er bij neer
dat we waarschijnlijk een paar dagen later de boot moeten pakken. Ismael
besluit ons te komen helpen en is er binnen 10 minuten, daar blijkt dat
er elke dag een boot gaat en dat we met gemak mee kunnen met de boot van
die dag. We betalen en zijn er helemaal klaar voor. Ismael is net zo’n
leuke man als de rest van zijn familie en het klikt aardig, hij besluit
ons nog een laatste Sudanees ontbijt de verzorgen en we rijden richting
een heerlijk vis restaurant waar we allerlei lekker gebakken en gegrilde
visjes eten.
Op naar de boot, alwaar de heren klaar staan om tegen een leuk bedrag
je door de grens heen te willen helpen. We weten inmiddels hoe daarmee
om te gaan en hebben een hoop lol om hun leugentjes, ze doen net of ze
een formaliteit zijn en wij doen net of we het allemaal wel weten wat
er gedaan moet worden. Wij willen alleen weten in welk kamertje we moeten
zijn. Wij zijn de enige twee blanken westerse mensen, er zijn een paar
vrouwen maar de rest van de passagiers zijn mannen met tulbanden om, witte
jurken en lange baarden, het ziet er geweldig uit. Iedereen vindt het
leuk dat we er zijn en we hebben veel schik, we worden weer uitgenodigd
om met de officieren van de douane de lunch gezamenlijk te nuttigen en
uiteindelijk kunnen we aan het eind van de middag de boot op.
De laatste meters Afrika die we voorlopig zullen rijden. We hebben een
eerste klas kaartje gekocht zodat we een goede nachtrust zullen hebben
want we moeten snel door Saudie Arabie vanwege ons transit visa (we mogen
niets bezoeken staat in ons paspoort geschreven). Op de boot lopen we
wat onwennig rond de mensen staren ons aan. Wij leven in een totaal andere
wereld dat we wat om elkaar heen draaien. Proberen een beetje contact
te maken, doch het beetje Arabisch en het beetje engels maakt dat dit
snel is gebeurd en voor we het door hebben zitten we tussen twintig heren
in die ons vragen stellen en het leuk vinden dat we zo positief zijn over
de moslims. Ze zijn erg bang dat wij in het westen denken dat elke moslim
met een mes of bom loopt en dat ze gevaarlijk zijn. Wanneer we vertellen
over de gastvrijheid en alle leuke ontmoetingen zijn ze vereerd. Allemaal
willen ze op de foto en wanneer het ook nog eens mogelijk is dat we de
foto kunnen laten zien via het venster van de camera worden ze dol enthousiast
ik krijg een tulband om en moeten we op de foto.
Langzaam vaart de boot weg van het continent, de contouren van de stad
verdwijnen en worden opgeslokt in het grootse van het landschap, de bergen
reizen aan de horizon en het water van de zee scheidt de boot en het land
steeds meer en meer. De zon maakt het nog spectaculairder door als een
grote ronde rode bal een gloed over het dit prachtige deel van de wereld
te schijnen en als een langzaam afscheidt het ligt uit te draaien en te
verdwijnen achter de horizon van de bergtoppen. Paula en ik hangen over
de railing en genieten van de herinneringen die ons deze reis heeft gebracht.
We stappen uiterst voldaan in ons hut.
De volgende dag komen we aan in Jeddah, een grote architectonisch ronde
toren die staart over de haven verwelkomt ons in het rijke Saudie Arabie
en doen ons realiseren dat we in de eerste wereld zijn beland en afscheidt
hebben genomen van een van de armste landen in de wereld.
De formaliteiten zijn streng, eerst naar de dokter voor de vaccinaties
die we hebben gehad, dan werd de auto in beslag genomen en gecontroleerd
door hasj honden, (op het brengen van drugs staat de dood straf) dan door
de douane, door immigrations en op naar custums waar we onze auto kunnen
krijgen. We moeten daar een paar uur wachten en worden weer uitgenodigd
door de plaatselijk bankier die ons voorziet van koffie en een airconditioning.
Zijn contacten met de douaniers maakt dat wij als eerste aan de beurt
zijn. We zijn vlak in de buurt van Mekka en Medina maar mogen er niet
heen omdat we geen moslim zijn, we besluiten maar als de donder naar Jordanië
te rijden want daar kunnen we ons vrijer bewegen. De weg is perfect zevenbaans
wegen volledig verlicht vol met restaurantjes, supermarkten, garages,
tankstations etc etc en we rijden in anderhalve dag naar Jordanie. Paula
mag in Saoudi Arabie niet rijden en is verplicht een hoofddoek te dragen.
De politieposten verlopen allen streng doch soepel en nadat ze al onze
formulieren hebben gecontroleerd wensen ze ons een goede reis.
We overnachten in de woestijn tussen twee vrachtwagens in. Samen met John
en Ben die het leuk vinden dat onze auto beschermd tussen de hunne instaat.
De grens met Jordanie is snel en soepel en wij hebben steeds meer het
gevoel naar huis te rijden. Zo’n 10 km na de grens zien we een camping
aan de zee (Al Aqaba, Mermaids). Het is er kaal en dor, doch zijn de belangrijkste
faciliteiten aanwezig. We kijken beide erg vreemd op als we een dame in
bikini achteloos in de zon ligt. Na duizenden km gereden te hebben in
conservatieve landen en de zon steeds vermeden te hebben, lijkt dit een
beetje overdreven. Maar we zijn duidelijk in een andere wereld beland.
En……… waar we een duik instructeur tegen het lijf lopen
en ons enthousiast maakt voor het duiken. We hebben veel tijd en geld
uitgespaard (vwb het vermijden van Egypte) wat maakt dat we ons kans schoon
zien de rode zee onder het wateroppervlakte te bekijken.
De volgende dag om half 9 moeten wij ons melden in het stadje bij de haven.
We beginnen met een try dive. Dat houdt in dat je alleen met de instructeur
gaat duiken. Je hoeft niets te doen, alleen maar genieten. Nadat we weer
boven zijn gekomen, weten we het zeker. We gaan voor de open water dive
course. Vijf dagen lang genieten wij van het water, eten we heerlijk op
de boot, hebben we een leuke tijd met de crew en ontmoeten we een aantal
gezellige locals. Tussen de bedrijven door zitten we samen te studeren.
Er moet een heel boek doorgewerkt worden en het wordt je niet allemaal
in de lessen uitgelegd (er wordt dan van uitgegaan dat je beheerst) dus
elke dag moet je je huiswerk doen. Omdat Safa ons veelvuldig in zijn café
uitnodigt is het soms lastig tijd vrij te maken voor het studeren.
Op een goed moment is de laatste dag aangebroken. We zijn geslaagd voor
het duiken zelf maar nu nog even examen doen. Maar liefst 100 vragen worden
op je afgevuurd. We doen het examen in het cafe van Safa en Jazan (de
instructeur) behandeld de zaak zeer serieus. Maar wel het eerste examen
met een biertje wordt het. Intussen heeft Safa de champagne koud gelegd
en is hij de bbq aan het opstoken.
We slagen met een 10 en een griffel en we zijn best een beetje trots op
onszelf. We genieten nog de hele avond na van deze leuke ervaring en gezellige
mensen.
De volgende dag maken we ons klaar om weer verder te gaan. Een band loopt
steeds een beetje leeg en we vervangen het ventiel.We gaan naar Wadi rum
om een woestijntocht te maken en aldaar te overnachten. Het is een prachtig
gebied en we sluiten ons bij een groepje Hongaren aan. Toch horen we verschillende
keren geratel in de tussen/ versnellingsbak. Omdat we het niet goed kunnen
lokaliseren baart het wel een beetje zorgen en doen we het voorzichtig
aan. Een prachtige zonsondergang doet ons even stil worden. ‘Snachts
slapen we met z’n twee in alle stilte achter een rotsblok. We eten
echt op beduiniaanse wijze en mogen de shiza pijp gebruiken (appelsmaak).
Er is geen maan dus we kunnen alle sterren prima zien. Het zijn er zoveel
dat we ze lastig kunnen onderscheiden en pakken de sterrenkaart van Gijs
er bij (ideaal cadeau bij ons afscheidsfeestje in Amsterdam en we wensen
hem heeeeeel veeel beterschap….).
De volgende ochtend laten we bij de woestijn mechanieker de linkerraam
raam maken (was weer eens uit zijn voegen gebroken). We hadden graag wat
langer in de woestijn gebleven maar besluiten richting Amman te gaan om
bij een Toyota garage de auto weer eens onderhanden te nemen. Petra is
onze tussenstop. In Petra ziet Jerzy een ander overlanders auto (ook een
toyota hj 61 diesel) staan en warempel: het is een Nederlandse! We blijken
overigens toevallig op de parkeerplaats van HET evenement te staan.
We huren een gids om ons alle in en outs van deze bijzondere stad te vertellen.
Ondertussen proberen we tussen die mensenmassa (voor ons doen is het er
erg druk maar de gids verteld dat het echt laagseizoen is) de Nederlands
overlanders te vinden. We zien 4 Nederlandse jongens maar die gedragen
zich als stomme Nederlandse boeren.
We zien een Nederlands stel wat ze wel eens zouden kunnen zijn maar zij
heeft nagellak op de teen nagels dus dat zullen ze ook wel niet zijn.
Helaas, we hadden graag kennis willen maken.
Als we terug komen staan er een 4 tal mensen om onze auto. Het meisje
met de roze teen nagels heet Willemijn en haar vriend Jordi. Het waren
ze dus toch.! Hartelijk moeten we lachen om onze eigen hersenspinsels.
Het andere tweetal is Emiel en Jolanda en rijden in een Landrover. We
staan een uurtje of wat rond de auto te kletsen. Zij komen net uit Nederland
en beginnen hun tocht, wij zijn bijna aan het einde van de reis. We besluiten
naar een hotelletje te gaan (we waren van plan om op de parkeer plaats
te slapen maar nu met drie auto’s vond men dat toch wat te gortig)
en lekker te gaan eten. De volgende dag gaan Emiel en Jolanda naar Petra,
Willemijn en Jordi naar Wadi Rum en wij naar de dode zee. Maar hoe we
het ook proberen, het lukt ons maar niet om weg te komen. Er is zoveel
bij te kletsen en uit te wisselen, dat we pas om drie uur vaarwel zeggen.
(we nemen nog en fles water van de berg van Mozes mee, hij heeft er immers
niet voor niets met een stok op geslagen)
We nemen de makkelijke tocht naar de dode zee (er is een mooie tocht maar
die gaat door de bergen en we willen eerst in Amman checken wat het geratel
is). Eenmaal aangekomen bij de dode zee, gaan we naar een verlaten plekje
toe. Niemand te bekennen (het is al 19.00 uur) en hup: auto parkeren,
kleren uit en jumpen maar! Wij poedelen al heerlijk 10 minuutjes in het
zoute water als er uit het niets 3 zwaar bewapende militairen verschijnen.
Oh Hallo! Ehhhh…….tja, wat nu? Ze spreken geen Engels maar
maken ons duidelijk dat we er uit moeten. Jerzy loopt moedig in z’n
naki voorbij de klasjnikofs en pakt voor mij een handdoek. Ik probeer
me met alle macht onderwater te houden (wat in de dode zee heel lastig
gaat omdat je blijft drijven) en kan m’n lachen nauwelijks inhouden.
Gelukkig kunnen zij er later ook de grap wel van inzien en we mogen onze
20 minuten in de zee afmaken. Even later komen ze weer terug en leggen
uit dat we nu echt wegmoeten omdat het Israelisch grensgebied is en er
niemand mag komen. Onze kans op een overnachting is nu jammer genoeg helemaal
verkeken. Terwijl wij ons wat onhandig afspoelen (we hadden een jerrycan
water meegenomen) en aankleden blijven de heren ons geboeid aanstaren
(zeg, moet een propere moslim zich niet ff omdraaien). Ze brengen ons
eigenhandig naar de auto terug om er zeker van te zijn dat we weggaan.
We proberen de hotels die in de omgeving staan maar daar durven ze zoveel
geld voor te vragen dat we stilletjes weer weggaan. We besluiten door
te rijden naar het volgende dorp maar het is al donker en rijden in de
bergen in het donker is ook weer zo wat. We passeren een aantal politieposten,
vragen of er de nacht mogen doorbrengen maar het mag niet. Gelukkig mag
het bij de vierde post wel en slaan we er ons kamp op. De gezellige politie
laat ons na een paar minuten kletsen met rust en wij maken wat te eten
en te drinken voor ons zelf. Echter, de commandant vind dat het niet gepast
is en we moeten alsnog vertrekken. Een paar kilometer verderop mogen we
op de parkeerplaats (lees: vuilnisbelt) van een bar staan. We worden wederom
vriendelijk ontvangen en de kok snijdt een wortel en appel en maakt een
schaaltje pinda’s voor ons. Hij laat ons het prachtige uitzicht
vanuit een oud gebouw op Jeruzalem en Jericho zien. Jammer dat alle grenzen
in de landen in het middenoosten nog zo zwaar bewaakt moeten worden. Er
is hier zoveel geschiedenis, zoveel moois, zoveel te zien!
We slapen slecht, op de parkeerplaats hebben de hele nacht honden lopen
blaffen, huilen, janken en onrustig zitten doen. We hoorden ze onder de
tent doorlopen, duidelijk in de war gebracht door deze twee vreemdelingen.
De volgende dag moeten we onze schoenen (ook niet handig van ons) terug
zoeken op de vuilnisbelt. We hadden de man van de bar beloofd samen met
hem naar de hotsprings te gaan en hij wilde ons nog een aantal dingen
laten zien. We hebben ons moeten excuseren omdat we gewoon te moe waren.
Op naar Amman om de auto te checken. Daar aangekomen wilde we de auto
laten wassen omdat al het zoute water niet goed is voor de auto. De auto
werd van binnen en buiten zo goed aangepakt dat we bang zijn dat niemand
ons geloofd dat we uberhaupt buiten Europa zijn geweest. De auto schijnt
en straalt weer van alle kanten. Omdat niemand er Engels sprak, werd Jamal
er bij gehaald. Jamal was opzoek bij zijn vriend (eigenaar van de schoonmaak
garage) en kwam er gezellig bij staan. Hij was toevallig vrij vandaag
en wilde ons wel naar het hoofdkantoor van Toyota brengen. Gelukkig sprak
de manager goed Engels en al snel kwam hij er achter dat de koppelingsplaten
aan gort waren. We hebben hem om een algehele check up gevraagd (hij was
de winnaar van de toyota wedstrijd van het middenoosten en pronkte met
de directeur van Toyota op een mooie foto, dus wij dachten wel in goede
handen te zijn). Hij vond dat we goed op de auto gepast hadden, na zo’n
lange reis en dat hij prima functioneerde. Inmiddels was de auto onder
professionele handen en werden wij door Jamal uitgenodigd om bij hem te
blijven. We ontmoeten zijn familie, kregen weer veel te veel te eten en
kwamen alle buren ook even kennis maken. Wederom een en al hartelijkheid
en liefde. Eerlijkheid gebied mij te zeggen dat ik al die overdaad lief
vond maar ook toe was aan een paar dagen rust. De mensen zijn zo lief
en nieuwsgierig naar je dat het ontroerd maar je kunt moeilijk even je
eigen gang gaan. Na een goede nacht (maar pas erg laat) werden we opgewacht
met ontbijt van van alles en nog wat. We kregen cadeautjes en iedereen
kwam nogmaals langs om afscheid te nemen. Jamal bracht ons om 12.00 uur
naar de garage omdat de auto klaar was (en heeft voor ons nog 15 % korting
geregeld). Daarna nog een keer terug naar de familie omdat we nog niet
van iedereen afscheid hadden genomen, kopje thee, fruit, nog een cadeautje
en om 15.00 gingen we weer op pad. Naar de Syrische grens. Maar tijdens
het rijden bleek dat onze snelheidsmeter het niet meer deed en de 4x4
lamp bleef branden. Wij weer terug naar de garage en zij deelde ons mede
dat er nooit een snelheidsmeter in had gezeten. Maar hij heeft het altijd
gedaan? Hoe kan dat nou? Het blijft een mysterie maar ze hebben er gratis
en voor niets een nieuwe ingezet. En de auto rijdt weer als een zonnetje.
We konden nu niet meer naar de grens en we bedachten dat we eigenlijk
dood op waren en zijn lekker in een middenklas hotel gaan zitten. Schone
handdoeken, tv……….zalig. Twee dagen bijkomen en dan
de grens over. Tot de volgende keer!
Ethiopië - Sudan
Mei 2005
Khartoum blijkt nog een week of drie op zich te laten
wachten.
Het is eerste paasdag in het Orthodox christelijk deel van Ethiopie en
nadat wij gewekt worden door de voltallige, uitgelaten crew van het Amba
hotel, zitten we om 8 uur in de ochtend met z’n allen aan het paasontbijt.
De vasten periode van twee maanden, waarin geen dier/vleesproducten en
alcohol mag worden genuttigd is afgelopen en iedereen maakt zijn lichaam
klaar om deze producten weer tot zich te nemen. Het ontbijt begint met
een drankje van melk, veel olie, kruiden en vezels (om de maag voor te
bereiden), daarna wordt de dorrowat met injerra opgediend (saus met veel
uien en knoflook met een kip erin geserveerd met een zure, sponsachtige
pannenkoek). De kippen hebben we de vorige dag zelf met een aantal mannen
geslacht, dus we weten wat we eten. Daarna volgt er weer injerra maar
dan met een andere saus en vervolgens wordt de koffie klaargemaakt op
traditionele wijze en behoor je er brood bij te eten. Ze houden hier nog
al van eten in een rap tempo en dus hadden wij om 8.30 al ons buikje geheel
rond gegeten. De traditie in Ethiopië is dat je een gast ook eten
in de mond stopt, een groot stuk injera met saus wordt vakkundig opgerold
tot een heerlijke hap die je niet kan weigeren wanneer iemand je hem in
je mond vol stopt, het is een gebaar van groots respect (maar voor ons
wel wat vreemd om door een ander gevoerd te worden). De meesten zaten
al om 9 uur al aan een biertje, en ook jerzy kreeg twee pullen bier,vers
van het vat in zijn handen gedrukt, met een duidelijke boodschap, deze
twee jongen mogen niet staan, ad vundum….
Addis Abeba is een grote stad er is veel armoede en het is dan ook de
plek met de meeste zwervers in Afrika denken wij. Sommige in een zeer
slechte staat. Wanneer we stoppen bij een stoplicht dan etaleren ze hun
handicap bij het raam: een man heeft 8 vingers aan een hand, en andere
rood ontstoken ogen, ook lijkt Elephantitis aanwezig te zijn, sommige
hebben benen zo groot en dik als olifants benen dat ze zich eigelijk niet
meer voort kunnen bewegen en ze gekluisterd zijn aan een plek op de stoep
waar het vuil zich opstapelt.
Er zijn veel vrouwen die zich voort bewegen met hun kroost. Vaak wel 3
of 4 kinderen die op hun beurt zakdoekjes proberen te slijten aan de mensen
in de straat lopen zodat ze iets kunnen eten. Dan zijn er de mensen die
ledenmaten missen en op houten blokjes of een karretje van oude planken
met een paar wiellagers rondrijden, in de hoop ook iets te krijgen. We
hebben maaltijdbonnen gekocht die we uit kunnen delen zodat we ze een
maaltijd kunnen geven maar realiseren ons dat we weinig kunnen doen, en
dat het niet eerlijk is verdeelt in de wereld.
Wanneer we onze auto registratie moeten verlengen bij costums zien we
opeens een gele landcruiser rijden met een Nederlands nummer bord. Het
zijn Ron en Jen van www.vangroningennaarkaapstad.nl en na zaken gedaan
te hebben bij de plaatselijke ambtenarij gaan we samen koffie drinken
om verhalen en ervaringen uit te wisselen. Zij komen immers van boven
en wij willen wel het een en ander horen en visa versa. Na het zien van
hun verblijfplaats besluiten wij ook te verkassen naar dit oord. We nemen
afscheid van een geëmotioneerd Amba hotel en trekken in bij het Tiatu
hotel. Dit hotel is n.l. midden in de stad en daarom ook wat duurder maar
beslist niet beter (zie de badkamerfoto’s).
Het is voor het eerst sinds lange tijd dat wij niet in onze tent slapen
en ik doe dan ook echt geen oog dicht. Moet helemaal wennen aan een ander
bed. Met Ron en Jen klikt het en we brengen vele uurtjes gezellig kletsend
door. Als we ‘savonds een hapje gaan eten maken we het volgende
mee. Ron besteld beef (wij drieen bestellen pizza). Na enkele minuten
komt de ober zeggen dat ze dat niet hebben. Oke, dan neemt hij kip. Na
enkele minuten komt hij zeggen dat ze ook geen kip hebben. Daarna besteld
hij tips (op aanraden van de ober omdat ze dat wel hebben) maar helaas,
de ober komt weer met zelfde mededeling terug. Ron geeft het blijmoedig
op en besluit dan maar voor de pizza te gaan. Nadat wij onze pizza hebben
gekregen komt de ober terug: Die pizza ingrediënten hebben ze niet!!!!!!!!!!!!
Jerzy en Ron ontfermen zich over onze auto en we laten de veren weer
recht (of eigenlijk krom) zetten. Een prima oplossing voor weinig geld.
We zijn er erg tevreden over.
Intussen lopen we veel heen en weer naar de Sudanese ambassade om info
te krijgen wat ons visa betreft. Het duurt nu al zes weken en ook al vermaken
we ons prima, we willen graag weer verder. Op een gegeven moment ontmoeten
we Jon en Jannicke, een koppel uit Noorwegen die dezelfde kant opgaan
als wij. Zij hebben het geluk dat er een vriendin van hun op de ambassade
werkt en hun visa voor Sudan was in 2 dagen dus geregeld. We willen graag
samen reizen maar ons visa is er nog steeds niet. Hun vertrekken alvast
naar Sudan en we houden contact via de email. Dan, op een memorabele dag,
zegt de ambtenaar in Dar es Salaam tegen ons dat hij een goedkeuring heeft
ontvangen vanuit Kartoum. Wij zo blij als een kind. Eindelijk!!!! Dus
wij op een drafje naar meneer de chagrijn op de Sudanese ambassade, want
Dar es Salaam had het die ochtend zelfs al naar Addis Abeba gefaxt. Wij
komen daar vrolijk aan zetten maar hij verteld ons kort en bondig dat
wij daar niets te zoeken hebben omdat hij nog niets heeft ontvangen. Ja
maar het is gister al verstuurd en als u nou even wil kijken dan…………………….niets
van dat alles. Volgende week maar terug komen.
Wij hebben iets meer haast dan dat meneer denkt en staan de volgende ochtend
weer op de stoep (nadat ik met Dar es Salaam heb gebeld en heb uitgelegd
dat de persoon in kwestie nogal ‘rude’ was en niets ontvangen
had). Nu waren de woorden van de onbereikbare, geen contact makende ambtenaar
als volgt: Jerzy, we recived your visa! (wel potsiedorie, Ik ben daar
elke dag geweest, ze zouden eigenlijk mij moeten feliciteren!)
Maar zijn jullie met de auto?? Nou, dan moet je een permit hebben om te
rijden. De moed zakte ons een beetje in de schoenen, dat wordt weer een
paar dagen wachten……Gelukkig wil hij dat meteen voor ons regelen
en kost het “maar” 33 dollar (later in Khartoum zou blijken
dat dit document helemaal geen permit is maar een of ander ontvangst bewijs
van ons visa, dus we hebben 33 dollar voor jan doedel betaald). Maar die
slimmerds schrijven dus alles in het Arabisch zodat wij het, domme toeristen
niet kunnen lezen.
Op onze laatste dag in Addis willen we nog wat dollars halen. Dat blijkt
allemaal niet zo eenvoudig. Het kost ons anderhalve dag om het te regelen
en we worden naar 4 verschillende banken van dezelfde branche gestuurd
en daar kunnen we met onze creditcard Birr halen. Helaas kunnen we het
niet omwisselen in dollars en we krijgen maar voor 400 dollars aan birr.
Dat is veel te weinig want de boot naar Egypte gaat ons minimaal 1000
dollars kosten. De bank beambte kijkt ons enigzins raar aan als wij 3
creditcards tevoorschijn toveren en dat betekend voor ons: 3 keer 400
dollar = 1200 dollar. Dat is voldoende. Hij kan er wel om lachen. Wisselen
kan wel in het Hilton hotel maar pas als die ene collega vertrokken is
(fluisterd de ander tegen ons). Dus we maken een stiekeme afspraak voor
in de avond. We zijn de enige in het Hilton die een vies schirt aan hebben
maar goed……..we hebben nu wel een hoop centjes bij ons.
De weg naar Sudan is mooi. Hoge bergen en diepe dalen. Zo ook met ons
autootje. De eerste dag doet ie het als een trein. We slapen ‘nachts
op een grasveldje en maken we kennis met een zeer bezorgde jongen die
er op staat om bij ons te blijven. Om voor onze veiligheid te zorgen.
Wild kamperen kan prima in Ethiopië, je moet alleen pas stoppen met
rijden als het bijna donker is anders staan er binnen enkele seconden
100 mensen om je heen die van alles van je willen. Wij hadden alleen bezoek
van deze schooljongen en raakten, het zij met handen en voeten, gezellig
aan de praat. We boden hem aan om hem de volgende dag naar school te brengen
en we spraken om 7 uur ‘ochtends af. Na een warrige nacht, het waaide
ontzetten hard en hoorden de hyena’s jammeren, werden we om 6 uur
gewekt door onze metgezel. Zeg, ben je niet een beetje vroeg? Hij had
zich zorgen gemaakt en wilde graag weer bij ons zijn. Na een stevig ontbijt
voor hem en zijn broertje te hebben gemaakt, gingen we met zijn drieën
op pad. Broertje hoefde vandaag niet naar school maar wilde graag die
gekke farensj met hun huis op het dak met eigen ogen komen bewonderen.
We hebben nog een aantal foto’s van ze gemaakt en zijn toen naar
zijn school gegaan. Hij voelde zich een koning te rijk! Met de auto naar
school (het arme kind had anders ongeveer twee uur moeten lopen).
Tijdens onze rit in de bergen voelt Jerzy dat de remmen het niet meer
doen. We remmen af door middel van de motor en handrem en bedenken wat
we nu moeten doen. We denken dat er lucht in het systeem is gekomen (omdat
de remleiding kookte) maar wat we moeten doen weten we niet zo goed. We
wachten een uurtje in de brandende zon en er komt een tiental mensen,
dit keer zwijgend, om ons heen staan. We besluiten toch maar weer heel
langzaam verder te gaan en alleen op de motor te remmen (ik denk achteraf
dat ik dat tijdens de uren daarvoor dat wat te weinig heb gedaan en daardoor
de remmen heb overbelast). We steken al onze belangrijke documenten in
onze broekzak voor het geval we de auto niet meer houden en er uit moeten
springen (klinkt wel wat dramatisch he!)
Jerzy wil zijn raam dicht doen en opeens houdt het hele elektrische apparaat
er mee op. Na wat wrikken aan het ding, valt ie naar beneden en er is
geen beweging meer in te krijgen. Ehhmmmm da’s niet handig in een
land met grijpgrage handjes (niet om te stelen maar wel een soort over
nieuwsgierigheid). Maar het blijkt dat de gehele elektriciteit het heeft
gehad. De waarden van de batterij lopen omhoog en dat doet ook onze bezorgdheid.
We rijden door naar Gondar. Om een uur of drie daar aangekomen, wilde
we nog even het kasteel en de mooiste kerk van Ethiopië bekijken.
Jerzy moest alleen zeer nodig naar het toilet en vond een mooi plekje
in de tuin van het kasteel (ja, je zal maar moeten en nergens naar toe
kunnen, da’s best vervelend. Maar poepen in het kasteel heeft iets
heel bijzonders, aldus Jerzy.) De kerk van Debre Birhan Selassie is een
heel bijzondere. Overal (echt, er is geen stukje ongemoeid gebleven) zijn
schilderijen op de muur gemaakt. Het is er heel klein maar ontzetten prachtig.
Zwarte engeltjes kijken op je neer en zelfs Maria is van Ethiopische komaf.
De autoproblemen verdwijnen weer, deels omdat Jerzy het gefixt heeft
en deels omdat……………dat weten we eigenlijk
niet.
De grens overgang met Sudan is er een van prima kwaliteit. Ethiopië
ben je binnen twee minuten uit, sudan doet er iets langer over maar gaat
ook soepel. We moeten alles in Dinar betalen (ongeveer 60 euro) en moeten
dus wisselen bij de plaatselijk afzetter. Hij begint belachelijk laag
en als we zeggen dat we dan naar iemand anders gaan begint hij ons uit
te lachen. Er is helemaal geen ander, zegt hij. Maar wij kunnen splitten
als de beste en dus maken we er zelf een potje van met verschillende geldwissel
criminelen. Dan begint afzetter 1 ruzie met ons te schoppen en geven wij
hem, onder toezien van de Sudanese politie, hem een koekje van eigen deeg.
“Zo behandel je volgens de moslim traditie je gasten niet. Wat jij
doet is crimineel” (en we zeggen zachtjes tegen hem dat hij naar
alcohol ruikt en dat mag al helemaaaaaaal niet, lekker puh!.) Hij besluit
iets met de koers omhoog te gaan en ook al verdiend hij een smak geld
met onze wissel, hij houdt zich in ieder geval gedeisd.
We rijden naar Gedaref, het is meteen gedaan met de bergen, vanaf nu alleen
woestijn. Gelukkig wel met een asfalt weg ertussen. We komen steeds dezelfde
vrachtwagen tegen, met ongeveer 30 pikzwarte Sudanesen erop. Als we elkaar
weer eens voorbij rijden, brengt dat een claxonsalfo, veel gelach en vriendelijkheid
teweeg. “ Welkom in Sudan”!We voelen ons vereerd door zoveel
vriendelijkheid en gezamenlijk vervolgen we onze weg.
Gedaref is een vriendelijk plaatsje en we overnachten bij een goedkoop
hotelletje. De hotel eigenaar regelt een nachtwaker (voor een dikke prijs)
voor onze auto en we hebben een beetje spijt dat we niet bij het tankstation
verder op zijn gaan slapen (we zagen er later veel vrachtwagenchauffeurs
er overnachten). ‘avonds lopen we over de markt en doen ons tegoed
aan falafel, shoarma en andere sudanese heerlijkheden. We mogen van de
hoteleigenaar gebruik maken van zijn dakterras en genieten een uurtje
van een prachtig uitzicht in een bloedheet Gaderef.
Op weg naar Khartoum passeren we een aantal politiestations (het blijft
een land in oorlog) en bij de ene krijgen we een beker water, de ander
een kop thee met mint en de ander geeft ons koekjes (als na de koekjes
blijkt dat ik niet de zus van Jerzy ben, is hij toch enigszins teleurgesteld,
maar blijft heel vriendelijk).
We worden bij elke tolweg vriendelijk welkom geheten en ze vinden dat
wij geen tol hoeven te betalen. Welkom to Sudan, wordt ons toegeroepen.
Omdat we nog geen foto permit hebben, durven we niet zo goed foto’s
te maken. Als een land als dit in oorlog is moet je voor alles een permit
hebben. Wel nemen we stiekem een foto van een aantal kamelen. We hebben
ze niet meer gezien sinds west afrika en ze liggen er wel heel gezapig
bij.
Aangekomen in Karthoum, zijn we al snel verdwaald. We kunnen de camping
niet vinden en kloppen bij een bedrijf aan om de weg te vragen. “
Kom binnen” En voor dat we het weten wordt er ons een heerlijk koud
colaatje voorgeschoteld en brengt hij ons naar de plek waar we moeten
zijn. Als wij al een uurtje op de camping (lees: beveiligde parkeerplaats)
zijn komen Mark en Jason op de motor aanrijden. Helmaal stuk! Ze komen
vanuit Egypte en Jason zijn schokbreker is afgebroken. Ze hebben 4 zware
dagen achter de kiezen. De volgende dagen trekken we veel met elkaar op
en ook Jon en Jannicke zijn weer van de partij. En ook Fernando (uit Argentinië)
komt even aanwippen (en hij heeft met Maxima gewerkt!!!!). We organiseren
een gezellige braai.
Helaas houden onze GPS en koelkast het niet lang vol met deze hitte.
Beide reispartners (en niet geheel onbelangrijke) houden er regelmatig
mee op. Ook zij vinden 54 graden (want dat was het vandaag) echt iets
teveel.
De volgende dag is het tijd om alle zakelijke dingen te regelen. En het
zijn er nog al wat: visa voor saoudi arabie, foto permit, drivenspermit
(nu de echte), permit om piramide te bezoeken etc. We worden van gebouw
naar gebouw gestuurd en niemand lijkt echt te weten wat je moet doen.
Intussen is het 51 graden en zijn al drie dagen bezig om bovenstaande
dingen te regelen.
Het gaat allemaal zeer moeizaam. Vooral ons visa voor sauodi is moeilijk.
Ze geven geen visa aan ongetrouwde vrouwen onder de 40 die niet met hun
broer of vader reizen. De Nederlandse ambassade wil ons wel een aanbevelingsbrief
geven maar dat blijkt na een aantal dagen niet voldoende te zijn. Er moet
opstaan dat we getrouwd zijn.
Die ochtend worden we uitgenodigd door diegene die de visa’s regelt.
We worden opgehaald en komen aan in een mooi huis. De tafel is al gedekt
met al het lekkers wat je je kunt voorstellen. We smikkelen wat af en
het is erg gezellig. De vrouwen trekken zich terug en eten niet mee. Ik
voel echter geen verschil in benadering naar mij toe en leg me er bij
neer dat dit de cultuur is. Een westerse vrouw is in dit land als ieder
ander. Gelukkig maar. Straks in Saoudi is dat anders dus laat ik er nog
maar even van genieten.
We gaan nog even geld wisselen en nadat wij de bankbeamte hebben wakker
geschud help hij ons vriendelijk. We moeten langs 3 kantoortjes maar vergeleken
met Addis zijn onze dollars hier snel omgewisseld.
De volgende middag zet Vinson zijn auto naast de onze. Hij gaat even varen
op de Nijl. We raken aan de praat en hij zet een paar biertjes in onze
koelkast. Ray is de eerste leuke Amerikaan die wij ontmoeten en werkt
voor de ambassade van Amerika. Hij nodigt ons uit voor een feest bij hem
thuis. Dat laten we ons geen twee keer zeggen. Het wordt een avond waarin
we kennis maken met de voltallige ambassade, traditionele shiza roken
(waterpijp, geen drugs!!) en varkensvlees eten. Het is lang geleden dat
ik een lekker koud wit wijntje heb genoten en ik laat het mij met een
bel of drie ontzetten goed smaken (en dat op diplomatieke bodem)
Het Allaaaahhh Akhbarr wordt 5x per dag over de parkeerplaats gezongen
(gebruld). We kennen het nu zo goed dat we het kunnen meezingen maar zien
in dat dit een beetje onfatsoenlijk is.
Ons visa is nog steeds niet rond en we hebben onze brief laten aanpassen.
Op de Nederlandse ambassade is men heel vriendelijk. Er is een zwembad
en daar mogen we verkoeling zoeken. De houding van: “het is jullie
eigen grondgebied en dus hebben jullie daar recht” op voelt heerlijk
aan. We moeten om 16.00 uur de volgende dag terug komen bij de visa sectie
van Saoudi. Intussen zijn Jon en Jannicke alweer richting het oosten gegaan.
Hun visa aanvraag duurde maar twee dagen. De onze ligt alweer 6 dagen
op het bureau van……….ja, van wie eigenlijk?
Wij staan de volgende dag braaf om 16.00 op de stoep. Helaas. Ze hebben
de registratienummers verkeerd ingevuld en er is geen tijd meer vandaag
omdat te veranderen dus we lopen wederom de boot mis (eerst waren het
onze trouwpapieren, daarna feestdagen en nu dit weer). Nu weer twee dagen
later op het einde van de dag terug komen. Ik kan maar moeilijk mijn teleurstelling
en woede verbergen. Wat volgens deze mensen zo makkelijk bleek, duurt
nu al anderhalve week. Ik ben het wachten zat, ben bevangen door de hitte
(het is 50 graden……en de zon schijnt volop) en neem het hun
kwalijk dat zij na anderhalve week ons paspoort in bezit te hebben, zo’n
domme fout maken.
Ik wordt gesommeerd door Jerzy mijn mond te houden want kwaad worden heeft
in dit land geen enkele zin en zeker van een vrouw wordt dat absoluut
niet geaccepteerd. Ik besef dat hij gelijk heeft maar ik kan het niet
helpen, ik wil maar wat graag weer verder.
Reizen is leuk maar als je zovaak moet wachten en geen andere plannen
kunt maken of andere zaken kunt regelen omdat je paspoort ergens bij een
ongeïnteresseerd persoon op zijn bureau ligt wordt ik een beetje
moedeloos. Je hebt het zelf niet in de hand en bent wederom afhankelijk
en overgeleverd.
De heren in kwestie nodigen ons uit om de maaltijd samen te nuttigen en
we nemen die aan. Het wordt een gezellige avond en ik ben weer in staat
om mijn teleurstelling iets te verbergen. Het zijn allemaal vriendelijke
en hartelijke mensen en maken weer een mooi stuk cultuur mee en besef
me dat dit de andere kant van het verhaal is. De vrouwen laten mij enkele
tradities zien voor wat betreft hun huwelijk, leren me hoe je je huid
een scrub beurt moet geven en krijg het ene zoete drankje na het andere
geserveerd.
Jerzy probeert de plaatselijke dadeldrank en snuf (soort pruimtabak) uit
maar hij is er niet echt gecharmeerd van. Maar het blijft natuurlijk wel
erg leuk om alles uit te proberen.
Op dit moment van schrijven hebben we nog steeds geen zekerheid en kunnen
we de andere route (die van wadihalfa in Egypte) nog niet regelen. Wedden
op twee paarden heeft hier geen zin omdat het je ook twee keer zoveel
geld kost (1 permit om te rijden naar een specifieke plaats kost al gauw
60 dollar) en dat heb je in de regel niet veel.
We hebben nog 4 weken te gaan en we hopen morgen op wederom meer duidelijkheid.
Vanavond hebben we een semi bbq geregeld met Mark and Jason (zij komen
oorspronkelijk uit zuidafrika en kunnen bbq’en als de beste!). We
hebben Ray ook uitgenodigd en hopen dat hij wat van het verboden vocht
meeneemt. Want wie weet…………,misschien zien we
elkaar morgen wel voor het laatst………….
Inschalla!! (als Allah het wil…………….)
Ethiopië.
april 2005
Nadat Paula is opgeknapt van de malaria, kunnen we eindelijk op weg naar
Kenia, helaas bereiken ons de berichten dat het krijgen van een visum
voor Soedan in Addis Abeba moeilijk is en lang duurt en het al helemaal
niet te krijgen is in Nairobi. Emiel en Mirjam vertellen dat zij hun aanvraag
in Dar es Salaam hebben gedaan bij het Soedanese consulaat. Omdat het
zo onduidelijk is hoe en wat, en er veel spookverhalen de ronde doen besluiten
wij terug te rijden naar Dar om een bezoek te brengen aan het consulaat
en daar alsnog een aanvraag te doen. Een ommetje van totaal 1300 kilometer
maar ja vergeleken bij de ongeveer 30.000 duizend kilometer die we totaal
rijden is dat een schijntje. We proberen zo dicht mogelijk in de buurt
van Dar te komen een slapen de nacht in de bush bush onder een telefoonmast
midden in een mierenhoop. De volgende dag kunnen we meteen in de ochtend
terecht bij Mustafa Saleh en zonder al te veel problemen regelt hij voor
ons de aanvraag, ook wil hij het visum wel opsturen naar Addis Abeba zodat
wij onze reis kunnen voorzetten. We slapen nog een nachtje in de verstrengelde
hitte van Dar es Salaam, slaan een grote voorraad in van chapatie (een
soort overheerlijke vette bloemachtige pannenkoek die je ten aller tijden
uitstekend tot je kan nemen) groeten en fruit en knallen terug naar Arusha.
De agenten onderweg herkennen de Africanroads auto en groeten ons uiterst
vriendelijk en binnen 3 dagen zijn we weer terug in Arusha, waar we twee
dagen rust nemen zodat we helemaal fris en fruitig de grens met Kenia
over kunnen gaan.
De weg is wederom prachtig, de Masaai wordt steeds echter en we raken
weer meer en meer uit de bewoonde wereld. De grensformaliteiten zijn uiterst
plezierig en s’middags komen we aan in Nairobi. Via een U.N. medewerker
komen we aan een adresje midden in de stad waar we kunnen logeren. Chris
werkt bij BMW is verzot op BMW motoren en wil een klein overlanders campingetje
beginnen voor ook niet BMW’ers, we zijn er welkom.
Onze auto heeft voor de verandering weer eens wat problemen en we maken
ons toch steeds nog een beetje zorgen of we het überhaupt wel gaan
reden met het bakkie. Via Chris komen in contact met FITS diesel techniek.
Gerund door twee oudere mannen, David een schot met engelse humor en Sing
Flora een Indiër met tulband die ook zo nu en dan van een geintje
houdt. De heren lopen de hele motor na en uiteindelijke zijn we tweedagen
flink aan de arbeid en wordt de auto gedotterd en krijgt hij een bypass.
De ventilator van de motor wordt vast gezet zodat hij beter koelt, de
olie wordt vervest en alle filters worden vernieuwt. Klaar voor het laatste
stuk Afrika. (wel waarschijnlijk een lastig stukje).
Wij zelf behoeven ook een bypass en moeten gedotterd worden na een avondje
“de Carnivor” samen met Marion en Hubert twee Duitsers die
met een BMW zijspan door Afrika aan het toeren zijn begeven wij ons naar
het walhalla van de vleeseter.
Vlees eten zoveel je kunt voor 16 dollar. Net zo lang eten tot je de witte
vlag op je tafel moet neerhalen als teken van overgave.
De hele avond lopen er obers rond met zwaarden waaraan de heerlijkste
stuken vlees gereigt zijn die midden in het restaurant klaar gemaakt worden
op een grote barbecue, krokodil, kameel, kalkoen, kip, koe, geit, varken,
struisvogel.
We voelen ons als Astrix en Obelix en eten ons buik(je) vol………
middels een rolstoel worden wij terug gebracht naar Jungle Junction de
camping. En dromen de hele nacht van overvliegende stukken vlees…..
HEERLIJK,
Na een kleine week Nairobi vervolgen wij onze reis via Mount Kenia naar
het plaatsje Isiolo. De snelweg wordt een b-weg en de b-weg wordt een
graffel piste die ons dieper en dieper de natuur in brengt, onderweg passeren
wij het plaatsje Nanyuki en passeren wij de evenaar, een memorabel moment,
vanaf nu begeven wij ons weer in het al om bekende noordelijk halfrond.
De weg naar Ethiopië staat nog steeds bekend als een gevaarlijke
weg en als we ook nog hele spannende verhalen horen van een Nederlands
stel uit Uganda wat daar nog niet zo heel lang geleden overvallen is,
bellen wij even met moeders om te vertellen dat het allemaal wel mee valt
en dat de kinders goed zullen oppassen, maar een klein beetje gespannen
zijn we wel. De piste loopt door een semi woestijn en het is weer ontzettend
mooi, de weg zou slecht zijn maar dat valt ons alleszins mee, wel is het
een dag stofhappen en trilt alles los wat los kan trillen. S’middags
komen we aan in een groot wildpark wat precies op de helft van de route
is. In het noorden van Kenia leven nog ouderwetse struikrovers,bandieten
en kwajongens die nog wel eens de neiging hebben een toerist of een gevulde
vrachtwagen letterlijk in het hemd te willen zetten. Met klasnikofs lokken
ze je in een hinderlaag en als je mazzel hebt kan je rijdend maar arm
je weg vervolgen maar dat kan ook lopend zijn of hinkend…...
Dus geen grapjes, hard door rijden, stoppen voor niemand en bijtijds dekking
zoeken in de bush bush. Van de politie hoeven we niet meer in konvooi
te rijden, maar tot verkort was het verplicht om met een politie-escorte
te reizen , nu mag je nadat je, je naam, tijdstip van vertrek, type auto
hebt opgeschreven en na een ferme handdruk van de officier je pad alleen
vervolgen. Het is nog maar zelden, de laatste tijd, dat er wat gebeurd
en zoals we uit de verhalen horen patroeieert het leger er ook en die
past het snelrecht toe waardoor menig struikrover eieren voor zijn geld
kiest en de reiziger met rust laat
In Marzabit logeren wij op de parkeerplaats van Jey Jey center (hallo
collega). We zien al wat meer arabische invloeden in het dorp. We genieten
de laatste dag dat we in Kenia zijn nog van de Tjapatti (maar hoe kun
je nou geen suiker in je thee willen en wel op de tjapatti, Getsie! De
ober vind mij maar een rare dame.)
Wij hebben ons op de gehele weg niet vervelend of bedreigd gevoeld en
hebben een uitstekende reis gehad.
De grens formaliteiten gaan zeer vlot en voor we het weten staan we aan
de Ethiopische kant van Moyale. We doen ons best om een parkeerplekje
te vinden maar bij het ene hotel zijn ze niet aardig en bij het andere
vragen ze teveel. We ontdekken een hotelletje midden aan een drukke straat.
Ze spreken geen engels maar weten ons wel duidelijk te maken dat ze 30
birr voor de parkeerplek willen hebben. Verontwaardig zeggen wij dat het
niet logisch is dat we 10 birr meer voor een parkeerplek moeten betalen
dan dat een kamer kost. Hij blijft voet bij stuk houden en uiteindelijk
krijgen we het bij de manager voor elkaar dat we 20 birr betalen.
We moeten erg lachen als het hotelletje een bordeel blijkt te zijn en
fronsen ons voorhoofd als de hoertjes naar de mannen lonken. De muziek
blijft tot diep in de nacht knal hard aan en s ochtends om 5 uur begint
het eeuwige geveeg weer. Een kort nachtje dus………….De
wc en douche zijn zeer ranzig en nadat ik mijn bril weer heb opgezet zie
ik een enorme pad en een paar kakkerlakken voor mijn voeten kruipen.
Via Moyale gaan we naar Arba Minch. De Rift Valley laat ons het korte
nachtje vergeten en wij genieten van een prachtig stuk Ethiopie. We zien
veel hard werkende mensen en veel armoede maar ook veel vriendelijkheid.
Er wonen in dit gebied veel verschillende stammen en stuk voor stuk zien
ze er prachtig uit (veel kleuren, versieringen en zelfs schotels door
de lip geven schoonheid en status aan). We weten dat men niet graag gefotografeerd
wordt en we kunnen niet anders dan dat respecteren.
Op een gegeven moment zien we o een steile berg een groep mannen lopen.
Ze dragen een brancard. Wij vrezen een dode en nadat men ons aanhoudt
en onze hulp vraagt, stoppen we. We zien dat de oude man nog leeft en
met handen en voeten wordt duidelijk dat hij van een berg gevallen is.
Ik ga op de middenconsole en de man krijgt mijn stoel. We brengen hem
naar een hospitaal en hopen dat het hem beter gaat. Dankbaar neemt hij
afscheid van ons.
Aangekomen in Arba Minch zetten wij ons kamp op in de tuin van het Mekele
Hotel. Het is het meest chique hotel van de stad maar ons ging het om
het prachtige uitzicht over de twee meren. Het hotel is nogal suf en er
zaten alleen maar oude mensen (en terwijl ik dat hardop zeg kijken twee
nederlandse oude dames mij wat verbaasd aan, oeps ik ben het duidelijk
niet meer gewend dat iemand anders dan mijn ega mij kan verstaan.).
De volgende ochtend gaan we geld wisselen bij de bank. Het is er verschrikkelijk
druk en ik ben uiteraard de enige blanke. Ik wordt meteen te woord gestaan
en nadat de hele tent weet dat ik 200 dollar wil wisselen en hoeveel Birr
dat is, sta ik na 10 minuten weer buiten.
We willen graag door het National Park naar Awassa rijden maar volgens
de aanwezigen gaat dat nu niet. Omdat ik erge buikpijn heb, besluiten
we alleen naar de Crocodile Farm te gaan en niet ook nog het park te bezoeken.
De farm was een fiasco. Onze gids sprak geen woord engels en was niet
van zins om iets te vertellen. Na nog geen half uur hadden we het bekeken
(jammer want we hadden er vrij veel van verwacht) en gingen we richting
Awassa. De weg was langer dan we verwachten maar voor het donker kwamen
we aan bij Jana Franke. Zij (duitse) woont met haar Ethiopische man Kouratu
in Awassa en we hadden van hun via een ander stel gehoord. Daar aangekomen
(was erg moeilijk te vinden en dus hadden we heel kinderrijke buurt achter
ons aan roepend om Money, money, money) werden we zeer vriendelijk en
hartelijk ontvangen door Jana, haar man en hun schattige tweeling. We
waren van plan een nachtje te blijven maar we vermaakten ons zo goed met
elkaar (het klikte echt) dat we 4 nachten zijn gebleven. Jana kan heerlijk
koken en sinds een lange tijd hebben we weer van een echte goede keuken
met Europese smaken mogen genieten. Als een niet westerse toch westers
eten klaar maakt blijft dat toch altijd niet westers smaken. Bij een Afrikaan
kun je beter Afrikaans eten, want dat is meestal ook smullen. Omdat we
de enige gasten waren had Jana ook alle aandacht voor ons. Ze is een heerlijke
kletsmajoor en ze betrok ons erg bij haar Ethiopische leven. Zo deden
we dagelijks uitgebreid een koffie ceremonie, regelde ze voor ons een
tjad ceremonie (kauwen op blaadjes waar je een beetje high van wordt)
een zeer traditioneel gebruik en maakte ze dagelijks de heerlijkste, puur
natuur, gerechten voor ons.
We hebben er zelfs een kip geslacht. Jerzy had met zijn grote mond gezegd
dat als je vlees at, je dan ook in staat moest zijn het dier te kunnen
doden. Zo gezegd zo gedaan. Tsigit, de huishoudster maakte het beestje
voor ons klaar en de tweeling hielp met slachten. De gewoonste zaak van
de wereld. Ondertussen was ik zeer geboeid door de gieren die op de dooie
resten kip af kwamen. Ze stonden nog geen 3 meter van me vandaan! Ze zijn
mooi van de lelijkheid, ze zijn vies en brutaal maar wel spannend.
Tijdens ons laatste ontbijt had Jana zoveel klaar gemaakt (en ook wat
foliepapier er bij gedaan) dat we ook nog genoeg voor een lunch onderweg
hadden. We hebben de hele dag nog kunnen nagenieten van alle verwennerij
(ik heb alle gerechten opgeschreven en ik hou mij er aan dat als ik thuis
ben, de hele boel ga kopiëren)
De weg naar Addis Abeba is er een van uitstekende staat maar wel erg druk
met ezels, kippen en kinderen. We hadden van andere mensen de coördinaten
van het Amba hotel gekregen, dus dat gingen we opzoeken. Alleen, het waren
de verkeerde gps coördinaten dus het was alsnog even zoeken en vragen.
Uiteindelijk kwamen we aan en hebben de tent op de parkeerplaats uitgeklapt.
We vinden het heerlijk om in onze eigen tent te slapen en dus willen we
daar wel wat moeite voor doen. Met de manager zijn we een mooi prijsje
overeengekomen en we konden meteen aanschuiven in het bijbehorende restaurant.
Helaas had de Sudanese ambassade nog niets over de goedkeuring van ons
visa gehoord maar tot onze opluchting waren ze niet verbaasd over hoe
wij het geregeld hadden.
Op onze tweede dag in Addis zijn we maar richting stad gelopen. Wij vinden
dat nog steeds de beste manier om een stad te leren kennen. Onderweg kwamen
we erg veel armoede tegen. Veel bedelaars, jong en oud. Ik heb nog nooit
zoveel zieken, zwakken, zwervers en armoede op straat gezien. In Addis
zijn de bedelaars over het algemeen erg aanhoudend en soms ook agressief.
Niet dat ze je iets aan zullen doen maar het aanklampen, kilometers achter
je aan blijven lopen en schreeuwen maakt het soms wel wat vervelend. Soms
schiet de politie of een volwassene je te hulp maar een paar woorden in
het Armanic helpt vaak ook. Maar de mensen zijn hier soms zo gehandicapt
(mensen die alleen op hun handen kunnen schuifelen, open wonden hebben
of anderszins iets ernstigs aan ledematen hebben) dat het je echt aan
het hart gaat.
We weten al een tijdje dat we weer wat onderhoud aan de auto moeten doen
maar hebben er geen zin in. We steken nog even de kop in het zand (we
rijden ook nu niet dus…………..) en bezoeken liever
de musea en slenteren door de stad.
De musea zijn zeer de moeite waard. We schudden Lucy de (plastic) hand
en genieten van de informatie en de hoeveelheid cultuur.
Dan is dan toch de dag aangebroken dat we met de auto aan de slag gaan.
We gaan naar Moenco Toyota garage. Omdat we op woensdag middag aankomen
kunnen we niet meer worden geholpen. En de volgende dag is profeet Mohamed
jarig en kunnen we ook niet geholpen worden. We balen een beetje van onze
eigen luiheid maar wachten gestaag. We vermaken ons met het lieve en gezellige
personeel van het hotel. Ik maak mij druk om de viezigheid van de toiletten
en zie het als mijn missie de klanten van een wijze hygiëne les te
voorzien en warempel mijn inspanningen lijken vruchten af te werpen. Na
een paar dagen is de plee zichtbaar iets schoner.
Op vrijdag spoedige wij ons vroeg in de ochtend naar de garage, waar we
een afspraak hebben gemaakt. Na nog geen 1 minuut binnen te zijn geweest,
heeft de manager een blik op onze auto geworpen en het oordeel geveld.
“ Deze auto helpen we niet” en met een onfatsoenlijk wegwuivend
gebaar geeft hij de voorman de opdracht om ons niet te helpen. Ze hebben
de onderdelen niet, is het verhaal ons model is te oud. Wij proberen nog
te vertellen dat we niet veel onderdelen nodig hebben en dat we vooral
een professionele blik nodig hebben. Het mag niet baten. Wij gaan boos
en teleurgesteld weer weg. Na een paar minuten stel ik voor om terug te
gaan en deze man eens te vertellen wat wij elkaar nu aan het vertellen
zijn. Wat een stuk onfatsoen!!! Ik vraag aan de balie waar ik de manager
kan vinden en stap zijn kantoor binnen. Een beetje verbaasd kijkt hij
naar de vrouwelijke farensj (blanke) en besluit mij met technische auto
precisie om de hoofd te slaan. Gelukkig weet ik precies waar hij het over
heeft en kan ik hem zeggen dat hij het helemaal bij het verkeerde eind
heeft en dat ik teleurgesteld ben in zijn manier van werken in dit grote
bedrijf (zijn mensen hadden op zijn minst ons even te woord kunnen staan).
Ik eis een inspectie van onze auto. Oké, na een hoop gesoebat krijg
ik een gratis inspectie. Ik ga naar Jerzy terug maar die is al helemaal
klaar met alles en we gaan weer weg. Via het hotel krijgen we de naam
van Abbasyn garage en hij brengt ons er naar toe. Vriendelijk worden we
geholpen en binnen een ochtend is het probleem (tikken onder de auto)
geanalyseerd en opgelost.
Het is prima toeven op de parkeerplaats van het Amba hotel. Allemaal
lieve en gastvrije mensen. Het is een wereld op zich. De crew heeft zich
als een hechte familie ontwikkeld. Er wordt hier heel wat af geknuffeld
en gekletst. En wij moeten er vaak om lachen. Op hun beurt moeten zij
vaak om ons lachen en we blijven alle aandacht krijgen. Soms is dat ook
vermoeiend en liggen dan om 8 uur al op een oor. Ook al is het echt erg
gezellig en hebben we veel lol, we zijn het spugen, geen wc hygiëne,
douchen met een kommetje water en alle aandacht krijgen ook wel eens zat.
Op zaterdag nemen we afscheid om vervolgens naar Lalibella te gaan.
Deel twee Ethiopie
Er zijn een aantal dingen die een overlander vreest op zijn reis: Een
is overvallen te worden en de andere is een ongeluk te krijgen. In het
eerste geval is het advies alles te geven wat de rover wil hebben zodat
je je leven spaart en veilig thuis kan komen. In het andere geval, dat
van een ongeluk, is het advies om door te rijden zodat het dorp je niet
lyncht en je dus ook je leven spaart en je veilig thuis kan komen.
Wij reden vanuit Kombochja, het noorden van Ethiopië naar Lallibella
en we waren pakweg een uurtje aan het cruisen, hadden een steile bergpas
achter de kiezen en begaven ons nu in wat vlakker gebied.
In de verte zag ik een bus met flinke snelheid onze kant op komen, vanwege
een vrachtwagen aan zijn kant, weken we wat uit naar rechts om hem ruimte
te geven om hem te laten passeren. Ons tempo was aangepast aan dat van
een keurig burger dat door een klein dorp heen reed.
Op het moment dat de achterkant van de bus ons voorbij aan het gaan was
kwam plots uit het niets, net achter de bus, een man aan rennen die in
rap tempo wilde oversteken.
Er was geen mogelijkheid om uit te wijken want ik was hem al gepasseerd
en het enige wat ik kon doen was mijn stuur opzij gooien. We keken elkaar
aan en hij klapt met een flinke dreun tegen mijn deur aan. Ik trap op
mijn rem en spring uit de auto. Ik zie hem verdwaast, alsof hij dronken
is, wat rond kijken en hij zakt door zijn knieën en ligt op zijn
rug naast de weg midden in het dorp. Hij pakt meteen zijn onderrug vast
begint geforceerd adem te halen en zwaar te kreunen. Paula sluit de auto
en komt er ook bij zodat we meteen maar eerste hulp kunnen toepassen want
we vrezen het ergste…
Het hele dorp komt naar ons toe en binnen luttele seconden staan er veertig
a vijftig man om ons heen. De meeste vrouwen beginnen meteen luidkeels
te huilen en de mannen kijken met zeer bozen gezichten ons aan. Ze willen
de jongen meteen oppakken en wegbrengen. Wij zoeken iemand die engels
spreekt want we begrijpen niet wat ze willen en ter gelijke tijd vertellen
wij dat we in het ziekenhuis werken en weten wat we moeten doen. “Bijna
dokter, bijna dokter,” zeggen we om de menigte te overtuigen dat
we weten wat we doen.
We checken de jongen en concluderen dat het hij geen uitwendige bloedingen
heeft en geen ledenmaten heeft gebroken wel zien we dat het iets aan heup,
onderrug of ribben moeten zijn.. Hij moet direct naar het ziekenhuis.
Een aantal heren wil dat we helemaal niet weg gaan en vinden dat er politie
moet komen. Ze gaan voor onze auto staan en beginnen de plek en de wielen
te markeren en te blokkeren. Er ontstaat een zeer grimmige situatie. Wij
willen de man echter meteen naar het ziekenhuis brengen om hem door een
echte dokter te laten onderzoeken en dat is tevens voor ons de kans om
het dorp levend te verlaten. De heren dringen aan om eerst naar de politie
te gaan en houden de deuren open Ze zijn bang dat wij weg rijden en dan
is hun kans verkeken op geld voor zorg en dergelijk. Gelukkig stopt er
een andere Landcruiser met vier heren erin die ons helpen en bevestigen
dat we hem meteen naar het ziekenhuis moeten brengen. Met enigszins wat
overwicht en directieve aanpak krijgen wij het voor elkaar om te gaan.
Iedereen wil mee, en wij hebben maar een plek voor een iemand. Door het
dorp wordt en broer van de man naar voren geschoven die met een flinke
dot quat achter de kiezen al hoofdschuddend boos mee gaat. Wij gaan hoe
dan ook naar de politie vindt hij. We rijden als debielen met twee auto’s
naar het dorpje Hayk en komen aan bij een medische post waar we de jongen
uit de auto slepen en hem naar de dokter brengen. Deze onderzoekt hem
en concludeert het zelfde als wij dat het is iets met zijn rug, heup of
ribben moet zijn en dat we naar een andere stad, 25 kilometer terug Dese,
moeten gaan waar ze een X-ray machine hebben en ze een foto kunnen maken.
De jongen wordt weer in de auto gesleept en broer lief wordt onbeschofter
en onbeschofter. Hij wil naar de politie en midden op het marktplein staat
hij te zeuren dat deze moet komen. Uiteindelijk vind hij een agent die
ons nummer op schrijft. Wij willen nog steeds als de donder naar het andere
ziekenhuis want vrezen ernstige dingen. Gelet op de ademhaling van de
jongen.
Uiteindelijk rijden we weer terug, we nemen afscheidt van de vier heren
die er voor ons op de juiste tijd op de juiste plek waren en ons zo goed
geholpen hebben.
25 kilometer over een piste vol stenen en gaten met een kreunende man
die je net hebt aangereden naast je, Paula op de middenconsole en de broer
op het dak rijden we naar Dese. We stoppen niet in het dorp ook al wil
de broer nog even contact met zijn familie. In de Dese komen we aan bij
een groot ziekenhuis, we slepen de jongen naar de arts, leggen hem op
tafel en ontmoeten dokter Wessen, een kleine Ethiopische vrouw die kordaat
optreed en een zeer ferme indruk maakt. Ze onderzoekt de jongen en geeft
aan dat hij zich niet al te veel moet laten gaan. Hij krijgt een injectie
met iets voor de pijn en ze wil een foto maken voor de zekerheid en hem
dan ontslaan. De jongen wordt op een brancard gelegd en we slepen hem
door de lange donkere vieze stink gangen van het ziekenhuis, het is op
zich rustig in het ziekenhuis omdat het zondag is. Maar iedereen lijkt
de jongen te kennen en de twee blanken graag aan te willen staren en boos
o o o o te willen schudden. Wanneer moeders binnen komt begint het theater
helemaal, ze begint ontzettend te huilen en te jammeren. We ontfermen
ons maar over moeder en vertellen nog een keer dat we medische specialisten
zijn en dat het echt allemaal goed komt. De familie imam tevens oom en
stamoudste brengt iedereen tot bedaren en bedankt ons voor het snelle
handelen, zo ook komen twee broers binnen die ons ook bedanken.
We voelen aan alle kanten dat ze de schuld in onze schoenen willen steken
en wij moeten betalen. Gelukkig zijn we overtuigd van onze onschuld en
kunnen wij bewijzen dat het de jongen zijn eigen fout is want hij is rennend
overgestoken en tegen onze auto aan gelopen.
De foto wordt gemaakt en het is wachten, wachten en nog eens wachten.
Wanneer de arts de foto ziet ontstaat er een grote discussie met de familie
en zij besluit de jongen op te nemen voor 24 uur om er zeker van te zijn
dat er niks aan de hand is. De foto wijst wel uit dat hij niks gebroken
heeft maar misschien heeft hij inwendige bloedingen of andere complicaties
en ze wil wel zeker zijn. Of wij even alles willen betalen…. Dokter
Wessen geeft aan dat in Ethiopië diegene met een auto de kosten betaald
en wij natuurlijk de beste zorg voor de jongen willen dus betalen het
een en ander. Gelukkig hebben we niet al te veel geld bij ons en moet
de familie ook betalen op voorwaarden dat wij de volgende dag het terug
betalen.
We besluiten, nu we moeten wachten, dat we samen met de broer naar de
politie gaan om aangifte te doen. We rijden naar het bureau waar een discussie
ontstaat tussen broer en agent en deze verteld ons uiteindelijk dat we
terug naar Hayk moeten gaan omdat het daar gebeurd is. Wij staan wat verdwaast
aan de kant van de weg omdat het niet in Hayk is gebeurd maar in Amomo
en dat voor ons politie, politie is en we nu weer helemaal terug moeten
rijden en ook willen we eigenlijk wel iemand die engels spreekt voordat
we verder gaan.
Die zelfde ochtend gaan Zeni, Lemlem en Rahel, drie zussen naar de plaatselijke
kapper om een mooi coiffeur aan te laten meten omdat ze de volgende dag
afscheidt nemen van elkaar en nu nog even willen tutten. Zeni gaat terug
naar Nederland waar ze al geruime tijd woont, Lemlem gaat naar Amerika
waar haar man misschien gaat werken voor de Ethiopische kerk en Rahel
moet terug naar Addis Abeba. Wanneer ze goed en wel zitten en hier volgens
de plaatselijke traditie het hele hoofd in gesmeerd hebben met boter en
henna wat goed is voor haar en hoofdhuid krijgt Lemlem het op haar heupen,
ze moet de kapper verlaten, ze wil weg, ze moet er uit.
Er wordt een doek om het haar geslagen van de vrouwen en gedrieën
verlaten ze met onafgewerkt haar de kapsalon en stappen ze in hun auto
.. zodra ze ons zien snappen ze het niet. Zeni herkent het nummerbord
vanuit Nederland en ze besluiten te stoppen en te kijken wie wij zijn
en wat we doen..
Zeni spreekt goed Nederlands Duits en Engels maar bovenal en het belangrijkste
ze spreekt Amharic. Bij het aanhoren van wat ons die ochtend is overkomen
en wij vertellen over het ongeluk, is het voor hun duidelijk waarom Lemlem
perse de kapper moest verlaten. God wil dat wij jullie helpen, dit moet
zo zijn zegt ze. Wel hebben ze een auto vol zitten met kinderen en hebben
ze het haar vol met boter en henna. We besluiten naar hun huis te rijden
om een andere auto te vinden waarmee we terug naar Hayk kunnen rijden.
De broer is de hele tijd bij ons in de auto en wil gaan. We voelen ons
een beetje opgelucht want wij hebben uiteindelijk iemand gevonden die
ons kan helpen. Het duurt een eeuwigheid voordat we vervoer voor iedereen
kunnen vinden maar uiteindelijk gaan we op weg naar de politie in Hayk.
Zeni en de broer zitten bij mij in de auto, Paula en Lemlem en Rahel gaan
met de bus.
Via een steile met rotsen bedekte weg komen we op de parkeerplek van het
politiebureau en krijgen we te maken met de inspecteur. We moeten in zijn
kantoor plaats nemen en ik moet al mijn papieren laten zien. Eerst het
Nederlands rijbewijs dan het internationale rijdbewijs dan mijn paspoort,
het kenteken nummer, hoelang ik op school heb gezeten hoeveel kilometer
ik al gereden heb in mijn leven. Hoelang ik een auto heb etc etc. Echter
op geen enkel papier staat dat ik in Ethiopië auto mag rijden dus
dat is het eerste probleem. Gelukkig heeft Zeni ook een Nederland rijbewijs
en kan ze de overeenkomsten met een Ethiopische rijbewijs uitleggen. Lemlem
verteld de inspecteur kordaat dat het ergens anders om gaat en uiteindelijk
mogen wij ons verhaal doen en wordt er rapport gemaakt van wat ons is
overkomen.
Broer zit naast ons boos te kijken en af en toe zijn hoofd te schudden.
Het hele verhaal wordt opgemaakt in het Amharic en Zeni vertaald voor
ons en ik zet mijn handtekening. Vervolgens willen wij de procedure weten
hoe het nu verder gaat want wij willen weg en weten waar we aan toe zijn.
De inspecteur wil eerst naar de plaats van het ongeval voordat hij ons
verder informeert, zodra we naar buiten lopen en we in onze auto willen
stappen geeft de beste man aan dat ik niet meer mag rijden en de auto
nu bezit is van de politie, (oeps), aangezien de politie in dit dorp geen
auto heeft hebben we ook weer een nieuw vervoersprobleem. Er wordt weer
even in het Amharic gebakkeleid en besloten wordt om met een ander in
beslag genomen auto op pad te gaan. Drie agenten, drie zussen een broer
en wij met zijn twee worden in de auto gepropt…..
Wanneer we aankomen in Amamo kan de inspecteur geen sporen vinden van
het ongeluk, wel heeft hij een meetlint bij zich een groot papier en moet
hij volgens de procedure een plan uittekenen. Het enige wat we kunnen
vinden zijn de stenen en strepen die de dorpsbewoners hebben gemaakt toen
we geparkeerd aan de kant van de weg eerste hulp aan het verlenen waren.
Of wij dan maar een punt aan willen wijzen waar het slachtoffer is gevallen
zodat hij kan meten…. Wij gaan terug in onze herinnering en proberen
ongeveer in een gebied van 20 meter aan te geven waar het ongeveer gebeurd
is. Voor hem niet goed genoeg en ik moet maar een punt aanwijzen zodat
hij volgens de procedure kan gaan meten.. Ik weiger een exact punt aan
te geven waar ik niet zeker van ben. Bij navraag bij de dorpsbewoners
verteld de een dat de jongen van rechts kwam de ander dat hij van links
kwam en een derde dacht dat ik de buschauffeur was. Enigszins boos stapt
de inspecteur in de auto en geeft hij aan dat hij niks aan ons heeft.
Terug over de piste naar Hayk. Lemlem en Rahel besluiten met een bus naar
Dese te gaan omdat ze een kind moet voeden en ze meer informatie willen
halen over wat we kunnen doen.
In zijn kantoor legt de politieman uit dat diegene die een auto heeft
altijd schuldig is en moet betalen, het enkele dagen duurt voor dat de
aanklacht geformuleerd is en vervolgens het een aantal weken duurt voordat
de rechter oordeelt wat voor straf ik krijg. Maar een boete krijg ik toch
en de medische kosten van de jongen moeten we zo wie zo betalen.
We moeten eerst afwachten hoe het met de jongen gaat en bidden dat het
goed komt, geven we met elkaar aan. We kunnen geen kant op en wachten
op de informatie die Lemlem voor ons aan het uitzoeken is .
Lemlem is getrouwd met Berihun een pastor en de directeur van de protestante
kerk van heel noord Ethiopië en is een belangrijk man die men in
alle dorpen kent een zeer gerespecteerde familie is die wat te vertellen
heeft in de streek. (wie kun je beter tegen komen in zo’n situatie?)
Zij komt terug met Rahel. Zij wil garant staan voor ons zodat de politie
ons kan laten gaan en onze auto vrij kan geven….. Helaas ze gaan
naar Amerika, wist de politieman dus dat was niet goed genoeg, want wie
gaat betalen als er op langere termijn toch iets aan de hand is met de
jongen. Lemlem en familie besluiten er een plaatselijke vriend erbij te
halen genaamd Heiloo, (ook weer een man waar de politie respect voor heeft)
hij wil wel gerant staan voor mij. Officieel wordt schriftelijk de garantie
vastgelegd. Ook krijgen we te horen dat er twee procedures zijn in Ethiopië;
de officiële via de rechtbank en de andere is een goed gesprek met
de familie waar een en ander in betaald moet worden zodat we de rechtsgang
afkopen en wij spoedig en vrij onze reis kunnen vervolgen.
Besloten wordt uiteindelijk om mijn paspoort aan Heiloo te geven zodat
wij vrij zijn en met onze auto in de streek kunnen bewegen en de volgende
dag de familie te bezoeken voor een goed gesprek.
Moe en helemaal vol rijden we terug naar Dese naar het huis van Lemlem
na een gezamenlijke maaltijd duiken wij om 19:30 in bed kapot en helemaal
op, vallen wij meteen in slaap in ons eigenbed. We mogen van de familie
op de compount van de kerk slapen. Terwijl de zussen nog even naar de
kapper gaan om het werk af te maken waar ze die ochtend aan begonnen waren.Gelukkig
bereikte ons het bericht dat de familie wel met ons wilde spreken en dat
het beter ging met Adam maar dat hij wel aan het infuus ligt omdat hij
niet eet en drinkt.
Om 4 uur zijn we klaar wakker nerveus bespreken we alle mogelijkheden
en wachten we tot het ochtend is. We maken kennis met Berihun de man van
Lemlem een zeer gedreven pastor die snel naar zijn dienst moet, wij willen
eigelijk naar het ziekenhuis om te weten hoe het met Adam gaat immers
daar hangt veel vanaf. Maar moeten wachten tot hij klaar is, uiteindelijk
gaan we met zeven man naar het ziekenhuis.
Maandag ochtend, het ziekenhuis is vol met mensen, overal liggen, zitten
en hangen mensen die wachten op familie of behandeling. Een penetrante
geur van jodium, ziekte, schoonmaak middel, ongewassen mensen, stinkende
wonden, riekende toiletten vult de ruimte waar we door heen lopen en geeft
de staat aan van het ziekenhuis aan, we worden er onpasselijk van. Gelukkig
kunnen we meteen door lopen naar de afdeling van Adam, hij is in de gang
op een brancard geparkeerd en ligt met een houten stok waar het infuus
aanhangt met gesloten ogen en weigert een hand te geven of enig ander
sjoege. De dokter wordt er meteen bij geroepen maar de hoofdzuster geeft
aan helemaal niets te willen vertellen omdat we geen papier van de politie
mee hebben genomen, die moeten we eerst maar even in Hayk hallen. We besluiten
even te wachten, gelukkig komt dokter Wessen ons opzoeken en verteld dat
Adam geen enkele complicaties heeft en hij met ontslag wordt gestuurd
maar eerst moet de specialist hem nog even zien en de uiteindelijke beslissing
nemen . Het hoofdgebouw en de afdeling van Adam wordt gescheiden door
een klein pleintje wat buiten is en waar een klein beetje frisse lucht
is. De familie van Adam is er ook we stellen ons aan elkaar voor maar
ze zijn boos en zeer afstandelijk, behalve de Imam en een broer die ons
nog steeds dankbaar zijn voor onze snelle helpen. Wanneer alle partijen
er zijn wordt er besloten om met elkaar in gesprek te gaan. Iedereen is
blij dat het de jongen goed gaat. De familie wil wel akkoord gaan met
dat wij de kosten betalen voor het ziekenhuis en wat extra zodat ze een
schaap kunnen kopen en deze kunnen opofferen om de goden weer goed te
stemmen en het onheil van het ongeluk af te kunnen wenden. Vervolgens
gaan we allemaal uit elkaar, individueel wordt er met iedereen gesproken
(omdat het wel erg op een publieke vergadering gaat lijken), Berihun spreek
met de imam de andere twee mannen die met ons mee zijn gegaan met andere
kopstukken uit de familie van het dorp. Wij wachten samen met Zedi en
Lemlem op wat komen gaat, dan komen alle mannen bij elkaar we komen tegenover
elkaar te zitten op houten ziekhuisbankjes en weer wordt alles door gesproken
en weer gaan we uit elkaar. Gelukkig komt dokter Wessen erbij en verteld
de familie dat ze wel veel kunnen vragen maar dat dat geen sinds de realiteit
is en niet fair, dat ze dat ook nooit via de rechter zouden krijgen, de
familie is bang dat hij zijn leven lang invalide is en daar moet alvast
voor betaald worden, de dokter legt uit dat elke verzekering met het rapport
van het ziekenhuis akkoord gaat dat die officieel is en dat er dus niks
meer te halen valt. Intussen doet de specialist zijn ronde en besluit
bij het zien van Adam dat het genoeg is geweest, het infuus gaat er uit
de man moet gaan zitten want hij wordt ontslagen, hij zal pijn hebben
maar het is een gekneusde rib en that’s it.
De familie moet nog wat informatie bij elkaar halen en er wordt een bedrag
van 800 birr gevraagd, wij begrijpen reeds een klein beetje het spel doch
druist het in tegen alles wat wij ooit geleerd hebben over rechtvaardigheid
we moeten mee doen met het spel want anders zijn we nog maanden in Ethiopië
en krijgen we toch een boete van de rechter omdat wij een auto hebben
(en dus zo wie zo schuldig zijn). We leggen uit dat wij ook niks meer
hebben dat de auto ons enige huis is, dat ik geen vader meer heb die veel
vee heeft en dat we op het eind van de reis zitten en echt geen geld meer
hebben. En ook wij moeten een schaap slachten om het onheil wat Adam ons
heeft gebracht af te wenden.Uiteindelijk komen we weer bij elkaar en op
voorwaarden dat zij een brief ondertekenen waarin staat dat ze afzien
van de vervolging van mijn besluiten gaan wij akkoord met 600 birr (4
a 5 maand salaris voor een quat verkoper, voor ons 60 euro). De onderhandeling
wordt bezegeld met een handdruk en alle gezichten van de familieleden
klaren op. We moeten bij ze komen zitten en we moeten maar vrienden worden.
De menigte om ons heen begint weer om eigen bemoeienissen te bekommeren
want nu er een prijs is gevallen is het minder interessant) Alles wordt
op schrift gesteld en via karbon papier gekopieerd. Iedereen zet een handtekening
4 getuigen vullen hun naam erbij en wij kunnen op weg naar de politie.
Wel hebben we nog een rapport nodig van de specialist dat hij Adam vrij
geeft. We besluiten dat ik naar de bank ga om het geld alvast te wisselen
want het zal nog wel even duren. De bank vindt het maar raar dat ik geen
paspoort heb en wil me eigelijk geen geld geven….. wanneer ik rijbewijs,
carnet en andere spullen kan laten zien dat ik echt Jerzy Koopmans ben
kan ik dollars wisselen. Paula zoekt intussen de specialist op maar die
weigert een papier te schrijven met de conditie van Adam hij wil eerst
een week wachten en dan een nieuwe keuring en dat zet hij pas zijn handtekening.
Omdat de onderhandelingen gedaan is is ons zwaar geschut de heer Birrhun
en de andere paar heren al weer weg zijn hebben we niet zo heel veel meer
waar mensen naar willen luisteren, Paula en Zeni proberen het nog even
via de directie van het ziekenhuis maar we besluiten maar dat ik alvast
met de imam naar het politie bureau in Hayk ga, de pieste wordt wederom
gereden en een drie kwartier later komen we aan in Hayk aan en is de inspecteur
met pauze. Ik kan om 13:00 terug komen, we drinken een fanta (door ons
betaald in het plaatselijke restaurant, immers de gewoonste zaak van de
wereld) de imam verteld in Amharic dat hij geopereerd moet worden aan
zijn hart. Of we ook daar even wat geld kunnen neerleggen.
Wanneer we terug gaan naar de inspecteur die driekwartier naar het verlopen
van de pauze pas aankomt zetten moeten we naar de gewone politie toe om
daar de bevestiging te schrijven dat ik een vrij man ben, bij navraag
blijkt hij een traffic police man te zijn en is de echte inspecteur de
gewone politie aan wie de zaak nu is overgedragen. We moeten een formulier
maken waarop de afspraken in juridische termen geformuleerd staan. Weer
moeten we op weg naar de markt waar de plaatselijke klerk in een bamboe
hut op het marktplein consult houdt. Achter aan in de rij, gelukkig bij
het zien van een blanke wil iedereen mij wel voor laten met als tegenprestatie
dat ze allemaal mee mogen kijken, er word een officiële brief gedicteerd
en kunnen we terug naar het gewone politie bureau, daar blijkt bijna alles
in orde te zijn totdat ze vragen wie de imam eigelijk is, die blijkt geen
officiële vertegenwoordiger te zijn van Adam, we moeten maar terug
gaan naar Dese om daar de handtekening van Adam op te halen. Moe gestreden
bel ik Paula die bij Lemlem is omdat ik niet weet waar Adam is. Hij blijkt
inmiddels ontslagen te zijn en naar zijn zus is gegaan in Dese. Boos belt
Lemlem terug die de inspecteur kent en in het Amharic wordt de heer fijn
en pittig uitgelegd dat hij een problemen krijgt als hij nu niet gewoon
mee werkt (hij doet inderdaad onnodig moeilijk). Besloten wordt dat ik
mijn paspoort terug krijg en vrij man ben en dat de familie de volgende
dag de handtekening komt brengen. Dus waar is Heiloo (om mij van mijn
paspoort te voorzien)? Iedereen op het politiebureau denkt dat ik weet
waar die man woont maar ik weet het niet, uiteindelijk weet een agent
waar het is en wordt hij op pad gestuurd hij geeft aan dat het handiger
is met een auto te gaan en ik besluit hem een lift te geven zodat het
wat voorspoedig verloopt. In de vorige verhalen hebben we verteld dat
er vaak maar een asfaltweg is in de dorpjes dat is nu ook het geval. Het
is in ieder geval niet op de weg die wij nemen…we gaan langs de
kippen, ezels en marktkramen en rijden door een grote modder boel richting
het achterland van het dorp. De weg is een grote modderbak en de auto
zakt regelmatig tot assen in de drek. Wanneer het pad ook nog fijn steil
wordt en we af en toe door de glibberigheid wegglijden richting de afgrond
en bomen breekt het angst zweet mij uit, de agent blijft al 20 minuten
zeggen dat het nog een minuut ver is, wij moeten met 4x4 het pad vervolgen.
De moeilijkste weg tot nu toe op de hele reis. Uiteindelijk komen we op
het kantoor van heiloo. Heiloo is er en hij heeft mijn paspoort….
Die wil hij wel aan mij geven maar dan moet het papier door midden gescheurd
worden dat hij garant voor mij staat, dus hij staat erop mee terug te
gaan naar het politiebureau, nog steeds heb ik maar plek voor een persoon,
na veel getouw trek en dankbaar dat ik hem ben gaan de twee heren maar
op een stoel zitten, ze krijgen een staaltje 4x4 rijden te zien waar je
u tegen zegt. Ik heb het helemaal gehad en al vloekend breng ik ze terug
naar het bureau. Daar betuig ik mijn dankbaarheid maar weer een keer en
uiterst vriendelijk neem ik afscheid van alle agenten met wie we de laatste
twee dagen gesproken hebben. De imam heeft een bevel gehad dat hij de
volgende dag de handtekening moet brengen want anders krijgt hij een boete
van duizend birr. We rijden terug maar Dese en halen paula op bij Lemlem
en rijden met z’n drieën naar de zus van waar Adam verblijft.
Via een bergweg komen we bij de zus aan die ons hartelijk ontvangt. Adam
is er ook en eindelijk laat hij blijken dat hij ook een beetje kan lachen
en maakt fatsoenlijk contact, er vindt een officiële koffieceremonie
plaats als teken dat wij in goede harmonie tot zaken zijn gekomen. Wanneer
Adam aangeeft dat hij eigelijk het geld helemaal niet wil hebben en dat
hij blij is dat wij hem zo snel naar het ziekenhuis hebben gebracht, snappen
wij eindelijk hoe de vork in de steel zit of toch niet meer. De broer
die mee ging naar de politie was geen broer maar een afgevaardigde van
de familie die weer familie is van de politie agent en allemaal zagen
ze hun kans om veel geld van deze twee blanken te krijgen. Maar dankzij
de drie engeltjes die wij tegen zijn gekomen Zeni, Lemlem en Rahel en
natuurlijk de man van Lemlem, Heiloo en de dokter hebben wij verkomen
dat we leeg gezogen zouden worden in het corruptiespel die ze met ons
hebben proberen te spelen. Adam heeft onder druk van de familie zich bozer
en zieker voor gedaan dan dat hij echt was. Wanneer hij dat niet zo doen
dan zou hij onterft worden ofzo en is hij ook gewoon een marionet geweest
in het vieze spel. We lachen erom en genieten van de koffie die vers voor
onze neus gezet wordt. Adam zet een handtekening wij geven het geld, en
zien dat Adem 100 birr krijgt en de imam de rest in zak steekt. Wij zijn
weer vrij en vinden het maar een vreselijk avontuur voor 60 euro. Maken
een paar foto’s (daar hebben we op z’n minst recht op, vinden
wij) en gaan terug naar de familie van Lemlem waar we s’avond gezamenlijk
de maaltijd mee nuttigen en wij nog een keer onze dankbaarheid tonen.
Zonder hun en zonder de vier mannen in de landcruiser en zonder de dokter
had het verhaal een hele andere wending gehad.
Helemaal klaar met de mentaliteit in het noorden hebben we geen zin meer
in lalibella, we hebben er genoeg van we willen ons visum voor sudan en
onze reis vervolgen.We rijden terug naar het Amba hotel.
Dit keer pakken we onze tijd wat praktischer aan door de update te plaatsen,
weer even naar de garage te gaan (veren zijn weer ingezakt en nu heeft
het ene getik plaats gemaakt voor een ander getik) kleding te wassen,
auto uit te mesten en te wassen en naar de Nederlandse ambassade te gaan
om verslag uit te brengen van ons avontuur. Sterker nog we gaan s’avonds
naar een westers restaurant om even een lekkere opbeurende steak te nuttigen.
Tanzania.
maart 2005
De reis op en rond de wegen van Afrika is bijzonder, we rijden een stuk,
zoeken een mooie plek uit in de informatie die we hebben, of op aanwijzing
van andere reizigers , kijken of we het kunnen halen en gaan op weg. Bijna
elke keer is het een traktatie waar we aankomen. Dan is het op een 18
eeuw’s landgoed en dan is het in een missie post bevolkt met allerlei
dol enthousiaste mensen die je van harte welkom heten. Het rijden door
Afrika is minder moeilijk dan dat we aanvankelijk hadden gedacht, elk
land heeft een grote, gewoon goed geteerde weg waar je best kilometers
op kunt maken en wanneer we willen nemen we de zijweggetjes van zand..
Aan die grote weg gebeurd het allemaal, om de zoveel kilometer staat er
een dorpje, vaak is er iets van een markt. Busjes met schreeuwende mannen
die vragen om passagiers staan klaar om je verder het land in te nemen.
Om de busjes heen begeven vrouwen of jongens zich met flesjes drinken
fruit noten of levende kippen die hun waar proberen te slijten aan de
reiziger. De weg is ook het enige wat geteerd is, ernaast ligt meteen
het stoffige zand met her een der een immense mango boom die schaduw geeft
aan de bank die onder hem staat.
Iets verder van de busjes staan wat houten krotjes die dienen als winkel.
Bijna elk dorpje heeft een plaatselijke grossier, een lemen hut met tralies
voor de ramen beschildert met een fel oranje knor reclame of een grote
lachende tandpastatube die je garandeert witte tanden geeft. Binnen is
het donker, een ouderwetse toonbank scheidt het kamertje van de klant
en eigenaar, elk plekje wordt gebruikt om iets te stallen. Alles is in
kleine zakjes verdeeld, je koopt er olie, zeep, waspoeder, koekjes, bloem,
scheermesjes en water en allemaal in dat kleine zakje, voorbereid op de
paar munten die de mensen verdienen. Voor de rest staan tot aan het plafond
kisten gevuld met lege colaflesjes. De muren zijn zwart van de rook omdat
het huisje ook meteen de keuken is van het gezin dat in die zelfde kamer
woont.
Een beetje land heeft de weg dat door de stad heen loopt begunstigd met
een verkeers -drempels, onmogelijke hobbels waar je bijna je 4x4 in moet
schakelen om er over heen te komen en die een ramp zijn voor de veren
onder de auto.
Midden op de weg, aangekondigd door een groot stop bord met een hek, staat
strak in uniform de plaatselijke autoriteit, knuppel in de hand te kletsen
met iedereen die zich om hem heen begeeft. Iedereen weet de man of vrouw
aardig te benaderen want anders gaat hij moeilijk doen en staat je het
een en ander te wachten, wij zoeken zijn blik en wachten op goedkeuring
dat we rustig verder kunnen rijden. Een enkele keer worden we aangehouden,
vaak willen ze weten waar we vandaan komen en wat we komen doen. Beroepsmatig
nieuwsgierigheid zullen we maar zeggen, zeker wanneer ze vragen of paula
echt mijn vrouw is of misschien wel mijn zus.
Op de bank onder de mangoboom zitten een aantal mannen te zitten, ze aanschouwen
alle passanten die vorbijkomen en het lijkt dat ze discussiëren over
wat ze net hebben gezien. Tussen de winkels door verkopen vrouwen maïskolven
die klaargemaakt worden op kleine vuurtjes en spelen kinderen met spullen
die ze aan de kant van de weg vinden. Zodra sommigen je zien zetten ze
een zielige blik op wrijven over hun buik dat ze honger hebben en maken
een gebaar dat ze willen eten, dan de grootse ogen en een gebaar dat jij
hun dat eten moet geven een enkel kind doet het heel agressief en eist
het meteen op. Doch meestal zwaaien ze heel lief en vinden ze het geweldig
wanneer je terug zwaait en helemaal als je ze in hun taal groet.
De berm is er voor de ezels, die staan daar in alle rust te grazen. En
enkele keer bedenkt er een om aan de andere kant van de berm te grazen
wat maakt dat je angstvallig je rem in de gaten houdt wanneer je langs
de plaatselijke kudden rijdt. Over de zelfde weg gaat ook het grote verkeer,
grote oude logge vrachtwagens gekleurd in vele kleuren rollen door de
stad of staan met pech aan de kant van de weg. Wanneer ze met pech staan
dan wordt dat aangeven door een aantal grote takken die om de paar meter
aankondigen dat er een obstakel op de weg is. Wanneer de chauffeur en
zijn reisgezellen het zelf kunnen repareren dan zitten ze met ze allen
om het probleem heen en heeft iedereen wat vast, wanneer ze er niks aan
kunnen doen liggen ze onder de auto te slapen en branden achter de wielen
vuurtje waar een potje op staat te koken. Voorbereid op lang wachten.
Tussen de dorpjes door begeef je je meteen in de bush, omgeven door bomen
bossen en of struiken waar de afgelopen decennia, misschien wel nooit
iemand wat aan heeft gedaan maar wel om de zoveel meter een zandpad de
bush lijdt. Zodra je buiten het dorp begeeft kan je weer harder rijden.
Aan de kant van de weg staat overal waar te koop. Een grote zak met houtskool
of een stapel brandhout. Langs de rand van de weg lopen mensen met van
alles op hun hoofd, takken, kannen water of gewoon drie sinasappels in
een zakje, een enkeling heeft een parasol. Overdag zijn de kinderen in
uniform en iedere school heeft zijn eigen kleuren en lopen ze het hele
stuk naar school of naar huis aan de kant van de weg, zelfs de hele jonge
kinderen, die wij in europa nog angstvallig beschermen tegen het gevaar
van de grote boze buitenwereld hebben de verantwoordelijkheid om hun nog
kleinere broertjes mee te nemen.
In de wat rijkere landen zie je dat er meer fietsen gebruikt worden als
pak ezel, alles waar ze iets aan kunnen hangen hangt iets. Soms wel eens
een fiets met vijftig kippen vastgebonden aan de stang, stuur of extra
stokken op weg naar de plaatselijke markt.
Wanneer we stoppen bij een markt dan komen er meteen de verkopers naar
je toe die wat aan je willen slijten en wanneer je wat koopt dan komt
de buurvrouw verontwaardigt naar je toe dat je dan ook wat van haar moet
kopen. In de winkel gaat het anders, bij de grotere winkels kom je binnen
je begeeft je naar de toonbank vraagt om bijvoorbeeld twee identieke gevarendriehoeken,
dat wordt opgeschreven en doorgegeven aan de magazijn bediende, die er
naast staat, die haalt ze op, vervolgens mag je ze bekijken en wanneer
je ze wilt kopen dan wordt je door verwezen naar het loket met de caissière,
die weer aan de andere kant zit, daar betaal je en krijg je een reçu
waarmee je terug naar de toonbank waar je ze net bekeken hebt en mag je
de gekochte waar op halen. Deze wordt vakkundig door de volgende bediende
in een zak ingepakt en dan mag je gaan. Doch nog niet helemaal want bij
de uitgang staat een securityman met een geweer om zijn nek of knuppeltje
die zeer nauwkeurig je tas bekijkt en de bon of de spullen overeen komen
met elkaar, als alles klopt dan krijg je een grote stempel met “check”
en mag je daadwerkelijk het pand verlaten. Heel Afrika is begeven met
beveiligingspersoneel, de lonen zijn zo laag en er zijn zoveel mensen
die een baan nodig hebben dat het heel goedkoop is om op elke hoek van
de camping/winkel huis of bedrijf een eigen wachter te hebben.
Wanneer we stil staan en niet zijn opgemerkt door verkopers dan komen
er mensen naar je toe die graag een praatje met je willen maken, vaak
een aantal jongens die je het hemd van je lijf vragen en graag met je
willen lachen, ze vinden het fantastisch wanneer je opzoek bent naar lokaal
eten, voor de gemiddelde afrikaan ben je een multi, multi miljonair die
nooit hoeft te werken alleen maar heel sjiek eet en woont. Het is onvoorstelbaar
dat je ook maïspap eet of de heerlijkste plaatselijke rijstgerechten
die hun waarschijnlijk de neus uitkomt..
Bij het vertellen dat wij twee verpleegkundigen zijn worden de wenkbrauwen
wat opgetrokken, Dat van Paula dat snappen ze maar ik, nee ik moet dan
wel een dokter zijn. Ze liggen helemaal dubbel als ik ook nog eens vertel
dat ik net zo vaak kook als Paula, en man die als verpleegkundige werk
en kookt, now way.. En wanneer we dan zeggen dat we het hele stuk met
de auto zijn komen rijden, dan denken ze dat we ze voor de gek houden
en worden ze een beetje boos. Een serieus gezicht wordt opgezet en ze
vragen of Afrika aan Nederland grenst, wanneer we dan zeggen dat we in
Spanje met de boot naar Marokko zijn gegaan is dat voor hun het bewijs
dat we liegen, steken een hand uit en feliciteren je met je eigen gekheid.
De volgende vraag is dan: Maar hoe werkt dat dan in jullie stam, wanneer
jij moet koken en de vrouw gaat werken: wie zorgt er dan voor het vee?
De leukste vraag tot nu toe was die van een jonge herder die naar mij
toe komt de zelfde vragen stelt en vervolgens vraagt of ik eigenlijk wel
een gat in de tuin kan graven, wanneer ik antwoord dat mij dat wel moet
lukken moet ik mijn handen laten zien, vakkundig worden mijn handen gecheckt
of er überhaupt wel eelt op zit. Bij het zien van een paar eeltbulten
krijg ik het voordeel van de twijfel, maar het zal nooit zo’n goed
gat zijn als dat een afrikaan kan graven.
Via de missiepost van Mbeya zijn we via Iringa naar Dar es Salaam gereden,
waar we onze auto hebben gestald op een camping zodat wij met de boot
naar Zanzibar kunnen gaan Dinsdag rijden we in de vroegte met een taxi
naar de haven en zitten om 7:30 op de boot.
Eind van de ochtend zitten we in Stonetown. Het eiland kondigt zich aan
op grote afstand. De witte stranden en de palmbomen maken een bounty eiland
indruk. Wij zien het maar als een vakantie in een vakantie, hebben alle
spullen in een rugzak zitten en zijn van plan een dag of drie op het eiland
te verblijven.
De aankomst is druk en chaotisch we moeten langs de douane voor de toeristische
formaliteiten, krijgen een prachtige stempel en lopen naar de poort van
de haven, daar ontmoeten we Carlos een van de “tout’s”,
(teken) worden ze genoemd in de lonely planet, mensen die wat van je willen
en je niet meer loslaten. Vakkundig als we zijn geworden, laten we niks
los en lopen zeer overtuigend de stad in. Carlos loopt een heel eind mee
maar krijgt niks te horen van onze plannen ook al weten we dat hij ons
gratis naar ons hotel brengt. Uiteindelijk denken wij dicht in de buurt
te zijn van onze slaapplaats en verzoeken hem vriendelijk ons nou maar
een met rust te laten. Moeilijk, moeilijk maar we krijgen de complimenten
dat we zo vol weten te houden en Carlos geeft op en loopt terug naar zijn
plekje bij de ingang van de haven. Wij lopen overtuigend verder want we
hebben een plattegrond bij ons en deze uit het hoofd geleerd. Na een dik
uur lopen, het zweet gutsend uit de koppakking zijn we er zeker van dat
we verdwaalt zijn. Het hotel zou 5 minuten van de haven zijn wij zijn
al minstens een uur onderweg. We moeten ons overgeven, we zijn verslagen,
we moeten het vragen. Omar, die een zelfde functie bekleed als Carlos
en ons gratis naar het hotel brengt ziet aan ons dat we gestoeid hebben
en kan er erg de humor van inzien. Het hele stuk lopen we terug en bij
de eerste weg links aan het begin van de weg die wij hebben genomen zijn
we er…. Wanneer we de volgende dag de straat uitlopen komt Carlos
hard lachend en op zijn knieen slaant naar ons toe, hij heeft het hele
verhaal gehoord van Omar maar vindt het jammer dat hij niks voor ons had
kunnen doen. Maar mochten we nog wat willen dan kunnen we bij hem terecht.
Stonetown is een Arabische stad met prachtige architectuur overal staan
kraampjes waar ze spullen verkopen, we kunnen uren wandelen in de kleine
straatjes die de stad heeft. Ook maken we hier onze eerste echte serieuze
regenbui mee, om 6 uur begint het te regen en om 12:00 regent het nog
net zo intensief als dat het die 6 uur eerder is begonnen, alsof ze een
bakwater leeg kiepen. De straten veranderen in rivieren en niemand kan
meer iets doen. Het regent pijpenstelen.
Na een paar dagen stad waar we heerlijk hebben genoten van de overheerlijke
zanzibariaanse keuken doen we een toeristische spice tour. In een busje
langs de boerderijen waar je ananas, mango, noodmuskaat, peper, vanille,
kaneel, koffie, kruidnagel, gember, pomela’s, cacao, kokosnoten,
tumarec, citroengras, bananen en ga maar door kan zien groeien, een waar
paradijs voor de kok. Wij vinden het erg leuk om al die dingen die we
dagelijks in de keuken gebruiken vers aan de struiken te zien hangen.
En blijken sommige producten geheel anders te groeien dat wij ooit hadden
gedacht. Na Stonetown laten we ons verleiden dat Carlos ons met een busjes
naar het andere kant van het eiland brengt, wij mogen zelf de slaapplaats
uitzoeken. Kwendah rocks wordt het, en drie dagen genieten we van ons
eigen bounty strand met een azuurblauwe zee. Het leven wordt nog primitiever;
strand, eten ,zwemen, strand en eten en slapen. We ontmoeten ook drie
engelse jongens, Karen, Jason James die een maand op vakantie zijn, we
biljarten, eten gezamenlijk en genieten vol op. De laatste avond loopt
het behoorlijk uit de hand en pootje over ziet meneer Koopmans de maan
onder gaan en de zon weer op komen en moeten we met een flinke kater afscheid
nemen van dit heerlijke eiland.
Vanuit dar es Salaam rijden we in de richting van Arusha en na een paar
honderd kilometer doemt dan eindelijk de Kilimanjaro op, helaas is hij
omgeven door wolken en zien we allen de onderste kant maar toch het is
een mijlpaal op onze reis, we hebben al besloten om hem niet te beklimmen
omdat het te duur is maar bij het zien van de hoogste berg van dit continent
worden we even op de proef gesteld, want het is wel heel gaaf om het te
doen, we besluiten er appart maar een keer voor terug te komen. Ook is
dit precies de helft van de rit kaapstad - Cairo en mogen we bijna aan
de nieuwe kaart beginnen. We stoppen in Moshi.
Daar ontmoeten Sarah en Mike die we nog kenden uit Windhoek en genieten
van een heerlijke etentje. Wij maken ons op voor het Serengeti park en
de Ngorongoro Crater. Wanneer bij aankomst blijkt dat het eigelijk alles
veel te duur is en we driedubbel alles moeten betalen, auto personen slapen
rijden in het park, besluiten we allen de krater in te rijden en het Serengeti
park over te slaan (jammer dat Tanzania zo ongelofelijk duur aan het worden
is en dat ze van plan zijn en het nog duurder te willen maken ).
Een dag en een nacht en een ochtend begeven wij ons in een stukje paradijs
op aarde, we slapen met de zebra en buffels op de kampeerplek, en hebben
het idee dat Noach hier veel van zijn beesten heeft gestald, een echte
Safari in Afrika.
Via via krijgen we te horen dat het makkelijk is om in Dar es Salaam de
visa aan te vragen voor Sudan en het lijkt er op dat we terug moeten.
We besluiten in iedergeval terug te rijden naar Arusha en de paasdagen
af te wachten wat we moeten doen.
Na enige lichamelijke activiteiten (een stukje naar de stad lopen) wat
we eigelijk een beetje hebben verleert begint Paula toch veel spierpijn
te ontwikkelen als ze later ook nog een koortsaanval heeft vrezen wij
dat ze officieel de Paas malaria mug tegen het lijf is gelopen en eerste
Paasdag begeven wij ons in de ochtend naar het ziekenhuis. Met een microscoop
worden de parasieten in het bloed van Paula opgezocht en scoort ze positief.
Malaria…..met daarbij een flinke darm infectie. Als je dan toch
ziek wordt, dan kun je dat maar het beste hier doen. Het ziekenhuis was
prima van kwaliteit en het koste maar 15 dollar.
Uitzieken en wachten op verder bericht wat betreft de visa.
De camping in Arusha is een perfecte plef voor overlanders, helaas rijden
er in afrika veel grote vrachtwagens rond volgestampt met toeristen die
een stuk van de overlanders trip doen. (kaapstad - nairobie) en helaas
denken sommigen van die overlanders dat ze alleen op de wereld zijn en
maken veel lawaai wanneer hun dat uit komt, wat zorgt voor enige irritate.
leukere overlanders zijn Hazel, Pieter en hun drie zonen. ( www.Redheadsontour.co.za
) die besloten hebben om maar een jaar met hun drie kinderen door afrika
heen te trekken, elke dag worden de kids 2 uur onderwezen maar hebben
nu vakantie, helaas worden ze ook verjaagd door het lawaai en vertrekken
ze vroeg de volgende dag doch hopen we dat we ze weer ergens tegen zullen
komen, afrika is niet zo heel groot. Het contact met redheadsontour is
een vooraankondiging van onze ontmoeting met Dutch-Courage, al enkele
dagen zitten we vlak bij elkaar in de buurt en proberen we een treffen
te arrangeren. Eerste paasdag lukt het dan eindelijk en kwomen Emiel en
Mirjam ons opzoeken. Het was een leuk om die twee in het echt mee te maken
en het werd een avond vol verhalen, tips en en spullen die we elkaar uit
wisselden.
Namibie - Zambia
Februari, Maart 2005
Toen wij Namibie inreden was het 46 graden! Oef, dat is weer even wennen.
Omdat we al een aardig eindje hadden gereden, zetten wij ons kamp op niet
ver na de grens, de camel lodge in Noorderoewer. Al waar Paula voor het
eerst kennis maakt met een schorpioen. Het was een kleintje maar des al
niet te min een beestje om voorzichtig mee te zijn en respect voor te
hebben. Dat deed Paula dan ook de rest van de avond en nacht op de ladder
van onze o zo hoge en droge daktent.
De volgende dag zijn we naar de Fish River Canyon gegaan. Meteen valt
ons op dat Namibie klaar is voor de grote toeristenstroom. Nu is het te
heet en zijn er weinig mensen maar de faciliteiten zijn er prima en in
de maanden april tm okt. is het hier dan ook echt druk. Wij kunnen gelukkig
overal naar toe zonder te reserveren. Het gebied staat ook bekend om zijn
hot springs. En hot was het! Het water kookte bijna. Gelukkig was er ook
een natuurbadje met wat koeler water. Het water is heel lekker zacht en
je kunt het drinken.
De canyon is een reusachtig natuurverschijnsel. Het is erg diep en overal
zie je prachtige stromingen & lijnen van de eeuwen dat het water zijn
weg kiest door het steen. (de op een na grootste Canyon in de wereld)
In het zuid westelijk deel van Namibie vindt je een grote woestijn, Het
grootste deel is sperrgebied en mag je er dus niet komen, er rijden gewapend
mannen rond die graag schieten. Het gebied heet Diamonds aria en alleen
al kijken naar diamanten of zoeken naar goud is strafbaar in dit hele
land, waar deze twee producten zorgen voor het nationaal inkomen.
Dus we blijven netjes op de piste die ons naar de verschillende toeristische
plekjes brengt. Namibie is van de Duitsers geweest (voordat ze het in
moesten leveren na de tweede wereldoorlog). De Duitse invloed zie je overal;
in de architectuur, plaatsnamen, taal en het heerlijke dikke zuurdesembrood.
We nemen een binnendoor weggetje naar Luderitz. De perfecte stad voor
een Stephen King verhaal. Het ziet er in eerste instantie leuk uit. Vanuit
het niets (de woestijn) op eens na 600 kilomter een Stad. “Kolemanskop”.
Deze is verlaten, nadat er geen goud meer te vinden was is iedereen vertrokken
en neemt het zand de plaats in van waar vroeger straat kozijn of huiskamer
was. Achter dit stadje ligt Luderitz. De kleuren zijn er mooi gele, blauwe
rode gebouwen die fel afstekken tegen de kleur van de woestijn. Overal
staan mensen te wachten op……..en wij worden door iedereen
aangestaard. Boven de stad torent de foeilelijke vuurtoren uit die op
het zogenaamde shark eiland staat. Daar is ook onze camping. De mensen
maken moeizaam contact en fluisteren elkaar wat toe bij het zien van een
toerist. De stad geeft een creepy indruk.
We hebben hier nieuwe accu’s gekocht omdat onze koelkast er steeds
mee op hield en dachten dat de achterste accu’s maar eens vernieuwd
moesten worden. Helaas waren ze niet de juiste maat en moest Jerzy zijn
eigenhandige en handzame in elkaar gelaste systeem weer kapot maken (wat
met onze nieuwe krik is gelukt).. De camping ligt aan de zee en we trakteerden
onszelf op zonsondergang aan zee met een heerlijk diner voor twee gemaakt
op ons gasstelletje (tja, het was Valentijnsdag, zie je)
Ons plan was om via een leuke weg naar Sossusvlei te rijden. Opgewekt
gingen wij weer op pad. Na een tijdje liep de temperatuur weer op (van
de auto) en durfden we het niet aan om nu de verlaten binnen weggetjes
te nemen. Dus wij opzoek naar een garage in Keetmanshoop. Op zich garages
genoeg maar wij vonden na uitgebreid onderzoek geen garage die onze vragen
kon beantwoorden en toen bedachten we dat we ons geluk in de hoofdstad
moesten proberen. Die nacht hebben we op een camping geslapen met kokerbomen
en een cheeta’s. De cheeta’s krijgen om 17.00 te eten en dan
mag je in hun hok. Ja, daag! Maar oké, met de eigenaar erbij durfden
we wel en hebben we ze zelfs geaaid.
We zijn dus wel via de leuke weggetjes naar Sossusvlei gereden omdat het
qua route niet veel uitmaakte. Het was een prachtige trip. De volgende
ochtend voor zonsopgang het park ingegaan en we waren gelukkig net de
drukte voor. Want de Sossusvlei moet je gezien hebben in Namibie.
Prachtige en trotse duinen doemen voor je neus op. Leuk, denk je nog,
ik wil graag de duin beklimmen. Het gaat langzamer dan je denkt en het
is ook ineens weer heter dan je denkt. Maar je wordt hoe dan ook beloond
met een prachtig uitzicht. Het gevoel van dat mulle zand aan je voeten
is heerlijk. Daarna zijn we doorgereden naar een 4x4 weggetje en dat hadden
we niet moeten doen. Na 10 meter zaten we al zo vast als een huis. We
baalden behoorlijk omdat we er echt zin in hadden. Je komt dan toch in
gebieden waar de massa toerisme niet komt en nu hebben wij wel zo’n
auto maar geeft hij niet genoeg power om door zo’n lullig weggetje
te rijden. Behoorlijk de smoor in hebbende gingen we weer terug. (we hebben
nog wel een klein wandelingetje gemaakt en we moeten toegeven: dat is
ook heel leuk en bovenal mooi.)
Op de camping werden we overvallen door een zandstorm, gelukkig had ik
net mijn lenzen uitgedaan en hadden we de tent nog niet uitgeklapt. Een
bijzondere ervaring, Hier hebben we nog een gezellige avond met een Nederlands
stel gehad (zij 5 maanden zwanger!!) en het was leuk om weer eens Nederlands
bij te kletsen. In de vroege ochtend zien we dat een jackhals aan ons
vaatje wijn zit te peuzelen (hadden we per ongeluk buiten laten staan).
Na het zien van Jerzy schrikt hij en druipt hij af en heeft hij niets
gehad (nou niet om die wijn maar een dronken jackhals vonden we wel wat
zielig.)
Daarna doorgereden (is maar een klein stukje) naar Sollitaire. Het is
eigenlijk geen dorp maar een garage, tankstationnetje, winkeltje en bakkerijtje
en een camping. Het is bekend door het boek Solitaire van Ton van der
Lee (Nederlander).
De tocht naar Windhoek bracht ons door prachtige bergen, doordat er zoveel
regen is gevallen is het een bloeiende & groene woestijn geworden
vol met bloemen.
Eenmaal in Windhoek aangekomen zijn we naar een backpackers hostel gegaan.
Moe van de leuke dingen die we gedaan & gezien hebben vielen we met
onze neus in happy hour. Een enorme pull voor 5 n. dollar en hadden we
ons voorgenomen om hier lekker een hapje te eten. Omdat wij 9 van de 10
keer vergeten te lunchen (wat je niet aan ons af kan zien…..), hadden
we ook nu weer ontzettende honger. Eigenlijk was het niet te eten maar
ja; who beats our camping kitchen anyway! Rozig zijn we in bed gestapt.
Omdat hier op zaterdag de winkels al om half 1 dicht zijn, gaan we in
rap tempo boodschappen doen. S middags barste de hemel open en hield het
niet meer op met regenen. Voor Namibie is dat erg goed (het blijft een
land van de droge woestijn) en we gunnen het ze heel erg maar voor onze
tent was het minder florissant. We dreven dan ook letterlijk (nou ja,
bijna dan) de tent uit. Na nachtelijk gemopper op elkaar (“waarom
heb jij daar nou ook niet aangedacht; dat droge dekbed is van mij en schuif
es opzij”) waarbij de straaltjes op ons hoofd terechtkwamen werd
het uiteindelijk toch weer zonnig. En dat is weer een voordeel voor ons
in Afrika: het is hier zo weer droog. De volgende dag hebben we meteen
de tent ingesmeerd met een speciaal goedje en kwamen we er achter dat
we een regenkap voor de tent hadden meegenomen (slim en op tijd zeg maar!)
en hebben die dus maar permanent geïnstalleerd.
Op zondag de hele boel gepoetst en uit elkaar gehaald en daarna bij het
zwembad liggen chillen.
Maandag zijn we in de garage. Omdat de auto power verliest (vooral in
de bergen zijn we blij dat ie niet linea recta weer naar beneden rolt),
de temp stijgt, de motor aan de rechterkant olie zweet en behoorlijk wat
zwarte rook uit de uitlaat, we zijn naar een specialistische garage gegaan,
Autorepairs Windhoek. Meneer Etszold en Kobus ontpopte zich als toyotavielen
en neurotisch wisten ze hoe elke systeem binnen de landcruiser werkt,
we waren blij met hun deskundigheid want we waren een beetje het vertrouwen
kwijt in de auto en maakte ons zorgen of we uberhaubt nog naar Nederland
konden rijden.
Het blijkt dat de vacuüm pomp niet goed werkt. Maar nu komt het mooiste:
de 4x4 heeft nooit gewerkt! Wij twijfelden al wel aan zijn kracht maar
dachten toch heus af en toe de auto in 4x4 te hebben gezet (en nodig te
hebben gehad). De monteur zei dat dat absoluut niet het geval kon zijn
en dat wij gewoon goede chauffeurs zijn omdat we toch steeds weer los
zijn gekomen (da’s dan ook weer een leuk compliment, echter voor
een hoge prijs.) Nu is het hele 4x4 systeem ook uit elkaar gehaald en
hopen we straks fatsoenlijk over een offroad weg te kunnen rijden. Kobus
(de voorman van de garage) heeft ons naar een backpackers gebracht omdat
de auto in de garage moest blijven staan. De volgende dag om 6.45 heeft
hij ons weer opgehaald en zijn we weer aan de slag gegaan. Grappig hoe
snel je weer opgenomen wordt in een totaal andere cultuur. Iedereen spreekt
hier een mengelmoesje van Engels, Afrikaans en Duits dus we kunnen elkaar
prima verstaan. Ook hier valt op dat men op een heel andere manier met
elkaar spreekt dan wij gewend zijn. Het gaat op zeer gebiedende en directe
wijze en er zit niets van beleefdheid naar elkaar in (waar wij alsjeblieft
en dankjewel zeggen, laat men dat hier achterwege). Pak dit en doe dat.
Voor ons blijft het wennen. Via de contacten van de garage komen we op
de camping van Guestfarm Elisenheim waar het ook puur genieten is (en
bijkomen van de pech die we met de auto hebben). De tamme Kudu (lees groot
hert) at de cocos koekjes op en de hond rende er vervolgens hard blaffend
achterna waardoor de koeien luidkeels weg hobbelden. Een heerlijk tafereeltje.
En dat elke ochtend weer. Met Andreas hebben we de nodige 4x4 ervaring
opgedaan (met zijn Toyota wel te verstaan). Zijn land was 10 km lang en
6 km breed. Bovenop de hoogste berg had hij een solarpanel en politie
antennes staan die dag en nacht bewaakt moest worden en wij mochten mee
om de bewaker af te lossen. Wat een weg. Zeg maar: wat een stijle, door
de bush zoek paadje. Voor ons was het heel leerzaam om te zien wat de
auto allemaal kan.
Boven op de berg staat een klein huisje waar de bewaker voor een week
verblijft. Wat ons opvalt zijn de stenen waar het bed op is gezet. Bij
navraag heeft deze verhoging een bijzondere reden. ‘s nachts komen
er namelijk dwergen op je af die je in je ogen wil kijken. Maar het aankijken
door een dwerg brengt ongeluk. Je kunt er ziek door worden en zelfs van
doodgaan (of iemand in je nabije omgeving). Door die verhoging kan de
dwerg je niet in je gezicht kijken en overkomt he geen onhiel.
Na een week in de garage te hebben doorgebracht kunnen wij weer op weg
en komen wij begin maart aan in Zambia aan. Natuurlijk zijn we naar de
Victoria falls gegaan en het is inderdaad zo als overal omschreven: een
wereld wonder. Maar het aller leukste is nog dat iedereen bevangen wordt
door een soort kinderlijkheid. Vanwege de kracht waarmee het water ter
aarde stort wordt water als een regenwolk omhoog gestuwt en dat maakt
dat het lokaal ontzettend kan regen. Loodrecht naar beneden komen duizenden
dikke druppels zetten die in een paar seconde je tot op je onderbroek
doorweken. Zodra je accepteert dat het niet anders is (wij hadden ons
voorbereidt door een waterdichte zak mee te nemen voor het foto toestel)raak
je in een staat van kinderlijk blijheid. Al plassen springend zingend
en dansend genieten bezoekers van dit fenomeen. We hebben alle paadjes
bewandeld die je kon bewandelen en hebben erg genoten van deze “
regenbui” Ook het Livingstone museum is een aanrader. Alwaar je
de originele brieven van Dr. Livingstone himself kunt lezen.
Omdat we in Zambia twee triangles (gevarendriehoek, maar zeg dat maar
eens op z’n engels) nodig hebben (we hadden er maar 1), en wel twee
de zelfde gaf de politie ons te verstaan……………..gingen
we naar “Auto world”.
Zo als gebruikelijk splits het team Africanroads zich op, zodat er boodschappen
en een persoonlijke beveiliging van de auto gewaarborgd kan worden. Paula
bleef dit keer bij de auto op de parkeerplaats. Alwaar de verkopers van
allerlei handelswaar meteen hun kans ruiken en al aangesneld komen om
hun waar aan te bieden. Een vermeende “ parkeerwachter” kwam
op de auto af. Hij vertelde dat het zijn parkeer terrein was en dat we
dus moesten betalen. (Na een aantal maanden Afrika weet je en zie je aan
zijn hoofd dat het niet zo is). De man hangt wat joviaal op de rand van
de deur maar opeens wordt zijn blik gegrepen door onze talisman, aan de
spiegel in de auto hebben wij twee gelukspoppetjes,het T kruis van Fransicus
en een zakje met wierook voor wanneer we echt geen doushe kunnen vinden,
hangen. Hij vroeg zich af of wij aan witchcraft deden. Paula legt uit
dat het positieve witch craft is en dat het ons geluk brengt op onze reis.
De Afrikaan bedacht er het zijne van vond het niks krabte achter zijn
oor vroeg zich af of hij een grotere tovenaar was en liet het parkeergeld
voor wat het waard was en koos het hazenpad, bang dat de witte heks hem
wat zou aan doen wanneer hij ons zou bedriegen.
Na de watervallen besloten wij wederom door het opslurpen van de tijd
aan de auto om maar zo snel mogelijk naar Tanzania te rijden. Onderweg
stoppen we bij het meer van de krokodil waar we een nacht op een oud landhuis
verblijven (plantage, alwaar het boek een huis in afrika is geschreven)
Vanwege de ook weer heerlijk heet water bronnen.
En 10 maart belanden wij weer aan de grens. Alwaar je geleefd wordt door
de criminele bendes die grensovergangen heten (zo zou Bob het zeggen).
We hadden ons voorbereidt we weten wat we moeten doen, de rollen verdeel,t
maar elke keer weer is het een spannend moment. Zodra je aan komt rijden
springen allemaal mensen voor je auto die je willen helpen de grens over
te gaan. Wanneer je dat weigert omdat je niks wilt betalen hoor je ze
in hun eigen taal spreken met de douanier zodat jij weer eens kan wachten
omdat ze familie van elkaar zijn. Dan maar naar de volgende…. Achter
aan in de rij. Met het uitzicht op de officieren die je moeten helpen
maar die een soort van trance voor zich uitkijken en het onduidelijk is
waarop zij wachten en jij dus ook kan wachten. Je probeert hun aandacht
te trekken maar niks help uiteindelijk staat er een op en geeft de carnet
een stempel en we kunnen het land uit. Dan naar Tanzania, immigration
en custums in de zelfde zaal, wat handig en efficiënt. De eerste
balie zijn ze leuk en gezellig zeker als we de persoon 50 dollar af moeten
geven voor een visa. Wat opvalt is dat er de hele tijd een bromvlieg om
ons heen zit in een mooi pak en een gouden horloge, we herkennen hem van
de grensovergang met Zambia waar hij ook al regelmatig op onze nek ging
zitten maar wij hem totaal geen aandacht hadden gegeven. Bij custums moeten
we weer een stempel hebben dus een kleine officier in een te strak pak
met gierende testosteron door zijn lijf moet bewijzen dat hij toch echt
een hele vent is en intimideert door op zijn geheel eigen wijze onze carnet
in te vullen, bij een kleine navraag of hij het wel goed doet door Paula
dreigt de carnet onderaan de papiermolen te belanden die hij die week
nog afmoet maken. Een klein overleg met de brom vlieg maakt dat we toch
verder kunnen en worden we ietwat directief naar de volgende balie verwezen.
“Hoelang blijft u, O 3 weken, dat is dan 25 dollar road tax, u heeft
geen 5 dollar briefjes, wisselt u dan maar met de broer van de bromvlieg.
Natuurlijk geeft hij je beste koers. Wanneer u hier klaar bent mag u naar
de politie. Ja, heeft u geen Tanzaniaans rijbewijs dan moet u extra betalen.als
u hier klaar bent kunt u naar het volgende bureau. U wilt verder rijden
met u auto dan moet u een stempel hebben en een verzekering. En wie hebben
we daar weer, de bromvlieg in elk hok waar je komt laat hij zijn hoofd
zien en bij het vragen waar we een verzekering kunnen krijgen voor de
auto wijzen ze allemaal naar deze strontvlieg, het blijkt een grote familie
te zijn…. Ruikend naar de drank trillend van de ontwennings verschijnselen
maakt deze vlieg een niet al te betrouwbare indruk maar alle officieren
op en rond de douane wijzen hem aan als de man voor ons. Geheel verloren
door de chaos en de onbekendheid van deze grensovergang besluiten we maar
zeer cynisch in zee met hem te gaan. Vragend of hij ons ook gaat zoenen
want genaaid worden we toch wel. O u auto is wel aan de zware kant he,
4 liter dat is dan 100.000 duizend shilling. Heeft u nog geen shilling,
ja en een wisselkantoor hebben we hier niet he dus ik adviseer je mijn
broer strontvlieg, wederom konden we voor een hele goeie prijs speciaal
voor ons wisselen bij deze man. En omdat we ook nog zijn nieuwe Nederlandse
vrienden zijn maakt hij eens speciale prijs voor ons, dan doen we gewoon
of je minder cilinders hebt, dat ziet oom agent toch niet.
Totaal verslagen door het systeem 190 dollar armer verlaten wij de vervelendste
overgang tot nu toe. En voelen medelijden met de kleine man die hier zich
zelf staande probeert te houden want het systeem is corrupt en oneerlijk.
Om 18:00 uur kunnen wij eindelijk onze weg vervolgen de duisternis in.
We moeten nog 110 kilometer rijden wat een moeizame toch wordt van 2 ½
uur. Om 9 uur s’avonds kloppen we aan bij de missiepost Karibuni.
Waar we onder de zegen van de heer op de parkeerplaats de tent op kunnen
zetten. De volgende dag blijkt de stad Mbeya een grote stad waar internet
is, een supermarkt, traditioneel eten en waar overheerlijke groundnuts
worden verkocht, we besluiten een dag langer bij de missiepost te blijven
en ons werk van de website af te maken zodat we in onze volgende avontuur
kunnen duiken. Want er is natuurlijk veel meer gebeurd maar willen geen
langdradige verhalen schrijven. Waarschijnlijk gaat het in Tanzania makkelijker
om een update te organiseren.
ZUID AFRIKA
Januari - Februari 2005
Het zal Afrika niet zijn wanneer het totaal anders is dan dat we verwacht
hadden dan dat het zou gaan. Wanneer we aan komen in Nairobi blijkt er
een vliegtuig verder te vliegen naar Johannesburg en hebben wij dus geen
recht op een overnachting in het hotel… maar we staan ook niet op
te passsierlijst om verder te mogen vliegen. We zitten vast op het vliegveld
in Kenia, ons probleem, hadden we het maar beter moeten regelen vindt
de dame achter de balie.
Echter wij dachten dat het ons probleem niet was. Zeker nadat een collega
van hun, deze warme worst voor heeft gehouden. Hadden wij geweten dat
het op deze manier geregeld zou zijn dan zouden wij wel degelijk en andere
keuzes hebben gemaakt. Op hoge poten naar de informatie balie om verhaal
te halen, na een tijdje te hebben gestaan krijgen we het idee dat we met
een kluitje in het riet worden gestuurd. We besluiten maar met enige stem
verheffing te zeggen dat Kenia airways een groot probleem heeft wanneer
ze niks voor ons gaan regelen. We moeten een uur wachten dan is daar de
oplossing, is het antwoord.
Tijdens de vlucht vanuit Ghana naar Nairobi begint Jerzy zich steeds belabberder
te voelen, pieken van hitte en zweet aanvallen nemen de algehele feestvreugde
over dat we weer onderweg zijn. Een lichtelijk ontstoken oog die op professionele
wijze onderzocht wordt door zuster Paula doet een douanier grappende wijs
zijn vermoede uitten dat ik mogelijk een Malaria geniet. “Zou hij
dan toch gelijk hebben” denken we. Helaas zit onze thermometer in
de auto en is er geen aan boord van het vliegtuig. We melden ons in het
uur dat we moeten wachten bij de Health Officier van Kenia Airport…
gespecialiseerd in tropische infectieziekten, dan kunnen we koorts uitsluiten
of niet. Meteen wordt de hoofdzuster er bij geroepen om een algeheel lichamelijk
onderzoek te verrichten.
Eindelijk krijgen we antwoord op de vraag: is het een dikke kater met
te weinig slaap of heeft Jerzy koorts. 40 graden slaat de thermometers,
Rose, de hoofdzuster gebiedt Jerzy te gaan zitten en niet zo te bewegen,
ze heeft de indruk dat de bewegelijkheid misschien wel door de koorts
komt. Paula begint te balen dat ik nou eens nooit mijn mond kan houden
en weer aan het kleppen ben over wat voor leuk werk ik wel niet heb in
Amsterdam, en dat we eigelijk collega’s zijn. Jerzy krijg twee paracetamol
en mag niet weg van de Keniaanse Hoofdzuster en hij moet zijn klep houden
van zijn eigen Hoofdzuster.
Een uur later kunnen we gratis in een hotel EN kunnen we die avond nog
met het vliegtuig mee naar Zuid Afrika, Maar eerst moet de koorts gezakt
zijn, gebiedt Rose. Wij besluiten mee te willen vliegen zodat we er zijn.
In zuid Afrika kunnen we makkelijker iets medisch ondernemen, en moeten
we in Kenia een visa kopen en weten we helemaal de weg niet. We kunnen
Rose overtuigen dat het beter is dat we gaan en niet gepland staan wij
vrijdag nacht om 01:00 uur in Jo’burg.
Echter zonder onze bagage… want die is nog in Nairobi…oeps,
niet door gestuurd door K.A. We besluiten maar op het vliegveld te blijven
en de nacht op een bank door te brengen…. De koorts pieken van Jerzy
nemen echter toe en het lijkt een steeds slechter idee te worden om op
het vliegveld te blijven, ook omdat de angst voor Malaria toe neemt. Om
3 uur ‘s nacht verhuizen wij van de bank naar het Holiday Inn en
komen we in een mooie veel te dure suite terecht.
Jerzy blijft zich ziek voelen (39,5 C koorts) en slaapt slecht. De volgende
ochtend een dokter erbij gehaald om in ieder geval malaria uit te sluiten.
Een bloedtest wijst uit dat het iets anders moet zijn. Hij moet aan de
antibiotica en omdat hij slecht geslapen heeft wil hij ook wel slaaptabletten
voorschrijven. Wij besluiten het maar even aan te zien, wanneer de koorts
aanhoudt dat kan hij alsnog antibiotica nemen. We bellen naar Rustenburg
dat we een dag later komen en Jerzy blijft 24 uur in bed.Gelukkig gaat
het vrij snel een beetje beter en konden we zondag richting Rustenburg.
Daar aangekomen werden we hartelijk ontvangen door Jeni en Herman. En
tot onze verassing zijn tante Hanny en Oom Herman er ook. Het is een gezellig
weer zien. En we genieten van een heerlijke braai en van het gezelschap
van deze lieve mensen. We kletsen lekker bij.
We hadden gedacht een dagje en een nachtje te blijven maar er wordt druk
een agenda voor aankomende dagen gemaakt met wat we allemaal moeten gaan
doen. We doen allerlei hikes in de buurt en genieten s’avonds van
de heerlijkste gerechten. (we proberen elkaar af te troeven met gerechten
en dat maakt dat er elke avond iets spectaculairs op tafel staat)
We gaan veelvuldig met Jeni op stap (kinders en Herman doen hun dagelijkse
verplichtingen) en het is echt genieten om met een kenner dit mooie gebied
door te stappen. Ze laat ons de prachtigste plekjes zien. En we zijn helemaal
flabbercasted wanneer we een rockpool aantreffen. In heerlijk koud water
laten we ons onderdompelen en als we vanuit dit natuur spa gebied naar
beneden kijken, zien we dat er een ongelooflijke waterval naar diep beneden
gaat. De apen hebben ons ook getraceerd (waarschijnlijk door al onze oooohhh’s
en aaahh’s) en schreeuwen van jewelste om ons heen. Maar ze zijn
banger voor ons dan wij voor hen en slaan na een tijdje weer op de vlucht.
De volgende dag brengt ons naar The Pilanesberg. Een mooi game/ natuurreservaat
maar niet al te druk. Het is een half uurtje rijden van hun huis en om
half 6 in de ochtend vertrekken we. We zien giraffen, apen, springbokken
en hartebeesten en zelfs een jackhals en op het laatst: een olifant. Ja
hoor, daar is hij weer! Hij staat pontificaal op de weg en kijkt ons schaapachtig
aan. “Hoi”, lijkt hij te zeggen. “ Ik ben lekker een
boompje aan het knakken, ook een stukje?” Eeehh, nou nee, erg vriendelijk
van u meneer de grote beest maar wij lunchen toch liever in het nabij
gelegen overdekte, beveiligde en daarvoor bestemde hutje. Maar toch bedankt,
zeg maar.
’s Middags voert Jeni ons mee naar een kennis van haar. Deze kennis
heeft een “olifanten speelplaats”. We worden speciaal uitgenodigd
om een olifanten interaction te doen. We maken kennis met 5 prachtige
dieren. We staan naast ze, praten met ze en geven ze te eten in slurf
en bek. (wist je dat olifanten echt hele grote kaken hadden??) Het is
de bedoeling dat je het eten echt op de tong legt. Hilarisch!! De olifanten
deskundige moet wel een beetje lachen om onze voorzichtigheid maar na
het vertellen van ons vorige avontuur (2 ½ jaar geleden) begrijp
hij het wel. En geduldig en langzaam neemt hij ons mee om de olifanten
te leren kennen. Na het eten spelen ze in het water en dat is echt een
geweldig gezicht. Je weet niet wat je ziet, 5 van die enorme beesten dartelen
en spelen in het water. Dank, wij zijn over onze angsten heen (een beetje).
Jeni verteld op de highschool van de kinderen wat voor gasten ze in huis
heeft en wat voor werk zij doen. De school is erg geïnteresseerd
en vraagt Jerzy om een paar groepen op school het een en ander te vertellen
over het werken met psychiatrische patienten op straat (bij Mentrum, rehabteam.)
Op vrijdag staat Jerzy 8 x voor een klas van 30 a 40 studenten (12- 18
jaar) over zijn werk te vertellen. Als een volleerd leraar doet hij zijn
verhaal. De kinderen zijn een en al oor en wij verbazen ons over de beleefde
omgangsvormen en interesse van de kinderen (wel vragen ze verdacht veel
over drugsgebruik en voornamelijk over de eventuele vrije toegang ervan
in Amsterdam). In iedergeval wil een meisje meteen komen werken bij het
rehabteam in Amsterdam omdat ze dol enthousiast is geworden. (is toch
1 op
’s Avonds worden we op pizza getrakteerd en de volgende ochtend
gaan we naar vrienden van Herman en Jeni om daar met nog meer mensen kennis
te maken (en te braaien, tennissen, paardrijden en zwemmen). Tjah, het
leven is hier heerlijk! Op zondag gaan we naar Clerksdorp om oom Herman
en Tante Hanny nog eens op te zoeken (en de andere broers) en lenen de
auto van Jeni.
Inmiddels hadden wij bij Mol geïnformeerd over het hoe & wat
met betrekking tot onze auto. We kregen te horen dat de boot weer een
week vertraging had en misschien dat onze auto wel helemaal niet op de
boot stond! Wel hebben we ooit.
Maandag zijn we naar ons tweede project gegaan. Het Lethabo Childeren
Centre in Pretoria. Hier wordt met man en macht gewerkt aan een mooi en
goed tehuis voor kinderen met aids of van wie de ouders zijn gestorven
aan aids. (zie www.lethabo.nl). Veel respect hebben wij gekregen voor
Anouk, die al haar energie & geld inzet om te helpen en dat doet ze
heel vakkundig!
We hebben gehoopt een klein steentje bij te kunnen dragen door vier dagen
mee te werken. Het tehuis wordt nog helemaal opgebouwd en er moest nog
veel gebeuren aan schilderwerk, dakwerkzaamheden, gordijnen en vloeren
etc etc.
Maandag zou dan eindelijk de auto aankomen in Durban. Maar……….nee
hoor, weer een week vertraging. Wel potverdorie. Nu begint de tijd toch
echt voor ons te knijpen en we worden zo langzamerhand een beetje gaar
van al dat wachten. We besluiten naar een backpackers hostel te gaan en
verblijven een weekje aan de kust (ook niet vervelend hoor). We begeven
ons tussen de stoere binken en strakke dames en laten het ons een weekje
welgevallen qua energie verbruik.
We proberen nog een dagje mee te doen door kite surf lessen te nemen maar
blijken geen echte talenten te zijn (jerzy krijgt het echter wel aardig
onder de knie). Maar leuk is het wel! Het is nog best moeilijk en ik wordt
dan ook een paar keer over het strand om hoog en meegesleept door de kite.Wat
een kracht zit er in dat ding, zeg!
En dan op 1 Februari is het dan zover. We kunnen de auto ophalen. Om
half 9 staan we bij Mol office en hebben er zin in! Wij denken: even betalen
en dan hop, the africanroads weer tegemoet. Eeeehhhhhh, maar niet voordat
we een dag of wat gebakkeleid hebben over de prijs. Want die blijkt 600
dollar duurder uit te vallen dan ons was beloofd. En een gewaarschuwd
mens telt voor twee en daarom hadden wij alles op papier laten zetten
door Kwaku Ofuchene van Mol office in Ghana. Maar die (*(&*%^^%&***!!$$!!!!)
was de helft vergeten er bij te vertellen en kwamen dus toch weer hoger
uit dan was af gesproken. Nu zijn wij natuurlijk niet voor 1 gat te vangen
(en in het bezit van een officieel document van de collega’s in
Ghana) en zijn de hele dag bezig geweest om korting te eisen (we wilden
eerst helemaal niet betalen maar dan kregen we de auto niet terug, leek
ons geen goed plan. Dan maar het beste er van maken/ zeuren/ eisen wat
al niet meer). In totaal hebben we er 150 us dollar van af gekletst maar
we waren nog niet tevreden. De volgende dag stonden we weer om half 9
op de stoep (de medewerkers keken elkaar met lede ogen aan) en kregen
we een lift om naar de haven te gaan. Wat bleek? Had die (#^**_(*_!!##!!
ons voor de verkeerde dag voor customs (douane) ingeboekt en konden het
dus op onze buik schrijven.
Na goede zaken gedaan te hebben met Rag Naidon van South African Clearing
Depots kon gelukkig toch geregeld worden dat de douanier dezelfde middag
nog kon komen. Wij vonden dat Mol die extra kosten moest betalen, zij
vonden dat natuurlijk niet. Mol was echter ook vergeten ons te vertellen
dat voor het inklaren en voor de douanier geld betaald moest worden (oh,
oh, oh wat een slechte voorlichting en medewerking krijg je van dit bedrijf).
En we hadden het zelfs gevraagd of er nog extra kosten ons ergens boven
het hoofd hingen. Nee, verzekerde Mol, echt niet en nergens niet!
Maar het goede nieuws is dat wij onze auto heelhuids terug hebben en dat
we blij waren elkaar weer te zien. Alles zat er nog op en aan. En zeer
verheugd gingen wij de volgende dag weer op pad. Richting Kaapstad. We
voelden ons meteen weer thuis in de auto en hier is het ons toch allemaal
om te doen.
De route naar Kaapstad is prachtig (vooral de zij weggetjes van de gardenroute).
Omdat wij hier al eerder op vakantie geweest waren zijn we er wat sneller
door heen gereden. Ook omdat we graag enig onderhoud aan onze auto wilde
plegen.
We zijn nog even bij Jefreys Bay gestopt om nieuwe t- shirts voor Jerzy
te kopen, was erg nodig (leuke & goedkope factory shops heb je hier.)
Ondertussen kwamen we er achter dat de auto wat moeilijk startte, en dit
werd eigenlijk steeds erger. Onderweg hebben we een accu vervangen omdat
we dachten dat een kapotte accu de boosdoener was. Maar, dat was dus niet
het geval.
In Kaapstad aangekomen zijn we op een camping in Muizenberg gaan staan.
Lekker boodschapjes bij de Pick and Pay gedaan ( enorme supermarkt), gebraaid
en een dagje bijgekomen.
De volgende dag op zoek naar een garage en dat bleek nog lang niet makkelijk.
We konden in eerste instantie alleen maar van die grote Toyota garages
vinden. We wilden graag naar een garage waar Jerzy zelf mee kon helpen
met het onderhoud van de auto. We vonden na veel doorgestuurd te zijn
en heen en weer gebeld te hebben onderdak bij AutoMotion in Paarden eiland
(wijk vlakbij de haven in Cape town). Daar werden we vriendelijk ontvangen
door echte auto fanaten en mochten we zelf aan de slag. “ En als
je hulp nodig hebt, dan roep je maar”! We hebben een lijstje gemaakt
met wat er allemaal moest gebeuren en zijn zelf op zoek gegaan naar de
verschillende onderdelen bij verschillende bedrijven (hier kennen ze de
juiste mensen en dat scheelt je een hoop geld). Ik heb inmiddels bezit
mogen nemen van het kantoortje en vermaak mij hier dus ook prima met allerlei
zinnige zaken zoals jullie op de hoogte houden van ons wel en wee (helaas
geen internet aansluiting). Jerzy heeft net de difflock gemaakt, (lekte
behoorlijk als we in 4x4 reden) het euvel van de low battery is nog niet
verholpen, maar we komen er nog wel achter wat er aan de hand is.
We verwachten hier nog een paar daagjes te blijven om aan de auto te werken,
een wasje te doen, site updaten. Hopelijk gaan we nog een dagje wijnroute
doen en de tafelberg beklimmen.
Het is in ieder geval een heerlijk weerzien met zuid Afrika en al hoewel
we weer verder gaan zijn we hier nog lang niet uitgekeken (en komen dus
gewoon weer es terug…..)
Hierna gaan we naar Namibie en komt onze volgende update ergens bij de
Victoria Falls. Tot dan…………..
Ghana,
December 2004 - Januari 2005
Bootje varen, theetje drinken, wanneer vliegen we nou in hemelsnaam naar
de overkant?
In onze vorige update hebben we beloofd dat het volgende verslag vanuit
Zuid Afrika geschreven zou worden. Zoals bovenstaande titel wellicht al
doet vermoeden, is niets minder waar en hebben wij enigszins vertraging
opgelopen. Maar laten we bij het begin beginnen………..
Vanuit Kumasi zijn we richting Senya Bereku gereden. We hadden zin in
een paar dagen rust en gingen opzoek naar een gezellig onderkomen voor
de feestdagen.We hadden gehoord van een kasteel aan de kust waar je kon
overnachten. Met de kerst in een kasteel, dat leek ons wel wat. Na Accra
uitgereden te zijn, alwaar een lange file stond vanwege een politie post,
kwamen we terecht in de velden richting zee. Een prachtig idyllisch gebied,
waar je je enkele honderden jaren terug waant.
Helaas was het kasteel niet wat we er van verwachtten en kon onze auto
niet op een veilig plekje staan. De reis ging verder naar Winneba, een
redelijk groot dorp. Een vriendelijke jongen wilde ons wel de weg naar
een hotelletje brengen, zo geschiedde. Kritisch als wij zijn, duurde het
even. Totdat het donker begon te worden en wij het gevoel hadden op kerstavond
in een stal te belanden. Op zich zou dat natuurlijk wel een schitterend
verhaal opleveren voor onze trouwe lezers ware het niet dat we net op
tijd ons onderkomen vonden in Lagoon lodge.
Onze “ wegwijzer” en inmiddels aangehaakte behulpzame taxi
chauffeur kibbelden nog even met Jerzy over de prijs die betaald moest
worden voor hun dienst verlening, terwijl ik de kamer van het hotel ging
inspecteren.
In dit heerlijk hotelletje werden we gastvrij ontvangen. Er was gelukkig
nog een plekje vrij in deze herberg. Moe maar voldaan (we hadden inmiddels
een uurtje of 10 rijden er op zitten) schoven wij aan de Jolof rijst met
een overheerlijk koud biertje er bij.
Gelukzaligend gingen wij de kerst tegemoet. Zelfs de kerst verlichting
was er klaar voor!
In dit hotel zijn we vijf dagen gebleven. Het was er zeer schoon, vriendelijk
en het eten was heerlijk. De eerste dagen hebben we lekker geluierd en
de update geschreven. Maandag gingen we vol goede moed naar de haven van
Tema om informatie te vergaren over het verschepen van de auto. We vonden
het echter wel vreemd dat het er zo rustig was. En wat bleek: ze hebben
de feestdagen verplaatst! Omdat kerst in het weekend viel, heeft iedereen
maandag en dinsdag vrij gekregen. Dat is pas aardig van Ghaneese overheid.
Een beetje pech voor ons………..
Dinsdag hebben we er een heerlijk toeristisch dagje van gemaakt; we zijn
naar het Kakum national park geweest. Waar we over de canopy walk way
hebben gelopen. Ach, denk je, dat doen wij wel even. Eenmaal boven en
in het midden van de brug (lees: plank met touwen) is het toch spannender
en ook langer dan verwacht. En, achteraf is het natuurlijk prachtig!
Daarna zijn we naar Cape Coast gegaan. Een prachtig ford met een behoorlijk
indruk wekkende (slavernij)geschiedenis. Wij werden er toch wel stil van.
Ook al weet je natuurlijk dat er vroeger verschrikkelijke handel is gedreven
en dat wij Europeanen niet trots op deze geschiedenis hoeven te zijn.
Maar de waarneming met eigen ogen laat toch altijd weer andere indrukken
achter.
Tijdens het ontbijt op woensdag ochtend raakten we aan de praat met twee
Japanse heren. Zij vertelden ons van de verschrikkelijke gebeurtenis in
Azie waar wij nog helemaal niets van af wisten. Toch weer raar dat er
zoiets gebeurd in de wereld en dat je bijna de enige blijkt die het nog
niet weet…………
Maar na enige tijd gesproken te hebben kwam ons gesprek op het onderwerp:
en wat doe jij hier in Afrika? Zij blijken tot onze vreugde de echte “
africanroads” bouwers te zijn. Zij zijn de projectleiders van de
wegenbouw tussen Accra en Cape coast. Het is een erg slechte weg die compleet
vernieuwd wordt (kosten: 60 miljoen dollar en een cadeautje van Japan
aan Ghana). Zij zijn wel een beetje jaloers op onze naam en wij willen
graag met deze africanroads bouwers op de foto.
Op woensdagmiddag herhaalden we onze missie en toogden wij ons naar de
haven. We hebben bij een aantal bedrijven “ research” gedaan,
totdat we dezelfde jongen tegen kwamen die we maandag ook tegen het lijf
liepen, die ons zijn kaartje had gegeven. Hij werkte bij een verscheping
bedrijf.
Na ons uitgebreide onderzoek besloten we met Mol in zee te gaan. De kosten
kwamen redelijk overeen met wat wij in gedachten hadden en de boot zou
vrijdag al vertrekken.
Dat kwam goed uit. Dan zouden wij Maandag al naar Durban kunnen vliegen.
Joepi!
Donderdag hebben we de hele rataplan geregeld. Contract gemaakt, auto
in de container, mooie stempel op ons carnet gekregen bij costums en meer
van dat soort bijkomende ingewikkeldheden. Wij vonden het al met al best
spannend omdat je je in een wereld begeeft waar je weinig kaas van hebt
gegeten en waar je toch zelf de regie in handen wilt houden omdat je auto
je erg dierbaar is. Met een redelijk vertrouwen en een gezond stukje achterdocht
maakten we de zaak rond.
Maar……………alweer een beetje pech voor deze
overlanders……….!
We hadden zelf al rekening gehouden met een stukje vertraging omdat het
de feestagen betrof. We belden vrijdag de maatschappij om te vragen of
we onze vrachtbrief al konden ophalen (dit is een document die je pas
krijgt als de boot vertrokken is en is een bewijs dat de inhoud container
van jou is). Helaas was dat nog niet het geval, hij zou pas maandag vertrekken.
Okay, dan bellen we maandag wel weer. De maatschappij vertelde ons dat
wij wel alvast konden vliegen naar Durban, ze zouden onze vrachtbrief
wel met een koerier naar ons toe sturen. Maar dat doen we liever niet
want je weet het maar nooit, we willen ‘m liever zelf mee nemen.
Ondertussen bedachten we dat het 31 december was en dat het leuk zou zijn
om daar toch een beetje aandacht aan te besteden. We streken neer in het
New Coco Beach Hotel. Toen we binnen kwamen lopen dachten we al dat dit
Far above our budget zou zijn maar wat wil hier het geval: ze hebben de
prijzen drastisch verlaagd met de feestdagen. Bij komend voordeel was
dat ze internet, een heerlijk zwembad, een live band en een goede niet
al te dure menu kaart hadden. Wij vermaakten ons prima. De champagne hadden
we koud laten zetten en het werd een heerlijk zwoele avond.
Maandag zou Mol contact met ons opnemen maar nadat we maar niets hoorden,
belden we zelf nog maar even.
En……………je raadt het al, weer was de boot
nog niet vertokken. Sterker nog hij was nog niet aangekomen, hij ligt
nog vast bij de haven van Lagos. Hij kan zijn lading niet kwijt en dus
nog niet terug naar Tema (ghana). Tot op heden ligt hij nog steeds vast
en zitten wij “ vast” in Accra.
Wij zijn inmiddels uit voorzorg naar een budget hotelletje verhuist.
Accra zelf is qua sfeer een leuke en gemoedelijke stad.
Op zich is er in Accra niet zo heel veel te beleven en ben je in een paar
dagen door de toeristisch attracties heen. Maar nu we hier al meer dan
een week in het zelfde hotelletje verblijven doen we toch weer bijzondere
ervaringen op. In de ochtend worden we steevast gewekt door onze buurman
die wel heel erg veel last van zijn longen heeft (blijkt uit het geluid
wat uit hij ten toon spreidt), zegt de schoonmaakster eindelijk goodmorning
tegen ons en heeft Jerzy het al voor elkaar gekregen dat hij meer eten
krijgt dan de normale porties (dit, nadat de kokkin ons een standje heeft
gegeven omdat jerzy uit mijn bord zat te eten en ze dus eerst dacht dat
ik het niet lustte. Toen we uitlegden dat Jerzy meer eet dan ik, besloot
ze dat hij te weinig kreeg en trok zich het leed van Jerzy aan.) We leren
zelfs al de ghaneese pop liedjes kennen.
Inmiddels hebben we kennisgemaakt met de openlucht bioscoop (al waar
de film een uur te vroeg begon………….) en een zeer
geavanceerd computer bedrijf. Naar hartelust kan men hier internetten,
up & downloaden en hebben ze een video zaaltje. Gisteravond zouden
we King Arthur gaan kijken maar het tweede hands dvd tje bezat nogal wat
krassen, dus haalden ze de meest slechte film van Rob Lowe van stal. Nou
jah, morgen nieuwe ronde, nieuwe kansen zullen we maar zeggen. De markt
hier in Accra is echt geweldig. Het onderhandelen is een ware ervaring
op zichzelf (gaat gepaard met veel humor) en het is een belevenis om al
het lekkers uit te proberen. Van gekruide gefrituurde banaan tot voor
je neus opengemaakte kokosnoot, alles hebben ze hier. De markthandelaren
laten je vrijwel met rust en dat maakt dat het iets meer relaxt is om
iets te vragen of gewoon even te kijken voordat je iets koopt.
In het hotel zijn inmiddels aardig wat Nederlanders aangeland. Het zijn
vrijwilligers die op weg zijn naar Tamale. Leuk om even in het Nederlands
bij te kletsen en bijzonder om hun verwachtingen en intenties te horen.
Op dinsdagochtend 11 Januari zwaaien we ze uit. Op diezelfde ochtend lopen
we naar Busy internet om te kijken of we al mail hebben ontvangen van
MOL (we zijn n.l. dit weekend eens stevig in de pen geklommen betreffende
het wel en wee van de vertaging). Wat schept onze verbazing: daar zitten
Anna en Juriaan. Wij zijn hun tegen gekomen in Winneba en hadden daar
een zeer gezellige avond met iets te veel sapjes. Zij wonen in Accra en
hadden ons bij hun thuis uitgenodigd. Maar helaas waren we hun telefoon
nummer kwijtgeraakt. Dus dit was wel erg toevallig. Die avond zijn we
bij hun wezen eten, overheerlijke falafel. En, erg gezellig.
Woensdag krijgen wij bericht dat onze boot die middag nu dan toch echt
is vertrokken.
En hup………..wij gaan op een drafje naar de vliegmaatschappijen
om te checken welke vlucht we kunnen gaan nemen. We worden vriendelijk
en zeer behulpzaam geholpen door Rowland van Kenia airways. Hij is zo
onder de indruk van ons verhaal dat hij ons uitnodigt bij hem thuis om
te komen eten en kennis te maken met zijn kersverse schoonfamilie (hij
is n.l. net twee weken getrouwd). Het wordt een gezellig avond met een
traditionele ghaneese maaltijd en een hoop gesprekstof over politiek,
cultuurverschillen en hoe het eigenlijk zou moeten in de wereld. Dit gezin
is erg bereisd en houdt wel van een discussie! Zo blijkt uit de felheid
waarmee gesproken wordt. Toch wordt er veel gelachen en lijkt het er op
dat we uiteindelijk allemaal hetzelfde zeggen. Moe maar voldaan worden
wij keurig bij ons hotelletje afgeleverd en zagen wij een glimp van hun
verbazing. (het is n.l. een beetje armoedzaaerig en dat hadden ze blijkbaar
niet verwacht)
Rowland beloofd zijn best te doen om business class plaatsen voor ons
te regelen en een mooi hotel in nairobi voor ons te boeken. Dit, allemaal
op kosten van Kenia Airways. We zullen maar zeggen……….Inschalla!
Wij hebben uiteindelijk toch genoten van onze vertraging. Onverwachts
zijn we bijzondere mensen tegengekomen en hebben leuke ontmoetingen plaatsgevonden.
We hebben heerlijk geluierd, middag tukkie gedaan, gegeten, gewandeld
en dit alles herhaalde zich elke dag.
Maar…………we vliegen nu vrijdagochtend naar Zuid
Afrika en hebben er erg veel zin in!
Tot dan,
Senegal.
29
November 2004
Ondanks de verwachting dat het moeilijk zou worden om Senegal binnen te
komen, zitten wij weer eens sneller in het land dan verwacht. Senegal
is totaal anders dan Mauritanië. De Arabier heeft plaats gemaakt
voor de Moor, de woestijn voor bebost gebied en wat vooral opvalt is dat
de vrouw terug is in het straat beeld. Echter zij heeft haar hoofddoek
ingewisseld voor een grote pot balancerend op haar hoofd. Statig maar
met een zeer uitdagende blik groeten ze ons met een grote warme glimlach.
Kinderen gillen “toebaa” wanneer ze de auto zien en veel mensen
zwaaien naar ons, een zeer gastvrij en gemoedelijke entree.
We slapen maandag avond toepasselijk in een herberg genaamd “le
franternite” en rijden de volgende dag meteen door naar Djiffer.
Dakar laten we links liggen vanwege zijn drukte en een kleine heersende
cholera epidemie, wij hebben meer zin in zon zee en strand.
De piste naar Djiffer is een klein avontuur, het is een landtong die steeds
dunner wordt. De vegetatie lijkt erg op die van een bounty eiland. Palmbomen
duiken boven kleine dorpjes uit en de witte stranden komen zo nu en dan,
dan wel links of rechts, tot vlak bij de weg. We vragen ons tien keer
af of dit het einde van de wereld is maar het wordt steeds pittoresker
en verder van de bewoonde wereld.
De weg is slecht, we hangen regelmatig in de gordels die ons beschermen
tegen het plafond of moeten om de weg heen rijden omdat hij niet te berijden
is. Na een aantal uur stof happen komen we aan op het einde van de landtong.
“Pointe de Sangomar” is de camping. Wij hebben een plekje
aan het strand. Omringt met palmbomen, varens, hagedissen, kokosnoten
en heel veel vogels.
In Djiffer blijven we een aantal dagen, we liggen voor het eerst een dagje
in de zon en genieten. Doch we willen ook naar het project en merken dat
het allemaal krap gepland is, onrustig willen we weer op pad. Er wordt
contact gelegd met Buba, de man van het project in Gambia. Wanneer we
bellen wordt er zeer vriendelijk opgenomen en Buba heet ons een warm welkom.
Medegedeeld dat we over een aantal dagen in Gambia zullen zijn en hij
biedt aan ons op te halen bij de aankomsthaven in Gambia (om in Banjul
te komen moet je met een veerboot de Gambia oversteken). Wij reizen naar
Toubacounta een plaats vlak voor de Gambiaanse grens en strijken neer
in een prive lodge van vissers uit Italië. De Barracuda van een dikke
meter hangt vers gevangen aan de haak voor de keuken.
Aangezien we veel dagen buiten de bebouwde kom spenderen komen we slecht
toe aan het schrijven en publiceren van de update voor de website en we
besluiten hier te blijven, eerst maar eens het werk af voordat we in het
volgende avontuur stappen. Mede vanwege het feit dat er een internet cafe
is in Toubacounta lijkt dit een geschikte plek te zijn. Nadere inspectie
van de mogelijkheden maakt ons duidelijk dat het ooit de bedoeling zou
zijn een internet cafe op te zetten, maar nu is er geen verbinding, laat
staan een computer. Toch genieten we van een prive zwembad en elke avond
van heerlijke verse gevangen vis en wij komen weer eens lekker bij.
Gambia is anders, de grenspost is zeer vervelend, we worden afgezet voor
veel geld bij een wisselkantoor en de douanier is uiterst onbeschoft.
Hij wil onze auto in beslag nemen om hem in de hoofdstad door de drugs
brigade te laten controleren. Wij laten het maar over ons heen komen en
bedenken dat het nog wel een hele dag kan gaan duren. Immers wij hebben
relatief weinig problemen
gehad bij de andere grensposten en het zat er een keer in dat we genaaid
zouden worden. Wanneer de man merkt dat we volledig mee werken en wij
voor zijn deurpost gaan zitten wachten tot het drugs squad is gearriveerd
stuurt hij ons weg, we worden bij de boot opgewacht door het team.
Wij vervolgen onze weg en komen aan bij de volgende politie post die ons
weer terug stuurt omdat die klooio zijn werk niet goed heeft gedaan, we
missen een stempel. Gespannen rijden we terug. Aangekomen bij de post
is de bui over bij meneer en hij schrijft een keurige brief waarin hij
elke politie post hoogst persoonlijk groet en informeert dat ze deze twee
“white men” maar een goede doortocht moeten geven omdat de
douane ons goed gecontroleerd heeft. Voor de rest is de laizzer passer
het zelfde als een carnet de passage. En is dit Afrika voor ons op zijn
meest logisch manier.???!
En inderdaad bij veel politie posten worden we eerst vervelend behandeld
maar na het lezen van de brief krijgen we een fijne doortocht.
De mensen zijn ook anders, waar Senegal elegant is zijn ze hier wat lomper
en onhandiger. Veel kinderen vragen dwingend om een cadeau en de sfeer
is af en toe gespannen.
Tot aan de overvolle overtocht met de veerboot moeten wij letten op wat
er allemaal om ons heen gebeurd, iedereen probeert iets van ons te krijgen.
En een aantal keren moeten we redelijk assertief de weg vervolgen.
In Banjul gaan wij eerst naar een camping, we zijn een dag te vroeg en
willen Sinterklaas met z’n tweeën vieren. Het pakketje van
Hendrik en Marije brand ons al weken in de koelkast…….. Wanneer
het donker is en iedereen een potentiële zwarte piet is vragen wij
aan onze Duitse buren om s’avond even flink op de deur te kloppen
en het cadeautje naar binnen te gooien.
Wij zingen, zij kloppen, wij blij, iedereen lachen. (dank u sinterklaasje,b2)
De volgende ochtend komt Buba ons ophalen, een ferme indringende handdruk
plus een grote glimlach van een man, klein van postuur doet ons voelen
alsof we elkaar allang kennen en het een fijn weerzien is. Voor ons een
begin van een unieke week.
Gambia
6
december 2004.
Lomp als wij zijn vragen we waar zijn auto is en hij kijkt ons aan en
zegt dat hij geen auto heeft en met de taxi is gekomen. Hadden wij natuurlijk
ook naar Bundung zelf kunnen komen, de dunste van ons drie verhuist weer
naar de middenconsole en er wordt koers gezet naar de familie. De weg
gaat dwars door de plaatselijke markt heen. Deze is 6 keer zo groot als
de Albert Cuyp, En Paula en Buba doen alvast wat boodschappen. Aan het
einde van de markt nemen wij een zandafslag de wijk in en komen we aan
bij huize Jammeh.
Grote rode ijzeren deuren worden geopend en wij treden onder aandacht
van de gehele plaatselijke jeugd, Buba’s terrein binnen. “Toebaa”
roepen ze in kinderkoor en met iedereen wordt handen geschud. Sommige
kinderen vinden ons maar eng en beginnen spontaan te huilen als ze onze
huid zien.
We worden door Buba aan zijn familie voorgesteld (12 man) en snappen niets
van wie nou wie is, broer of zus, oom, tante, moeder, we laten het maar
over ons heen komen, een enkele keer stellen wij ons dubbel voor. Ook
zij heten ons een warm welkom en nieuwsgierig kijken we elkaar aftastend
aan. Het is nog een beetje wennen maar het voelt wel meteen goed en zeer
hartelijk.
Even later krijgen we in een apart kamertje de lunch voorgeschoteld en
genieten wij van een onvervalste heerlijke cuisine. De zus van Buba (Binta)
is een superkok!)
Buba heeft zijn kamer afgestaan en wij voelen ons bezwaart vanwege de
ongekende gastvrijheid.
Het terrein waar ze wonen is een grote zandhoop omheint met overgebleven
betonblokken of ijzeren dakplaten of een combinatie van die twee. Er staat
een grote mango boom in de voortuin die in de na middag lekkere schaduw
geeft.
Aan de voorkant van het huis bevindt zich een kleine veranda. Wanneer
je naar binnen gaat kom je in de huiskamer. Hier staan een aantal stoelen.
De muren zijn wit van origine doch zijn aan de bovenkant zwart van de
rook de onder kant heeft de verf zich hier en daar wat vermengt met aarde
kleuren, de vloer is van beton, het is er donker en het oogt voor ons
westerlingen erg kaal en ongezellig. Middels gordijnen worden verschillende
kamers gescheiden van elkaar. Een kleine nauwe donker gang brengt ons
naar de achterkant van het huis, de muur wordt steeds zwarter en er hangt
rook we zijn in de buurt van de keuken. Eerst komen we het kleine kamertje
van de geit tegen, die slaap hier dus ook ‘s nachts binnen. Zodra
je de gang uit loopt en in de achtertuin aankomt is daar de keuken, drie
stookplekken met pruttelende potjes doet ons aan vroegere tijden denken
(ver voor onze geboorte, misschien wel een paar levens terug?!?!). Achter
in de tuin bevindt zich aan de linkerkant de waterput, een open gemaakte
olieton beschermt de 15 meter diepe put. Aan de ton een lang touw met
een emmer waarmee het water naar boven gehaald kan worden, Het water wordt
gebruikt voor wassen en koken Naast de bron en een net geplante bananenboom.
Rechts staan twee betonnen hokjes. De een is de wc (lees: gat in de grond),
de ander is de douche (lees: emmer water). Daarboven hangen grote rijpe
grapefruits, zwaar te bengelen aan de takken. Het is primitief maar erg
praktisch en wij vinden er prima onze weg………(ook ff
wennen.)
Door de tuin lopen kippen, kinderen, waslijnen, duiven, wasgoed, kikkers
en al wat nog meer. Er heerst een gemoedelijke sfeer. In de achtertuin
wordt ontzettend hard gewerkt met name door de vrouwen. De dames (jong
en oud) hebben allemaal hun eigen taak en op gebiedende wijze wordt duidelijk
gemaakt wat van een ieder verlangt wordt. Wij kijken het allemaal aan
en weten niet goed of we daar welkom zijn. (er gebeurd daar ook zo veel!)
Maar al snel worden er twee krukjes gebracht en wordt ons duidelijk gemaakt
dat we er bij kunnen komen zitten. Het harde werk gaat ritmisch door.
Er zit wel degelijk systeem in, blijkt voor ons later. We voelen ons een
beetje verlegen dat wij niets doen en pakken daarom soms zelf de emmer
om water te halen of vragen te helpen met koken. Dat is lachen, want wij
zijn toch gasten!!!
De volgende dag begeven wij ons richting Siffoe. Hier is daadwerkelijk
het project.
Buba reist elke dag 30 kilometer heen en dertig kilometer terug wat voor
hem een hoop tijd en geld kost. (met onze eigen auto deden wij er 47 minuten
over, Buba heeft geen eigen auto en is afhankelijk van de steeds overvolle
bus. !!!) Wanneer je in Siffoe aan komt dan neem je het eerste zandpad
links en vervolg je een lange weg door de bush bush.. (Buba en de werkers
van het land lopen dit elke dag, bij gebrek aan openbaar vervoer).
Uiteindelijk komen we aan op de plek van bestemming. Grote velden met
rijst, cassave, ocra, komkommers, bananenbomen, tomaten, aubergine, zoete
aardappelen duiken voor ons op, Dit in de middle off nowwhere. Op verschillende
plekken zijn vrouwen hard aan het werk.
Hier ontmoeten we Lammin, de project voorman. Hij komt uit het dorp, begrijpt
“farming” en coördineert een beetje de gang van zaken
met betrekking tot de verbouwing van de verschillende gewassen.
Wederom wordt uiterst vriendelijk en warm kennis gemaakt en krijgen we
een rondleiding over de velden. Overal worden vruchten of andere producten
te voorschijn getoverd en met trots aan ons gegeven zodat wij ze kunnen
proeven.
Wat opvalt is dat er overal op het terrein putten zijn gegraven en dat
sommige ingestort zijn, droog staan of een dood dier huishouden. De plek
heeft geen elektriciteit, geen kunstmatige watertoevoer en alles moet
met de hand gedaan worden. De vrouwen halen met emmers het water naar
boven en irrigeren het land tweemaal daags onder de brandende zon. Aan
de rand van het gebied ligt een kleine vijver met grote witte waterlelies
die zolang de voorraad strekt dient als bron.
Een a twee meter hoog gras infiltreert het terrein en er moet hoognodig
gemaaid worden. Aangezien we gekomen zijn voor het project willen wij
wel aan het werk, Er wordt hard gelachen…. Immers gasten werken
niet en op z’n Afrikaans wordt ons geen nee verkondigt maar wel
duidelijk gemaakt dat we echt niks hoeven doen. Ongemakkelijk proberen
we toch een beetje aan het werk te gaan, we zijn dat hele stuk niet voor
niets gereden, en zijn vast besloten wat te gaan doen. Aangezien het gras
gemaaid moet worden nemen we manchetten ter hand, met een ferme pols zwiep
wordt het gras aan de onderkant afgesneden en een aantal uur wordt er
hard gewerkt. De land eigenaren staan om ons heen en zijn onder de indruk
van ons harde werken maar vinden ons maar raar.
Wij bedenken wanneer ze willen dat hier toeristen komen werken dat ze
maar moeten wennen. Gaandeweg wordt er een modus gevonden en wordt er
een baan vrij gemaakt zodat met gunstige wind de rest in de fik gestoken
kan worden.
Wanneer het gras gemaaid is wordt door middel van palm bladeren (In het
midden hard en stekelig) een hek gemaakt. Recht naast elkaar maken ze
een redelijke afrastering. De koeien hebben nog wel eens de neiging om
op het land te komen grazen, wat ten koste gaat van de oogst.
Alles is primitief en dwingt respect af, de mensen die er werken zien
er “doorgewinterd” uit, vrouwen met flinke spierballen trotseren
hier de elementen.
En wij beseffen steeds meer hoe moeilijk het is; boeren in Afrika.
Lammin en drie andere heren helpen ons met het maaien (wij helpen hun,
doch zij staan er meer bij te kijken en te kletsen en laten ons onze gang
gaan en het werk voor wat het is. Zelfs zo erg dat wij zorgen maken over
het arbeidsethos.
En ander punt van zorg zijn de primitieve middelen die ze hebben, wanneer
we met z’n vijven aan de slag willen dan zijn er maar drie manchetten,
allemaal bot en bij twee ontbreekt een goed handvat zodat er maar drie
mensen half aan de slag kunnen gaan.
De putten storten vaak bij gebrek aan betonwanden in, waardoor sommige
stukken land verdort zijn. Het gebrek aan hekwerk maakt mogelijk dat de
wilde beesten de oogst op kunnen eten. En zo lopen ze vaak achter de feiten
aan.
Een ding hebben we mis, het arbeidsethos. Wij hebben ons laten verleiden
tot een vooroordeel, namelijk: dat de afrikaan niet zo hard zou werken.
Wanneer wij echter twee dagen later terug komen zien we dat ze zo ontzettend
veel werk verzet hebben dat het grote stuk wat we met z’n vijven
hebben gedaan in het niets valt Alom raken we meer en meer onder de indruk
van het project en de mensen die er werken. En zijn we blij met het hele
kleine steentje wat wij bij kunnen dragen, echter dat is voor ons niet
genoeg, het daagt uit tot meer.
Een oproep:
Wanneer iedereen die op deze site komt een paar euro overmaakt
naar de gezamenlijke rekening van Jerzy en Paula. (Wij zullen inzage geven
doormiddel van het noemen van de naam en/of initialen en/of kenmerk plus
het gestorte bedrag op deze internetsite onder het kopje: belangrijk (zie
menu of klik op deze link). (Dan kan je zien dat je gestort hebt en welk
totaal er is)).
Dan zullen wij over een aantal weken/maanden het geld over maken. Wij
hopen binnen de kortste keren 2500 euro (kosten van bron) bij elkaar te
hebben, zodat er een fundamentele waterput gerealiseerd kan worden.
En echt waar: niet een organisatie, niet een man maar het hele dorp wat
nog minder inkomen heeft als een laag maand salaris van een persoon in
Nederland kan er van genieten en krijgt een kans voor een goede toekomst.
Dus steek drie vuur pijlen minder af, eet iets minder kalkoen, of gooi
die paar euro niet in de snoep automaat, stap op de fiets, en bespaar
een rondje benzine, ga met de pet rond in je team of op je werk dan hebben
we dit geld snel bij elkaar. En denk niet de andere doen het wel, alleen
met z’n allen zal het lukken en heeft het een kans van slagen, en
elk steentje is een bijdrage. Laat wat van je horen !!!!!!!!!!!!!!!!!!!
banknummer:
Jerzy Koopmans eo Paula Bekema
Rabobank 30.34.64.992
Amsterdam.
En vermeld je naam of kenmerk.
Behoef je nog meer
motivatie/inspiratie of wil je gewoon meer weten van het project, kijk
dan onder het kopje “projecten” en lees het interview van
Buba Jammeh en Momodou Joal, indrukwekend met welke visie zij het project
vormgeven.
Een week lang wordt
er intensief samengeleefd met de familie, en wij hebben het gevoel volledig
opgenomen te zijn.
S’avonds wordt ons gevraagd of we willen douchen en een grote pot
met water wordt meteen verwarmt op het vuur. Een kaars geeft wat verlichting
en intussen hoor je de krekels zingen, de moskeen joelen en kijk je over
de muur de wijk in of op de waslijn in de keuken van de buurvrouw. En
zo sta je dus in je blote kont onder de sterrenhemel midden in een wijk
van Serrakunda je zelf te overgieten om weer eens fris en fruitig te worden………..
(een mooiste douche uit je leven moment).
Ook gaan we met Buba, Binta en Alieu naar familie in de provincie omdat
er een kind is geboren en deze na zeven dagen zijn naam krijgt (moslim
traditie).
Voor Babu en familie een kans om met onze auto aanwezig te zijn. Op de
kaart wordt de weg uitgestippeld, de bagage verdwijnt uit de auto, zodat
er een paar extra plekken gerealiseerd kunnen worden en volgens Buba is
het een paar uur rijden.
Wanneer we uiteindelijk veel te laat vertrekken blijkt de weg zo ongelofelijk
slecht te zijn, hij staat nu nog te boek (na 4 duizend kilometer verder
te zijn) als de meest slechte weg tot nu toe van de africanroads. Niet
een paar uur maar een dikke 6 uur wordt over het traject gedaan, iedereen
zit onder het stof en heeft een hoofdpijn vanwege zuurstof te kort of
het bonken tegen iets in de auto.
En het dorpje is maar zo’n 200 kilometer van Banjul vandaan.
Onderweg worden we door elke agent aangehouden en allemaal willen ze al
onze papieren zien. Ze zijn aan het zoeken of er iets mis is en ze ons
geld af kunnen troggelen. Waarschijnlijk vinden ze het verdacht dat onze
auto multicultureel is, en wakkert dit hun hebberige Sherlok Holmes gevoel
aan.
In het dorp worden we wederom zeer warm welkom geheten, iedereen heeft
zijn mooiste kleren aan en trots wordt het prachtig kind aan ons getoond.
Helaas zijn we te laat voor alle officiële ceremonies en belanden
we wat onwennig tussen alle ooms en tantes die zitten te…... zitten.
Bij navraag was het ook de eerste keer dat Buba hier is en zit hij net
zo onwennig naast ons.
Omdat het al laat in de middag is realiseren wij ons dat we in geen mogelijkheid
terug kunnen keren in Serrakunda en hier moeten overnachten. (hadden we
dat maar geweten, dan hadden we onze dekens,een lange broek tegen de muggen
en onze tandenborstel mee genomen, maar we hebben net al onze bagage achter
gelaten bij Buba thuis). Gelukkig kunnen wij de stamoudste overtuigen
dat het een hele eer is om in onze eigen tent op zijn terrein te mogen
slapen, hij wil eigelijk wil dat we in zijn huisje komen slapen maar geeft
uiteindelijk toe.
We staan met onze auto midden in de voortuin en er worden wat banken omheen
gezet een aantal mensen komen bij ons zitten. Aangezien het hele dorp
en alle families betrokken zijn bij dit feest valt onze aanwezigheid niet
al te veel op en gaat het eigelijke feest gewoon door.
Op een grote oude tractorband worden wat kaarsjes aan gestoken en we genieten
van het heerlijke eten in een heerlijke atmosfeer.
We krijgen veel en eten onze buikjes helemaal rond. Wanneer we uiteindelijk
moe en uitgepraat zijn en ons ernstig hebben verontschuldigt. En we de
oudste hebben bedankt voor het geweldige ontvangst en de hele eer dat
wij zij familie hebben mogen leren kennen en hij ons heeft duidelijk gemaakt
wat voor eer het is voor hem dat we zijn gekomen, klappen wij onze tent
uit.
Dit tot grote hilariteit van de mensen die om ons heen zitten. En spontaan
wordt er geapplaudisseerd een groepje oude wijze mannen komen al draaiend
aan hun lange grijze baard de boel inspecteren.
Zolang wij niet naar bed gaan blijven de mensen hier zitten en wij zien
aan Buba en Binta dat ze ook moe zijn (slimme Aleiu heeft al een plekje
gevonden en is er al lang tussen uit geknepen) en besluiten maar ons bedje
in te duiken. Midden in de “huiskamer” besteigen wij de trap
van ons huisje en zwaaien een ieder een goeie nacht. Wanneer ze diep in
de nacht de hyena’s horen huilen besluiten de gasten ook maar naar
bed te gaan en is het al weer vroeg ochtend wanneer de imam naast onze
tent op een grote ladder het allah hoe akbar (allah is groot) begint te
schreeuwen. Onze wake up call wordt in de dorpjes verderop beantwoord
met nog meer gebeden. En weer genieten wij van onze africanroads avontuur.
Inmiddels hebben wij geleerd hoe er in Afrika gepland kan worden en besluiten
wat druk op de ketel te zetten bij Buba en familie om op tijd weg te gaan.
Dit vanwege de lastige weg en waarschijnlijkheid dat we niet snel weg
kunnen. Eerst krijgen we een rondleiding bij de plaatselijke school, wat
een project is van een paar zweden.(eigelijk is Gambia (heel west afrika)
een groot project van de europeese unie ze zijn zeer trots dan wordt ons
het ontbijt aangeboden wat nog volledig geprepareerd moet worden. Eigelijk
wil Duell (de oudste, en vader van het kind) nog een geit slachten als
eer en dank van ons bezoek. Maar wanneer we zeggen dat we echt naar de
stad moeten om contact te krijgen met onze eigen familie in Nederland
omdat die anders ongerust zullen zijn krijgen we toestemming om weg te
gaan. Wel krijgen we een emmer verse melk, twee grote meloenen, een emmer
met een couscous gerecht mee voor onderweg.
Het hele dorp komt bij elkaar en er wordt nog een laatst gezamenlijk gebed
gebeden en dan kunnen we weg.
De weg terug is even lang en vermoeiend en sommige agenten zijn nog vervelender.
Jammer dat zo’n gastvrij land kapot gaat aan dit soort vertoon van
onderdrukking van met name zijn eigen burgers. Bij ons is het vaak het
praatje vanuit nieuwsgierigheid, bij Buba en de andere zijn grof en denigrerend
en azen ze op een extraatje verteld Buba ons.
De dagen daarna leren we op de handwassen (de echte kneepjes van het vak),
krijgt Paula een hoofd met vlechtjes en koken wij een keer voor de hele
familie, we leren de buren kennen en met de auto halen bossen vol sprokkel
hout buiten de stad omdat het daar goedkoper is.
We bezoeken het project nog een keer, spitten een veldje om waar het jonge
aanwas geplant kan worden op de van de Pavert’s manier (dit is een
oude omspit kunst uit de achterhoek die van Opa op moeder op kleinzoon
word overgedragen) En ontmoeten de derde man van het project Momodou.
Met hem en Buba hebben we een gesprek over het project en wordt het ons
duidelijk hoe het in elkaar steekt. (zie interview bij projecten)
Na een week van heerlijkheid moeten we afscheidt nemen. We zouden er nog
wel een jaar kunnen blijven maar het leven staat stil omdat wij er zijn
en we willen ze eigelijk niet op willen houden, er moet geld verdient
worden.
Doch wel degelijk zijn we beide geraakt en geëmotioneerd wordt er
afscheidt genomen. Wij realiseren dat wij ons luxe leventje weer induiken
en dat zij weer veel meer moeite moeten doen in het verkrijgen van middelen
van bestaan. Dankbaar zijn we dan ook Erwin, Leny dat zij ons in contact
hebben gebracht met de familie Jammeh. En snappen nu dat die vreemde vogel
in Nederland zo geëmotioneerd over Gambia kan praten en hebben bewondering
voor het werk en energie die zij in hun steken. Met een brok in onze keel
rijden wij weg, Vast besloten dit niet het laatste contact te laten zijn.
Senegal,
Mali, en Burkina Faso.
13 december tot en met 23 december 2004.
Aangezien kerst in aantocht is, wij naar zuid Afrika willen en onze auto
verscheept moet worden tijdens de feestdagen in Accra voelen wij een hete
adem in onze nek. Zeker ook omdat wij eind Januari een rendez-vous met
de familie hebben ergens in het verre zuiden.
We besluiten maar een flink eind te gaan rijden en willen voor de kerst
in Ghana zijn.
De tocht brengt ons door de Casemance, een stuk van Senegal waar zo nu
en dan nog wel eens rebellen schietend door het dorp gaan, (maar nu niet
meer hoor, oom militair zweert dat we er veilig kunnen rijden). Hier is
de beste weg naar Mali. We besluiten de visa aan de grens te halen, (wat
een beetje op hoop van zegen is want in de Lonely Planet staat dat deze
niet altijd verstrekt zal worden, (tip voor de reiziger, de lonely planet
van West afrika klopt niet altijd, valt soms zelfs tegen voor de echte
Overlander), met als kans dat we vier dagen vertraging krijgen als we
terug gestuurd worden naar Dakar om daar het visa te halen.
Onze dagen zien er dan als volgt uit: rond de klok van 6 uur wordt Jerzy
wakker springt uit bed en zet koffie en thee, trekt zes keer aan de tenen
van Paula dat ze wakker moet worden en wanneer ze met haar slaperige hoofd
uit de tent is gekomen wordt er ontbeten. De auto geïnspecteerd en
vakkundig wordt de tent binnen 2 minuten en 36 seconden dicht geklapt.
De spullen worden ingeladen, 2 flessen water voor in de auto klaar gelegd
en de kaart bestudeerd.
Dan vele uren van auto rijden, een natte bilnaad en een houten kont. De
wegen zijn afwisselend, gemiddeld rijden we niet harder dan 60 kilometer
per uur. En stoppen voor ezels, gaten, of politie posten. We zoeken een
mooi uitzichtpunt voor ons toilet. Eten wat in de middag en vervolgen
onze weg. In Senegal liggen veel dorpjes aan de weg en mag je er niet
harder dan 50 kilometer per uur. We proberen een eind punt te bepalen
en weten dat rond 18:00 uur het donker is en dat we dan op een plek willen
zijn waar we kunnen overnachten. De eerste avond willen we stiekem in
de natuur slapen en wanneer we net ons kampvuur aan hebben komt er een
jongen uit het niks naar ons toe en verteld dat het toch niet helemaal
veilig is om in de casemance de bush bush te slapen en nodigt ons uit
om met hem mee te gaan, we rijden terug het dorp in en worden voor gesteld
aan zijn oudere broer die een restaurant heeft en een hotel, (nu snappen
we ook waarom hij zo bezorgt is………) We besluiten maar
wat te eten en de boel eens uit te horen, intussen verzamelen zich allemaal
taxi’ s en busjes op het marktplein en lijkt iedereen daar te gaan
slapen, bij navraag bij de militairen blijkt het inderdaad niet helemaal
verstandig te zijn om buiten te slapen en dat het hier dood normaal is
om op de grote markt te overnachten. Wij bedanken de broer voor zijn hotel
en zijn zorgen. Maar klappen wederom met veel aandacht onze tent open
midden op het marktplein en kruipen vroeg ons mandje in, voor dag en dauw
staan we op en vervolgen onze weg naar de grens met Mali. Daar aangekomen
komen we zonder problemen en met veel vriendelijkheid de Senegaleense
grens over.
In Mali zijn ze nog vriendelijker, ze willen ze voor ons een “special
arrangement” maken vanwege het ontbreken van een visa.
Wanneer wij zeer overtuigend vertellen dat het de normaalste zaak van
de wereld is dat het visa aan de grens in Mali gehaald kan worden en dat
we dat wel vaker hebben gedaan en zij nog een keer aangeven dat het niet
helemaal de meest logische zaak is maar dat voor een klein bedrag niet
de hele rit terug naar Dakar gereden hoeft te worden, onderhandelen wij
tot een uiteindelijk zo genaamd een Win Win situatie een uitstekende prijs.
We betalen 15.000 duizend CFA per persoon, Later blijkt bij navraag dat
in Dakar de prijs van een visa naar de 22.500 CFA is gegaan en dat het
twee dagen duurt voordat je hem hebt. Dat scheelt ook in de kosten van
een Hotel, bedenken wij ons. De douaniers bedanken we buitengewoon en
wij vervolgen onze weg met een grote glimlach en een high five.
In Mali zijn nauwelijks politie posten er word hard gewerkt aan een asfalt
weg die ons snel naar de eerste grote stad Keyes in Mali brengt.
De volgende ochtend vervolgen wij onze weg via de c-route die via kita
naar Bamako gaat. Volgens de “planet” zijn alleen de eerste
15 minuten het zwaarst daarna zou het beter worden. Wij hebben volledig
mis gerekend want wanneer we ook nog eens verkeerd rijden realiseren wij
ons dat we de komende dagen op en rond een zandweg zullen rijden. Achteraf
vonden we dit toch wel een beetje spannend ook omdat we een afgebroken
schokdemper hebben die provisorisch is gerepareerd in Senegal. Veel respect
gaat dan ook uit na al die mensen die deze tocht in het regenseizoen (www.takker.nl
) hebben gemaakt
Wanneer ook nog eens de temperatuur van de auto tot ver boven het rode
balkje gaat, vrezen wij voor onze waterloo. En was het maar water want
dan konden we hem nog afkoelen. Oke, hoe zou Rocco dit oplossen….
Eerst maar een kopje thee, glaasje water en een hapje eten (niet dat Rocco
zoveel eet en drinkt ;-) maar misschien kwamen we zo op een logische gedachte).
Ook bedachten we ons dat alles maar op randsoen moest. De flessen en het
eten wordt geteld. De kaart wordt bekeken hoe en waar het dichtstbijzijnde
dorp is zodat we daar heen kunnen lopen. Want geen enkele Malinees onderneemt
op dit moment deze tocht alhier. (die nemen de gewonen weg).
Na enige overwegingen besluiten we het gaas voor de radiateur weg te halen,
het luchtfilter te verversen, de turbo te controleren en worden alle leidingen
gecontroleerd of er niks lek is in o.a. de koelvloeistof of dat de koppakking
van motor er tussen uit is gesprongen. Na een uurtje starten we de motor,
de temperatuur is gedaald tot normaal en wij vervolgen angstvallig onze
weg. De temperatuur nauwlettend in de gaten houdend. (Tot nu toe, is er
niks aan de hand, de temp is weer goed en wij zijn toch wel trotse bush
mechaniekers, ondanks dat we eigelijk niet weten waar het nou aan heeft
gelegen). Uiteindelijk komen we na een dag intensief rijden bij de pont
van een grote rivier en moeten wachten voor de oversteek. Wij, de auto,
de spullen in de auto, de spullen in de spullen, alles zit onder het zand
en stof. De hele auto heeft een laag van rood stof. Dit is pas stofhappen
realiseren wij, en bedenken dat het nog altijd erger kan, zo blijkt maar
weer. Op de boot staan we met een team dat waterputten boord voor de dorpen
en wij besluiten een stukje achter ze aan te rijden omdat ze naar de gewone
weg gaan en het ons slim lijkt die ook maar te gaan nemen. Ook omdat er
een oliekering in de linker voorwiel is geknapt en hij flink olie verliest.
Vlak voordat de zon helemaal onder is komen wij uit de bush bush aan bij
een dorpje. De hele crew van het boorteam stapt uit en kletst met de plaatselijke
bevolking, wij staan er maar wat om heen en bedenken ons dat dit misschien
een slaapplek is voor de nacht. Bij het vragen aan de plaatselijke oudste
of het goed is dat we tegen de rand van zijn dorp slapen krijgen we een
volmondig ja te horen en ondertoezicht van 20 kinderen toveren wij ons
hotel van de wereld te voorschijn. Wanneer ze vervelend worden omdat ze
wel heel dicht op onze vingers staan grijpt een vader in, hij uit twee
worden en alle kinderen maken dat ze thuis komen. De heer heet ons nog
een keer welkom in zijn dorp en zegt dat we wel een goede nachtrust verdient
hebben en niet door kinderen belast moeten worden.
De volgende dagen rijden we naar Bamako, de auto lijkt het toch nog goed
te doen en we hopen eigelijk Ghana te bereiken omdat ze daar engels spreken
en dan meer vertrouwen hebben in de reparaties. Onderweg komen we ook
nog twee Nederlanders tegen die het hele stuk op de fiets doen (http://home.hetnet.nl~marisjack/index.htm
) waarvoor ook weer petje af, het was wel even leuk om in de bush weer
eens Nederlands te kletsen. In Bamako staan we op een camping Le Cactus,
zo’n 12 kilometer van het centrum. We hebben niet bedacht dat het
weekend zou zijn en moeten dus een aantal dagen wachten op de ambassade
van Burkina Faso omdat ze dicht zijn. We genieten maar van de rust, we
halen de lekkerste ingrediënten op de markt en koken ons het ongans.
Ook is de auto en de kleding aan de buurt voor een grote schoonmaak, alles
wordt uit elkaar gehaald en in de week gezet, de auto krijgt een fijne
beurt in een wasstation (maar dan met een aantal mensen die hem handmatig
wassen). En de schade wordt opgemeten
Wanneer in het weekend een groep Engelsen arriveren en wij de tip krijgen
ook het visa op te halen bij de grens van Burkina faso besluiten wij maandag
ochtend vroeg naar Ouagadougou te rijden, de hoofdstad van Burkina Faso.
Ook hier zijn de grens formaliteiten geen enkel probleem, en durven wij
te vragen of we mogen blijven slapen. De officier spreekt engels en vindt
het goed. Wanneer we staan te koken komt hij wel even vragen of we niet
een bordje voor hem hebben want hij moet nog vierentwintig uur en is best
een beetje zielig, uiteindelijk koken we voor een man of vijf die allemaal
nieuwsgierig even in onze tent willen kijken en hebben we schik. De volgende
dag behalen we vroeg Ouagadougou en kunnen vlak voor het sluiten de Gambiaanse
ambassade naar binnen rennen. Via de engelse groep hadden we de naam van
Daniel gekregen, de beste employé van de ambassade, en hij wil
ons visa wel snel regelen, de volgende dag kunnen wij het visa krijgen
en onze weg naar Ghana vervolgen. Twee dagen zijn we beschamend in Burkina
Faso geweest, en ook daar willen we terug keren omdat het er ons zo leuk
lijkt.
Weer komen we aan bij een grens, en voelen we ons een soort van professionals
in grensovergangen. Niet meer onder de indruk van uniformen of schreeuwende
handelaren die wat van je willen, rustig overzien we de grenspost en bedenken
hoe we het gaan aanpakken. Bijna bij elke grenspost staan er mensen die
je graag willen opjagen zodat je je ongemakkelijk voelt en toch maar geld
gaat uitgeven. Wij worden niet zomaar van ons stuk meer gebracht. Want
wij hebben al een stukje gereisd.
GHANA
december 2004
22 december rijden we Ghana in en slapen snachts bij de katholieke missiepost.
De volgende dag rijden we via Tamale naar Kumasi in de richting van Accra.
Een aantal dingen vallen op, de ronde hutjes van riet en klei maken plaats
voor meer en meer betonnen woningen, de taal is engels, en ongeveer elke
straat heeft zijn eigen kerk, met uithang bord.
Het lijkt in zijn algemeenheid een stukje minder arm als voorgaande landen.
Wij realiseren ons dat we afscheidt nemen van een indrukwekkend stuk Afrika.
In Ghana vieren we kerst en zullen opzoek gaan hoe onze auto te verschepen.
De volgende update zal er zijn vanuit Zuidelijk Afrika, En wij hopen dat
het iets sneller is als deze, voor iedereen een ontzettend goed uiteinde
denk nog een keer aan het project van Buba Jammeh, wees voorzichtig met
vuurwerk, en dat 2005 een fantastisch jaar mag worden.
De beste Wensen
Paula en Jerzy
Mauritanië.
Naar mate we dichter in de buurt komen van Mauritanië hoe minder
auto’s er nog rijden, eens in de zoveel tijd doemt er een politie
post op waar een aantal mannen in de schaduw thee zitten te drinken, voor
de rest reikt de weg tot aan de horizon en zie je aan de einder de hitte
als damp omhoog stijgen, het beeld van de weg vertroebelen.
Een claustrofobisch gevoel beklemt ons zo nu en dan, het is zo groot en
er is zo niets dat wanneer je realiseert dat als het hier fout gaat, het
ook echt fout is. Het plan was om de nacht in de woestijn door te brengen,
maar voor dat we het door hebben duikt het bordje met douane op en hebben
we de grens van Marokko bereikt. Wij besluiten door te gaan en te zien
waar het schip strand… Het spel wordt gespeelt, de officier laat
zien dat hij officier is en wij stellen ons iet wat nederig op zodat de
passage snel geschiet en voordat we het door hebben rijden we niet verwacht
en ongepland in niemand’s land.
De weg houdt meteen op en veranderd in een piste, na een klein stukje
te hebben gereden rijden we over een heuvel en komen we op een grote ronde
plek waar een aantal mensen druk staan te gebaren waar je naar toe moet.
Ze willen graag dat je stopt en met ze kennis maakt, het zijn gidsen die
je door het mijnen veld willen loodsen, ze weten de weg bij de douane
en beloven een snelle doorgang. Wij hebben ons voorgenomen dat we er zelfstandig
willen gaan, in ieder geval naar noadibouh, daar kan je altijd nog een
gids krijgen.
Bij de Marokkaanse grens staat twee Zwitserse stelletjes, wij nemen ons
voor een beetje bij elkaar te blijven, doch bij grenspost merken wij al
snel dat zij het aardig verpesten voor alle reizigers die nog moeten komen
en zeker voor ons, angstvallig loopt de vrouw met een gemaakte glimlach
heen en weer tussen haar auto en de douanepost, ze maakt de indruk erg
nodig te moeten poepen, ze pakt cadeautjes op commando.
Haar man schreeuwt uit de post dat ze ook nog een zak met kruidnagelen
moet af geven omdat de douanier tandpijn heeft. Nadat zij klaar zijn komen
ze gelukkig en opgelucht naar buiten, ze mogen Mauritanië in.
Per persoon 15 euro betaald, een aantal flessen water een zak kruidnagel
en paracetamol en vier hartverzakingen achterlatend. Wij vervloeken ze
want dat gaat ons natuurlijk ook wat kosten. Paula gaat als eerste naar
binnen en de mannen zijn verbaast dat niet ik als man als eerste naar
binnen ga maar Paula. Ze vragen haar om een cadeau en Paula begint hard
te lachen en geeft aan dat zij nou wel is een cadeautje zou willen hebben,
de mannen lachen. Er wordt om tien euro gevraagd en wanneer wij protesteren
wordt ons duidelijk gemaakt dat die tien euro er echt bij hoort, ze geven
zelfs een officieel reçu. Wij besluiten die maar te betalen. Dan
volgt de volgende post “customs” wederom hebben die Zwitsers
van alles betaald en zijn wij bang dat ons geluk op is, zeker wanneer
we ook nog een formulier verkeerd invullen wordt ons duidelijk gemaakt
“this gonna cost you” we knijpen hem maar zijn vast besloten
niks extra’s uit te geven en hard lachend reageren we zeer overdreven
de douanier nadoend “No this gonna cost us nothing”. Ook daar
moeten we 10 euro belasting betaling voor de auto en mogen we door de
post zonder al te veel problemen, blijkbaar ruiken ze het waar wat te
halen valt. We zijn in Mauritanië en moeten als de donder naar nouadibou
omdat het donker begint te worden. Een groot bord aan de kant van de weg
maakt duidelijk dat het beter is niet van de weg af te gaan dan ga je
een been een arm of je leven missen, elke 22 minuten overlijdt er in de
wereld iemand aan een landmijn, dus blijf op de weg.
De politie posten die volgen zijn uiterst vervelend; ze willen allemaal
een cadeau, wij geven geen cadeaus en wanneer ze moeilijk doen dan bieden
we ze wat te eten aan, Deze tip kregen we zodat ze het gevoel hebben dat
ze aan het bedelen zijn, en alleen de laagste klasse die bedelt. Een enkele
agent interesseert het niks en neemt een hand sinasappelen aan. Neemt
dan nog alle tijd om onze passen door te nemen en alles op te schrijven.
Bij een post staat een jonge jongen die aangeeft dat hij naar de stad
wil, aangezien het donker is moet hij daar snel wezen, in ruil voor een
snelle doortocht door de politiepost besluiten wij hem mee te nemen. Hij
kruipt op het dak en neemt plaats in de band die op het dak ligt, hij
loodst ons door de stad, Hij brengt ons naar het geldwisselkantoor en
naar de verzekeringsagent voor de auto. Hij vindt het uiterst fijn dat
hij mee mag, en wij hebben een gratis gids.
In de stad is het pikdonker, er is geen verlichting en er lopen mensen,
honden, geiten, kamelen kriskras door elkaar heen, de weg is oud en is
half bedekt met zand. Een wereld van verschil met Marokko. De verlichting
van veel auto’s is kapot of je wordt verblind door groot licht dat
iemand luk raak aan heeft staan.
In de stad rijden we om geitjes die midden op de weg staan en trappen
op de rem voor mensen die uit het niks over steken. De jongen brengt ons
naar de camping, Daar belanden we wederom tussen de grote groep Nederlanders
van de Amsterdam - Dakar rally. Zij gaan de volgende ochtend weg en wij
weten niet meer wat te doen om ze kwijt te raken, we zitten nou eenmaal
op de zelfde route en een andere optie is niet een twee drie voor handen,
we balen.
De reis over de grens en de rit naar de stad was best spannend, malend
liggen wij die nacht in bed; wat moeten we doen; wel een gids of geen
gids, is elke post zo vervelend.en hoe zal het hier gaan, liggen er wel
echt mijnen. Wanneer ook nog eens een groep Nederlanders lawaai gaan maken
is het gedaan met onze nachtrust.
De Gids
De volgende ochtend, wanneer iedereen is vertokken komt Achmed naar ons
toe, een kleine man in een lang blauw gewaad met een wat grijze baard
die in gebrekig engels verteld dat hij een gids is en ons naar de hoofdstad
Nouakchott wil brengen. Zijn vrouw is bevallen van een kind en hij heeft
geld nodig. Beiden zijn we niet helemaal overtuigd van onze eigen stuurman’s
kunst door mijnenvelden en besluiten hem maar aan te nemen. Om 15:00 uur
zouden we vertrekken. In de auto wordt de midden-console omgetoverd tot
een derde stoel waar de dunste van ons drie in mag zitten. Op de camping
ontmoeten we peter hij is op een oude Zundap vanuit Groningen naar Mauritanië
gereden en dwingt veel respect af we noemen hem als zoveel “the
Zundap man”.
Wederom wordt de proviand aangevuld en stipt om 15:00 uur rijden we weg,
Achmed lijkt wat haast te hebben. En geeft aan dat hij voor het donker
op een very beautifull quit place wil zijn… Het eerste stuk kennen
we, want daar hebben we dag ervoor ook al gereden, bij het bordje Nouakchott
blijven we gewoon op de weg, ook hier is het een grote zandbak met de
weg tot aan de horizon en zijn ze hard aan het werk om een geasfalteerde
weg te realiseren tussen Noadibou en Nouakchott. En wel precies tussen
de mijnen door ????!!! Dat hadden we dus zelf wel gekund, tegen de tijd
dat we dat realiseren en beginnen te balen dat we een gids hebben genomen
geeft Achmed aan dat we maar is een flinke bocht naar rechts moeten nemen.
Hij loodst ons midden de woestijn in waar geen pad is. Ik dreig meteen
vast te komen zitten en Achmed zit nee knikkend naast mij, mij op te jutten
dat ik sneller moet gaan want we moeten voor het donker op de plek van
bestemming zijn, Wanneer hij ook nog de auto begint af te kraken dat de
cilinder’s het niet goed doen zakt mij de moed in de schoenen. Het
rijden is toch wel spannend en Achmed vraagt of hij het stuur moet over
nemen, en geslaagde aanval op mijn gemoedsrust maakt dat ik graag het
stuur over geef. Dan begint er een soort van zeer vermakelijk rally door
de woestijn, Achmed rijdt over wegen die wij niet zien en manoeuvreert
onze auto als een schip op zee door de leegte van de woestijn. De zon
begint onder te gaan en Achmed trap nog maar wat harder op het gas, De
auto veranderd in een grote stofwolk en alles krijgt een laagje zand,
onze ogen prikken. Eens in de zoveel tijd duikt de auto in een gat en
horen we de achteras en veren op elkaar duiken wat een harde doffe metalen
klap geeft. Dan is het gedaan met het vermogen van de auto, wij beginnen
te balen dat we het stuur uit handen hebben gegeven en verliezen volledig
het vertrouwen in onze Landcruiser. Dat wordt Africanroads te voet.
Achmed geeft aan dat het geen probleem is, hij is Mechanieker naast gids,
vertaler, auto verkoper geitenhoeder, woestijn specialist en wat al niet
meer. Waarschijnlijk is het iets met de brandstof.
Het is pikke donker als we aankomen op de o zo beautifull place midden
in het niets….wat schept onze verbazing daar staan weer alle auto’s
van de Amsterdam – Dakar rally en weer klink corry Konings door
de nacht. Achmed kan die nacht bij zijn vrienden slapen, de andere gidsen,
wat meteen zijn haast verklaart. Wij klappen pissig onze tent uit op een
flinke afstand van de anderen.
Wanneer er vervolgens een tulband op ons aankomt lopen en aangeeft dat
we op een camping staan en moeten betalen is het tijd voor ruzie. Wij
geven aan dat we geen bordje hebben zien staan met camping, wij de toiletten
missen en ook geen receptie hebben gezien, we verwijzen hem door naar
Achmed, die zoekt het maar uit. Wanneer ze onbeschoft worden trekken wij
van leer in het Nederlands en maken de man uit voor rotte vis, waar hij
het lef wel niet vandaan haalt hier geld te vragen. Achmed krijgt de opdracht
zijn spullen te pakken want wij verhuizen naar de volgende zandbak. Onze
gids is enigszins geschrokken van onze assertieve reactie en heeft geen
zin om te verhuizen en besluit zelf maar te betalen.
Voor dag en douw lig ik op de auto de brandstoffilter te vervangen en
Paula pakt de auto in, we willen zo vroeg mogelijk weg zodat we voor de
groep Nederlanders uit kunnen rijden. Wij willen eerder naar de grens
met Senegal kunnen. Dit omdat er in totaal drie groepen Nederlanders door
Mauritanië rijden en de eerste groep grote problemen heeft gemaakt
bij de grens en ze veel geld betalen om de overtocht te mogen maken.
Om 8 uur zijn we reisklaar, Achmed komt ons opzoeken en geeft aan dat
we helemaal niet weg kunnen vanwege drijfzand. De zon moet eerst een paar
stukken zand goed verhitten voordat wij er over heen kunnen rijden. Er
wordt een lekker kopje thee gezet en wij besluiten ons maar over te geven.
Laat op de ochtend vertrekken we in onze landrcuiser die geen kuren meer
vertoont.
De tocht gaat door het nationale vogel park van Mauritanië wat verdomd
veel op een woestijn lijkt, waar geen vogel te bekennen is. De woestijn
begint al wel echt op de Sahara te lijken. Hele heuvels van alleen maar
zand duiken steeds vaker op. De 4x4 wordt regelmatig ingeschakeld en bij
de eerste grote zand formatie staan een aantal Nederlanders tot aan de
assen vast in het zand. Ze rijden bijna allemaal in gewone auto’s
die niet meer dan 500 euro mochten kosten zodat ze die kunnen schenken
in Gambia. Aangezien ze de auto toch weg geven wordt er vrijpostig met
het materiaal om gesprongen. We besluiten maar te helpen, Achmed verbiedt
ons om met onze auto te trekken want vanwege de cilinder problemen en
mogelijk koppakking problemen is hij bang dat de auto stuk gaat en hij
naar de bewoonde wereld moet lopen. We graven en duwen wat af. Gelukkig
rijden Peter en Wilco in een super lichte 4x4 van Japanse makelarij die
niet vast te krijgen is en met z’n allen trekken we alle auto’s
uit het zand en brengen we ze naar iets meer begaanbare wegen. Onze gids
vind het ook wel prettig dat hij in de buurt is van andere gidsen, zodat
ze samen de eigenwijze respectloze, vervloekte Hollanders de weg kunnen
wijzen. Wij besluiten maar een beetje in de buurt te blijven want het
voelt ook wel prettig, daarbij blijken het ook nog wel aardige gasten
te zijn waar het goed mee lachen is zo midden in de grote zandbak.
Na een dag noeste arbeid komen wij aan bij het einde van het park, weer
moeten we betalen. Ook is dit de plek waar het laatste gedeelte van de
piste begint naar Nouakchott. Bij eb over het strand een kleine 150 kilometer
overbruggen.
Maar voordat we dat moeten gaan doen wordt eerst besloten waar te gaan
slapen, Achmed veranderd van plan en wil niet meer met de groep mee rijden
omdat hij bang is dat we veel auto’s uit het zand moeten trekken
en dat de helft van de auto niet aan zal komen. Aangezien het vloed aan
het worden is kunnen we ook niet meer over het strand. Er wordt wat heen
en weer gereden, uiteindelijk nemen we toch de beslissing om een klein
stukje over het strand te rijden naar een vissers dorpje en dat we daar
gaan slapen. We laten de groep achter ons en geven toe in de stemming
van Achmed die alleen verder wil. Het rijden over het strand wordt met
de minuut spannender je ziet de zee sluiten en het is niet overal mogelijk
het land op te rijden, na een tijdje komen we het karkas van een Duitse
bus tegen, die je doet beseffen dat het echt niet leuk is om vast te zitten.
Vanwege de haast neemt Achmed weer het stuur over doch na een aantal kilometer
hebben wij helemaal geen zin in haast en dwingen Achmed maar te stoppen
zodat we op dit idyllische plek de nacht kunnen doorbrengen. Midden in
de Sahara op de mooiste plek vlak bij het strand slaan wij ons kampement
op. We zetten Achmed in een stoel en zegen dat hij nu gast is bij restaurante
Koopmans Bekema en besluiten heerlijk te gaan koken en zien uit naar een
nacht onder de sterren.
Wanneer het blik spinazie open getrokken is en de geur van pasta onze
hongerige magen prikkelt horen we het geluid van auto’s, even zijn
we bang dat we bevat zijn door een fata morgana maar nee het is realiteit.
In de verte duikt de grote groep Hollanders op. Zij hebben besloten ook
een stuk over het strand te rijden en wanneer ze ons zien en de zee echt
hoog aan het worden is stoppen ze. Wij trekken de conclusie “if
you can beat them join them” en zijn blij weer bij ze in de buurt
te zijn, gebroederlijk worden er verhalen en eten uitgewisseld.
De volgende dag duurt het gelukkig lang voordat het water is gezakt en
wij over het strand kunnen rijden, er steekt in de ochtend een heuse zandstorm
op en er is tijd voor een romantische wandeling langs een leeg verlaten
strand. Rond een uur of 13:00 kunnen we echt beginnen aan de laatste etappe
naar Nouakchott. Wanneer we een grote rots tegen komen zijn alleen wij
instaat om er over heen te gaan met de auto, de 4x4`s van de rallyploeg
kunnen er ook wel over maar moeten andere auto’s slepen en besluiten
een om te rijden.
Het ritueel herhaalt zich, oneindig veel strand, de zee die weer vloed
woord en nerveus tikt de klok sneller en sneller. Steeds vaker dichten
de golven het strand. Achmed begint ons op te jutten dat we op moeten
schieten. Uiteindelijk nadat Achmed vele malen heeft gezegd hoe goede
gids hij wel niet is en dat we blij met hem mogen zijn zegt hij opeens
dat ik naar links het strand het duin in moet rijden, we zijn namelijk
in de buurt van de hoofdstad, zonder vaart en zonder 4x4 rijd ik in een
hele grote hoop zand. Vast. In zijn achteruit en nog veel vaster, 4x4
aan… muurvast. Wanneer we de auto inspecteren komen we tot de conclusie
dat hij tot aan de onder kant helemaal vast zit, de wielen hangen in het
luchtledige en hebben geen grip meer. Dit word heel veel graven. Achmed
besluit eerst maar eens thee te zetten. Wanneer we over het duin kijken
dan is er nog veel meer van het lossen zand en vrezen wij dat het een
avond graven woord. Wanneer de thee is genuttigd, we zijn belaagd door
100000000 vliegen beginnen we met graven, Paula mag niks doen, Achmed
en ik rollen de mauwen op en graven de wielen vrij. Doch na veel gegraaf
met weinig resultaat besluiten we maar zoveel mogelijk bagage uit de auto
te gooien en de zandladders te voorschijn te halen. Op het moment dat
ik op het dak sta komt daar onze redding aan. De gasten van de Amsterdam
- Dakar hebben maar een klein stukje om gereden en zijn verder ook over
het strand gegaan. De Landcruiser wordt voorzien van sleeplinten en twee
Nissan-Patrols trekken ons uit het zand. Achmed kan de boom in want wij
gaan hier niet het duin in, we rijden achter de Patrols aan. Uiteindelijk
moeten we wel van het strand vanwege de vloedlijn. De kaart en de gps
geven aan dat we echt in de buurt van de stad zijn en dat we van het strand
kunnen. Nadat alle banden leeg gelopen zijn naar 1.5 bar, de auto in zijn
4x4 is gezet, rolt onze Landcruiser vakkundig door het mulle strand zo
de stad in. We zijn aangekomen in Nouakchott.
Achmed brengt ons naar een herberg waar ook de helft van de groep van
de Amsterdam – Dakar rally is en het bier en wijn in het o zo alcohol
vrije Mauritanië vloeit rijkelijk, en het bleef nog lang onrustig.
De dagen daarna worden in beslag genomen door ontkatering en het stof
vrij maken van de auto. Getracht wordt het internet op te zoeken maar
wanneer de postduif sneller blijkt te zijn en geen html begrijp, besluiten
wij onze weg te vervolgen naar Senegal en daar voor de up-date te zorgen.
Via Nouakchott rijden we naar het zuiden naar Rosso en vlak voor het plaatsje
gaan we rechts richting Diama zodat we niet met de pont over moeten maar
via een brug naar het nieuwe veel belovende Senegal.
|
|